ECLI:NL:RBZWB:2018:3939

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
02/700231-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 13 oktober 2017 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de Langevieleweg te Middelburg, waarbij een bestuurder van een Hyundai, onder invloed van alcohol, twee fietsers aanreed. De verdachte, die eerder die dag vier flesjes bier had gedronken, reed met een snelheid die de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u overschreed. Tijdens een inhaalmanoeuvre, waarbij hij onvoldoende rekening hield met het overige verkeer, raakte hij de fietsers, een vader en zijn zoon, die zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld, gezien zijn alcoholgebruik en de hoge snelheid, en dat zijn gedrag een zeer ernstig gevaar voor andere weggebruikers had opgeleverd. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het primair ten laste gelegde feit en legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaar. De rechtbank nam daarbij in aanmerking dat de slachtoffers blijvende schade hadden opgelopen door het ongeval, wat de strafmaat verzwaarde. De verdachte werd ook verplicht om zich te houden aan voorwaarden van reclasseringstoezicht, inclusief meldplicht en behandeling voor alcoholgebruik.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/700231-17
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2018
in de strafzaak tegen
[Verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman mr. A.I. Cambier, advocaat te Axel.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juni 2018, waarbij de officier van justitie mr. M.C. Fimerius en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Aan verdachte is, met inachtneming hiervan, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Middelburg, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, merk Hyundai), daarmede rijdende over de weg, de
Langevieleweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door - na het gebruik van
alcoholhoudende drank - roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend met dat motorrijtuig te rijden, immers is
verdachte met een snelheid die lag boven de ter plaatste maximale toegestane
snelheid van 50 kilometer per uur, in ieder geval met een te hoge snelheid
voor een veilig verkeer ter plaatse, met het door hem bestuurde motorrijtuig
een voor hem rijdende auto in gaan halen zonder zich er voldoende van te
vergewissen of hij daar voldoende ruimte voor had waarna hij - door gebrek
aan uitwijkruimte naar rechts - een andere auto en/of zich in de weg
bevindende middengeleider links voorbij is gereden, gedurende en na welke
inhaalmanoeuvre verdachte onvoldoende zijn aandacht heeft gericht op het zich
voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die Langevieleweg en/of op het
zich aldaar bevindende overige verkeer, onder wie twee overstekende
fietsers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] [achternaam slachtoffer 1 en 2] , waardoor, althans mede waardoor, een
botsing/aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde
motorrijtuig en die fietsers, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] [achternaam slachtoffer 1 en 2] zwaar
lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand als
bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 (490
microgram alcohol per liter uitgeademde lucht);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
subsidiair,
A.
hij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Middelburg, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, merk Hyundai), na het gebruik van alcoholhoudende drank over
de weg, de Langevieleweg, heeft gereden met een snelheid die lag boven de
ter plaatste maximale toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in ieder
geval met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, en
(vervolgens) met het door hem bestuurde motorrijtuig een voor hem rijdende
auto in is gaan halen zonder zich er voldoende van te vergewissen of hij daar
voldoende ruimte voor had, waarna hij - door gebrek aan uitwijkruimte naar
rechts - een andere auto en/of zich in de weg bevindende middengeleider links
voorbij is gereden, gedurende en na welke inhaalmanoeuvre verdachte
onvoldoende zijn aandacht heeft gericht op het zich voor hem, verdachte,
gelegen weggedeelte van die Langevieleweg en/of op het zich aldaar bevindende
overige verkeer, onder wie twee overstekende fietsers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] [achternaam slachtoffer 1 en 2]
, waardoor, althans mede waardoor, een botsing/aanrijding is ontstaan
tussen het motorrijtuig van verdachte en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de [achternaam slachtoffer 1 en 2] , waarbij
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] [achternaam slachtoffer 1 en 2] zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen, door welke
gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
en/of
B:
hij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Middelburg, in elk geval in Nederland,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit motorrijtