4.3Het oordeel van de rechtbank
Op vrijdag 13 oktober 2017 vond omstreeks 19:15 uur een ongeval plaats op de Langevieleweg te Middelburg tussen een personenauto, merk Hyundai, en twee fietsers. De twee fietsers, [slachtoffer 1] [achternaam slachtoffer 1 en 2] (hierna: de vader) en zijn destijds 6-jarige zoon [slachtoffer 2] (hierna: de zoon), zijn daarbij zwaar gewond geraakt.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag rond 14:00 uur naar een kennis in Middelburg is gereden, waar hij om 15:00 uur aankwam. Vanaf dat moment tot 18:00 uur, toen hij als bestuurder in zijn Hyundai vertrok om boodschappen te gaan doen in de Stromenwijk, heeft hij vier flesjes bier van 30 centiliter gedronken. Toen hij met zijn Hyundai de Langevieleweg op reed, reed hij 50 kilometer per uur. Een auto vóór hem reed langzaam en hij besloot deze auto in te halen. Er was op dat moment wel ander verkeer, maar het was volgens hem op dat moment veilig om in te halen. Terwijl hij de auto voor hem inhaalde, kwam er een andere auto de Langevieleweg op die vóór de in te halen auto ging rijden. Hij kon toen niet terug naar rechts op de rijbaan, waardoor hij deze auto ook heeft moeten inhalen en een middengeleider in de weg via de linkerkant moest passeren. Na deze middengeleider kon hij pas gaan invoegen naar rechts toen de bocht begon. Terwijl hij dit deed, zag hij de fietsers in een flits en reed ze aan. Op de vraag of hij nog heeft geremd, heeft verdachte wisselend verklaard. Bij de politie heeft hij verklaard, dat hij volop heeft geremd. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij licht heeft geremd, omdat hij de fietsers pas laat zag. Hij heeft voorts bij de politie verklaard dat hij ten tijde van de aanrijding op de linker weghelft reed.
Vóór de aanrijding heeft hij netjes gereden, aldus verdachte. Hij vindt wel dat hij door zijn rijgedrag anderen in gevaar heeft gebracht, omdat hij veel te lang links heeft gereden.
Verdachte heeft voorts verklaard dat de Langevieleweg een drukke straat is en dat het vlak voor het ongeluk ook redelijk druk was.Hij zag auto’s en voetgangers op het trottoir.Hij schat in dat hij 60 kilometer per uur reed op het moment van de aanrijding, omdat hij aan het inhalen was.
Hij heeft voorts verklaard dat hij tot zijn dertigste in Middelburg heeft gewoond, dat hij alle straten wel kent, dat hij in de Stromenwijk heeft gewoond en wel vaker op de Langevieleweg heeft gereden, en dat hij nog een aantal keren per maand in Middelburg komt.
Onderzoeksgegevens
- ademanalyse
Na het ongeval heeft verdachte om 19:51 uur meegewerkt aan een ademanalyseonderzoek, met als resultaat een score van 490 microgram alcohol per uitgeademde liter lucht.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte over zijn alcoholconsumptie niet juist kan zijn. Immers, uit algemeen toegankelijke bronnen op internet kan worden afgeleid dat een uitslag als waarvan bij verdachte sprake is, past bij een inname van meer dan vier flesjes bier.
- forensisch onderzoek/onderzoek ter plaatse
Het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Langevieleweg, gelegen binnen de bebouwde kom van Middelburg, waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur geldt.De Langevieleweg bestaat uit één rijbaan met aan beide zijden een fietsstrook van roodgekleurd asfalt met een onderbroken streep, bestemd voor verkeer in beide richtingen. Vóór de plaats van het ongeval is een middengeleider met voetgangersoversteekplaats gesitueerd. Vlak na de plaats van het ongeval is een voetgangersoversteekplaats gesitueerd, waarna het wegverloop een bocht naar links maakt.
Op de plaats waar de fietsers de Langevieleweg op zijn gereden, kort voor de voetgangersoversteekplaats na de middengeleider, zijn evenwijdig aan het wegdek van de Langevieleweg langs het fietspad haaientanden aangebracht.
Het wegdek was ten tijde van het onderzoek op 13 oktober 2017 droog en schoon. Op het moment van de aanrijding was het donker. De openbare wegverlichting brandde en was natrium van kleur.
Uit de inpassing van de bij de aanrijding betrokken voertuigen is gebleken dat bij de aanrijding de vader links van zijn zoon reed, en dat het achterwiel van de fiets van de zoon zich op dat moment ter hoogte van het voorwiel van de fiets van de vader bevond. Bij de aanrijding is de fiets van de vader als eerste geraakt. Hij is door de rechter voorzijde van de auto van verdachte geraakt. De zoon is met zijn fiets door de linker voorzijde van de auto van verdachte geraakt.
De Hyundai is tot stilstand gekomen ter hoogte van pand [huisnummer] van de Langevieleweg.
De fiets van de vader is tot stilstand gekomen op het trottoir aan de rechterzijde, tegen de gevel van pand [huisnummer] . Het voorwiel van deze fiets is aangetroffen aan de linkerzijde van de weg ter hoogte van pand [huisnummer] . De kinderfiets van de zoon is aangetroffen op de rijbaan ter hoogte van pand [huisnummer] , vóór de voorzijde van de Hyundai.Op de fietsstrook ter hoogte van huisnummer [huisnummer] is de zoon aangetroffen. De vader lag op de stoep voor huisnummer [huisnummer] .
De botssnelheid is vastgesteld op minimaal 61 kilometer per uur en maximaal 67 kilometer per uur. Uit vooronderzoek van het NFI blijkt dat er aanwijzingen naar voren zijn gekomen die erop wijzen dat de bestuurder heeft geremd ten tijde van het ongeval, hetgeen inhoudt dat de gereden snelheid voor het ongeval hoger heeft gelegen dan de berekende botssnelheden. Hoeveel hoger is niet te bepalen.
De rechtbank overweegt dat de door verdachte gereden snelheid niet met zekerheid is vast te stellen. In ieder geval is die snelheid hoger geweest dan de door hem verklaarde
60 kilometer per uur, gelet op de berekende minimale en maximale botssnelheden. Op basis van die berekende snelheden, in combinatie met de opmerkingen van het NFI hierover en de hierna weergegeven getuigenverklaringen acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte voorafgaand aan het ongeval ten minste 70 kilometer per uur heeft gereden.
- getuigenverklaringen
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij die avond omstreeks 19:15 uur in haar auto op de Langevieleweg reed vanuit de richting van de Burgerweidestraat in de richting van de Koudekerkseweg. Zij reed op dat moment met een snelheid van 30 kilometer per uur. Zij schrok omdat ze geheel onverwacht werd ingehaald door een lichtgrijze personenauto met hoge snelheid. Zij zag dat de bestuurder van deze auto, nadat hij haar had ingehaald, aan de linkerzijde op de rijbaan bleef rijden en dat hij niet naar rechts kwam, en dat hij ook in de flauwe bocht helemaal links op de rijbaan bleef rijden, op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer. Zij zag dat er een fietser uit de tegengestelde richting kwam en dat de lichtgrijze auto tegen deze fietser botste.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij die avond tussen 19:15 en 19:35 uur in zijn auto op de Langevieleweg reed. Hij reed tussen de 40 en 50 kilometer per uur. Voor hem reed nog een personenauto op een afstand van ongeveer tien meter. De rechtbank gaat ervan uit dat dit de personenauto van getuige [getuige 1] moet zijn geweest.
Getuige [getuige 2] heeft voorts verklaard dat hij ter hoogte van de Burgerweidestraat werd ingehaald door een klein model beige of witte personenauto, die met een behoorlijk hoge snelheid reed. Hij zag dat de bestuurder van die beige/witte auto ook de voor hem rijdende personenauto inhaalde. Hij zag dat de bestuurder van de beige/witte auto aan de linkerzijde van de weg bleef rijden en dat hij ook een verhoogde verkeersheuvel aan de linkerzijde voorbij reed. Nadat hij die verkeersheuvel was gepasseerd, zag [getuige 2] dat de bestuurder aan de linkerkant van de weg bleef rijden, met een behoorlijk hoge snelheid. Door de bocht die daarna volgde, verloor [getuige 2] de bestuurder uit het oog. Hij zag wel dat er in de bocht iets in de lucht vloog.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte dat een tweede auto invoegde vóór de auto die hij eerst inhaalde, zodat hij tegen zijn verwachting in ook die tweede auto moest gaan inhalen, niet overeenkomt met de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] op dit punt. Op het moment dat getuige [getuige 2] werd ingehaald, reed getuige [getuige 1] al vóór hem.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij die avond op de Langevieleweg bij eetgelegenheid ‘ [naam 1] ’ op het trottoir stond. Hij hoorde een auto met hoge snelheid aankomen. Hij schrok ervan. De auto ‘zoefde voorbij’. Hij zag dat de auto links van de op het wegdek aangebrachte strepen en vlakken reed. De getuige zei tegen zijn vrouw ‘die auto gaat zo hard, dat kan niet goed gaan’.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 13 oktober 2017 omstreeks 19:15 uur over de De Ruyterstraat in de richting van de Langevieleweg reed. Kort voor de kruising van de De Ruyterstraat met de Langevieleweg zag hij een bestuurder van een zilverkleurige Hyundai, volgens hem type Getz, ‘als een debiel’ over de kruising komen rijden. Hij viel direct op door zijn snelheid. Kort na het passeren van de kruising reed de getuige de Langevieleweg op en reed dus achter de Hyundai aan. De getuige zag dat de bestuurder een auto inhaalde en dat hij op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer reed. Hij zag dat de bestuurder na het inhalen weer naar zijn eigen weghelft wilde gaan. Plotseling zag de getuige dat een man die op zijn fiets reed door de lucht vloog. De getuige zag vervolgens dat er ook een jongetje werd aangereden door de bestuurder van de Hyundai. De getuige schat de snelheid van de Hyundai op 70 tot 80 kilometer per uur. Hij kwam kort achter de Hyundai de Langevieleweg op en zag dat de bestuurder sterk op zijn eigen snelheid uitliep.
De rechtbank overweegt dat uit openbaar toegankelijke bron (routeplanner van de ANWB, beschikbaar op internet) blijkt dat de afstand tussen eetgelegenheid ‘ [naam 1] ’ aan de [straatnaam 1] , en huisnummers [huisnummer] van die weg (die gelegen zijn tegenover de brandgang van waaruit de fietsers zijn gekomen) ongeveer 250 meter betreft. De afstand tussen [straatnaam 1] en de kruising van de Langevieleweg met de Burgerweidestraat betreft een afstand van ongeveer 120 tot 130 meter.
Uit de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] kan worden afgeleid dat verdachte ruim vóór de kruising met de Burgerweidestraat, en dus vóór de start van zijn inhaalmanoeuvre, al hard reed en dat hij deels ook op de linkerhelft van de weg reed.
Getuigen [getuige 5] en [getuige 6] stonden buiten bij eetgelegenheid [naam 2] , gelegen aan de [straatnaam 2] , en vanuit de rijrichting van verdachte gezien, gelegen vlak vóór de middengeleider op de Langevieleweg. Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij werd opgeschrikt door een hard geluid van een personenauto. Zij hoorde dat het gas hard werd ingetrapt. Zij zag een grijze Hyundai, type Getz, met een hoge snelheid twee personenauto’s op de Langevieleweg inhalen. Toen hij die auto’s inhaalde, reed hij volgens de getuige links van de weg. Zij schat de snelheid van de auto’s die hij inhaalde op 40 tot 50 kilometer per uur. De snelheid van de inhalende auto was volgens haar veel harder. Zij schat die snelheid op 70 tot 80 kilometer per uur. In ieder geval was deze snelheid volgens haar ‘echt absurd hoog ten opzichte van de weg ter plaatse’. Ineens hoorde zij een klap. Zij zag dat de auto die het ongeval veroorzaakt had dezelfde auto was die zo hard voorbij reed.Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat zij ook heeft gezien dat de bestuurder van de personenauto veel te hard reed.
De rechtbank overweegt dat de afstand tussen de kruising Langevieleweg/Burgerweidestraat en de middengeleider ongeveer 40 meter betreft, hetgeen een zeer korte afstand is voor het inhalen van twee auto’s. Het moet voor verdachte onmogelijk zijn geweest om na het inhalen van de twee auto’s vóór de middengeleider weer op de rechter helft van de weg te gaan rijden. Door op zo’n korte afstand vóór een middengeleider twee auto’s te gaan inhalen, waardoor ook de middengeleider links moest worden gepasseerd, heeft verdachte een situatie in het leven geroepen waardoor hij veel langer dan normaal gesproken voor het inhalen van twee auto’s nodig zou zijn, op het linker deel van de weg moest rijden.
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat hij die avond met zijn gezin over de Langevieleweg fietste richting de Koudekerkseweg. Toen hij ter hoogte van huisnummer [huisnummer] reed, hoorde hij achter zich een auto fel/hard accelereren en nagenoeg gelijk een harde klap. Hij zag daarna een kinderfietsje over de weg vliegen. De auto van de veroorzakende bestuurder stond midden op de weg stil.
Getuigen [getuige 8] en [getuige 9] waren die avond op de Langevieleweg en stonden ongeveer tien meter van de plaats van het ongeval. Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat zij een auto aan hoorde komen, aan het geluid hoorde dat die ‘echt aan kwam scheuren’ en een motorgeluid hoorde alsof iemand heel hard optrok met de auto. De auto reed haar heel hard voorbij. Zij schat de snelheid in op 80 kilometer per uur. Zij zag dat die auto uitweek naar links. Toen hij net voorbij was, reed de auto tegen een man aan. Zij zag dat de man door de lucht vloog en vervolgens op de weg neerkwam.Getuige [getuige 9] heeft verklaard dat zij een auto hard gas hoorde geven, met kort hierna een harde knal. Zij zag daarna de vader van het jongetje met fiets en al door de lucht gaan.
Gelet op de verklaring van getuige [getuige 7] , in samenhang bezien met de verklaringen van getuigen [getuige 8] en [getuige 9] gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte accelereerde vlak voor het ongeval.
Uitgangspunten
De rechtbank gaat voor wat betreft de statische gegevens (het weer en de gegevens betreffende de Langevieleweg), de gegevens betreffende de aanrijding zelf en de eindposities van de bij het ongeval betrokken voertuigen en personen uit van de bevindingen van het forensisch onderzoek. Ten aanzien van de Langevieleweg overweegt de rechtbank daarbij nog dat deze weg een woonwijk doorkruist en dat op deze weg diverse brandgangen en smalle straten uitkomen. Auto’s, fietsers, als bussenmaken gebruik van dezelfde weg. Langs het grootste deel van de weg zijn naast de fietsstrook parkeervakken gesitueerd, op bepaalde delen aan één kant van de weg, op andere delen aan beide kanten van de weg. De geparkeerde auto’s aan de kant van de weg maken de Langevieleweg, met name waar die een bocht maakt, minder overzichtelijk.
De Langevieleweg kent een licht slingerend verloop.Vanaf de kant waar verdachte de Langevieleweg is opgereden tot aan het punt waar hij op deze weg tot stilstand is gekomen is hij vier voetgangersoversteekplaatsen gepasseerd.De Langevieleweg is door diverse getuigen gevaarlijk genoemd.Verdachte zelf kent de Langevieleweg als een drukke straat.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte over zijn rijgedrag op de Langevieleweg onaannemelijk voor wat betreft zijn gereden snelheid, het onverwacht moeten inhalen van een tweede auto en zijn plaats op de rijbaan gedurende zijn gehele traject op de Langevieleweg, gelet op de getuigenverklaringen en op de forensische onderzoeksbevindingen met betrekking tot de door verdachte gereden snelheid ten tijde van de botsing en daarvóór. Op basis van die onderzoeksbevindingen en de getuigenverklaringen gaat de rechtbank er voor wat betreft het rijgedrag van verdachte van uit dat:
- verdachte al ter hoogte van huisnummer [huisnummer] , en derhalve ver voordat hij ter hoogte van de Burgerweidestraat twee auto’s ging inhalen, al zodanig hard reed en daarna ook zo hard is blijven rijden dat dit de aandacht van getuigen trok (getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] );
- verdachte gedurende vrijwel het gehele traject op de Langevieleweg vóór de aanrijding een hogere snelheid heeft gereden dan de berekende botssnelheid die lag op 61 tot 67 kilometer per uur, dat wil zeggen een snelheid boven de gestelde maximum snelheid van 50 kilometer per uur;
- verdachte zijn inhaalmanoeuvre startte ter hoogte van de kruising van de Langevieleweg met de Burgerweidestraat (getuigenverklaring [getuige 2] );
- de twee auto’s die hij inhaalde al achter elkaar reden op het moment dat hij ze ging inhalen (getuigenverklaringen [getuige 1] en [getuige 2] );
- verdachte vervolgens de middengeleider aan de linkerzijde is gepasseerd (verklaring van verdachte zelf; getuigenverklaring [getuige 2] );
- verdachte in ieder geval vanaf de Burgerweidestraat tot aan de plaats van de aanrijding op de linker weghelft, en daarmee op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer, heeft gereden (verklaring van verdachte zelf; getuigenverklaringen [getuige 1] en [getuige 2] ); dit betreft een afstand van ongeveer 120 meter (routeplanner van de ANWB, beschikbaar op internet);
- verdachte na het einde van de middengeleider (nadat hij de twee auto’s al had ingehaald) – ter hoogte van huisnummer [huisnummer] – nog ongeveer 90 meter op de linker weghelft is blijven rijden totdat hij tot stilstand kwam ter hoogte van huisnummer [huisnummer] (routeplanner van de ANWB, beschikbaar op internet);
- verdachte kort voor het ongeval heeft geaccelereerd (getuigen [getuige 7] , [getuige 8] en [getuige 9] );
- verdachte de fietsers heeft aangereden op het moment dat zij de Langevieleweg overstaken, vanuit de rijrichting van verdachte gezien van rechts naar links.
Over het rijgedrag van de fietsers is door de getuigen niet verklaard. De vader heeft als gevolg van het letsel niet kunnen verklaren. Uit het onderzoek is gebleken dat de vader samen met de zoon zijn dochters die avond naar de woning van hun moeder aan de Langevieleweg heeft gebracht en dat hij daarna met de zoon terug naar huis aan de Jacob Catsstraat zou rijden. In het forensisch onderzoek is er van uit gegaan dat zij vanuit de brandgang gelegen tussen de huisnummers [huisnummer] de Langevieleweg op zijn gereden.
De plaats van de aanrijding is niet precies vastgesteld kunnen worden. Op basis van de bovenstaande gegevens is het het [slachtoffer 2] aannemelijk dat die heeft plaatsgevonden op de Langevieleweg ter hoogte van de brandgang tussen de huisnummers [huisnummer] , op het – vanuit de rijrichting van verdachte gezien – linker deel van de weg.
Ten aanzien van het letsel van de vader en de zoon bevat het dossier de volgende informatie.
De vader heeft als gevolg van het ongeval hersenletsel opgelopen. Er was sprake van een schedelbasisfractuur, diverse bloedingen, kneuzingen en beschadiging van de zenuwcellen, een schouderbladfractuur, een sleutelbeenfractuur, longembolie, een onderbeen fractuur, meerdere gebroken ribben, aangezichtsletsel en doofheid. Hij staat nog steeds onder toezicht van diverse artsen omdat hij nog steeds diverse medische behandelingen krijgt. Hij is intensief aan het revalideren. Vanwege onder andere het niet aangeboren hersenletsel is sprake van enorm geheugenverlies, karakterverandering, concentratieverlies en overgevoeligheid voor geluid, drukte en prikkels. Motorisch is hij beperkt. Recent is hij opgenomen in het ziekenhuis en geopereerd. Sinds het ongeval is hij arbeidsongeschikt en de toekomstverwachtingen zijn onduidelijk.
De zoon heeft door het ongeval hersenletsel opgelopen, onder andere bestaande uit diverse bloedingen, kneuzingen en een beschadiging van de zenuwcellen. Verder was er sprake van bandletsel van de nekwervels, een leverkneuzing en diverse schaaf- en snijwonden. Vanwege onder andere het niet aangeboren hersenletsel is sprake van een karakterverandering, concentratieverlies, motorische beperkingen, en overgevoeligheid voor geluid, drukte en prikkels. Hij heeft nog steeds medische behandeling en staat onder toezicht van diverse artsen.
Concluderende overwegingen
- Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Of er sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Gelet op de hierboven geformuleerde uitgangspunten en overige onderzoeksbevindingen is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, te weten dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij de in de tenlastelegging opgenomen gedragingen van verdachte bewezen zijn op de wijze zoals onder 4.4. is weergegeven, en als gevolg van welk verkeersongeval de vader en de zoon zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
De rechtbank baseert haar oordeel dat sprake is van schuld aan de zijde van verdachte aan het verkeersongeval op het volgende. Voor de beoordeling of sprake is van schuld moet de vraag worden gesteld of het gedrag van verdachte substantieel afwijkt van het gedrag van een voorzichtig verkeersdeelnemer. Door de enkele omstandigheid dat verdachte is gaan rijden terwijl hij naar zijn zeggen vier flesjes bier had gedronken is hier naar het oordeel van de rechtbank reeds sprake van.
Uit getuigenverklaringen komt naar voren dat verdachte niet slechts in verband met het inhalen van twee auto’s, maar gedurende vrijwel zijn hele traject over de Langevieleweg te hard heeft gereden. Gelet op de onder ‘uitgangspunten’ omschreven weginrichting van de Langevieleweg en op het feit dat dit doorgaans een drukke weg is, is reeds een grote alertheid vereist als op deze weg de maximum snelheid wordt gereden. Het rijden met een snelheid die dit maximum overschrijdt, brengt naar het oordeel van de rechtbank grote risico’s met zich mee.
Daarbij komt dat verdachte heeft besloten twee vóór hem rijdende auto’s in te halen ter hoogte van de Burgerweidestraat, terwijl hij zich er onvoldoende van heeft vergewist of hij daar voldoende ruimte voor had. Daarvoor is van belang dat ongeveer 40 meterna de kruising van de Langevieleweg met de Burgerweidestraat een middengeleider met voetgangersoversteekplaats op de weg was gesitueerd. De omstandigheid dat verdachte twee auto’s inhaalde op een relatief korte afstand van een vóór hem gelegen middengeleider, heeft ertoe geleid dat die middengeleider links door hem moest worden gepasseerd. Hij moest daardoor langer op de linker helft van de weg rijden dan in verband met de inhaalmanoeuvre noodzakelijk was. Dat is gelet op de inrichting van de weg – zoals hierboven onder ‘uitgangspunten’ omschreven – op zichzelf al zeer risicovol te noemen, maar door de bocht naar links die relatief kort na de middengeleider volgt- waardoor er slecht zicht is op tegemoetkomend verkeer – en vanwege de omstandigheid dat het op dat moment ter plaatse redelijk druk was en donker, is een dergelijke inhaalmanoeuvre als ronduit gevaarlijk te betitelen.
Na deze middengeleider is verdachte niet meteen naar de rechter helft van de weg teruggegaan, maar is hij over een afstand van ongeveer 90 meter met een te hoge snelheid op de linker weghelft blijven rijden, terwijl hij een bocht naar links met een daarin gesitueerde voetgangersoversteekplaats naderde, en er op dat punt op de weg aan beide kanten parkeervakken lagen waar auto’s waren geparkeerd. Verdachte bleef dus links rijden op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer met een te hoge snelheid en accelereerde zelfs nog, terwijl hij door de bocht en de geparkeerde auto’s vrijwel geen zicht had op tegemoetkomend verkeer.
Het is een feit van algemene bekendheid dat door het gebruik van alcohol het reactievermogen afneemt, de waarneming slechter wordt en het moeilijker wordt om op een verantwoorde wijze aan het verkeer deel te nemen.
Naar het oordeel van de rechtbank past het hierboven omschreven rijgedrag in het geheel niet bij een voorzichtig verkeersdeelnemer.
Vervolgens dient de vraag gesteld te worden of verdachte zich had kunnen gedragen als een voorzichtig verkeersdeelnemer. Uit het onderzoek is niet gebleken van acute lichamelijke of geestelijke aandoeningen, psychische stoornissen, chronische lichamelijke aandoeningen of overige omstandigheden waardoor verdachte mogelijk niet in staat zou zijn geweest zich te gedragen als een voorzichtig verkeersdeelnemer.
- De mate van schuld
De mate van schuld dient, gelet op de ten laste gelegde terminologie, beoordeeld te worden als aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend (ernstige schuld), als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend (zeer hoge mate van schuld), of als roekeloos. Roekeloosheid vormt van deze drie de zwaarste, aan opzet grenzende schuldvorm. Van deze roekeloosheid is slechts in uitzonderlijke gevallen sprake. Daarbij verdient opmerking dat "roekeloosheid" in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder "roekeloos" - in de betekenis van "onberaden" - wordt verstaan.
Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van art. 175, tweede lid, WVW 1994, zullen zodanige feiten en omstandigheden moeten worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
De enkele vaststelling dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een of meer in artikel 175, derde lid, WVW 1994 genoemde, zelfstandig tot verhoging van het wettelijk strafmaximum leidende gedragingen, volstaat doorgaans niet voor het oordeel dat sprake is van roekeloosheid.
Verdachte is na teveel alcohol te hebben genuttigd te hard gaan rijden op een drukke in- en uitvalsweg met een licht slingerend verloop waarop andere (zwakkere) verkeersdeelnemers aanwezig waren. Mede gelet op het tijdstip, omstreeks 19:15 uur, en gegeven het feit dat de weg een woonwijk doorkruist, kon dat laatste ook door hem worden verwacht. Hij heeft ook verklaard dat hij auto’s en voetgangers heeft gezien.
Verdachte reed al aan het begin van zijn route op de Langevieleweg aanzienlijk en risicovol te hard. Hij is, nadat hij twee auto’s links heeft ingehaald en een middengeleider links is gepasseerd, tot aan de plaats van de aanrijding nog over een afstand van ongeveer 90 meter links blijven rijden en is zelfs gaan accelereren, terwijl hij een bocht met daarin een voetgangersoversteekplaats naderde, en hij door de bocht en de aan beide zijden van de weg geparkeerde auto’s vrijwel geen zicht moet hebben gehad op het tegemoetkomend verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen van verdachte in de gegeven omstandigheden buitengewoon onvoorzichtig was waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen doordat het overige verkeer volstrekt niet bedacht is op dergelijke gedragingen. In ieder geval maken deze gedragingen het voor andere verkeersdeelnemers lastig en wellicht zelfs onmogelijk om adequaat te reageren en verhogen deze de risico’s. Dat verdachte zich bewust was van de gevaren van zijn handelen blijkt uit zijn verklaring. Hij heeft namelijk verklaard dat hij vindt dat hij door zijn rijgedrag anderen in gevaar heeft gebracht, omdat hij veel te lang links heeft gereden. Verdachte was zich er bovendien van bewust dat hij harder reed dan was toegestaan. Verder is van belang dat verdachte zelf heeft verklaard dat de Langevieleweg een drukke straat is, zodat hij wist dat zijn rijgedrag juist daar extra risicovol zou zijn. Uit dit zeer gevaarzettende en asociale rijgedrag blijkt dat de veiligheid van andere weggebruikers verdachte op dat moment onverschillig liet. Naar het oordeel van de rechtbank overstijgt het samenstel van gedragingen van verdachte in de gegeven context als vermeld dan ook de kwalificatie ‘zeer hoge mate van schuld’ en is sprake van de aan opzet grenzende mate van schuld, zijnde roekeloosheid in de zin van de wet.
Het risico dat verdachte heeft genomen heeft geleid tot de aanrijding en het zwaar lichamelijke letsel bij de slachtoffers. Daarmee is aan het vereiste van de dubbele causaliteit voldaan.
Over het verkeersgedrag van de vader en zoon kan, gezien het ontbreken van verklaringen daaromtrent, slechts worden vastgesteld dan dat zij ter hoogte van de brandgang tussen de huisnummers [huisnummer] , de Langevieleweg zijn overgestoken.
De rechtbank is verder van oordeel dat het hierboven omschreven letsel van de vader en de zoon moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, gelet op de omvang van dit letsel, de ernst ervan, de noodzaak tot medisch ingrijpen, de omstandigheid dat zij nog steeds onder medische behandeling staan en de omstandigheid dat sprake is van blijvende, onherstelbare gevolgen.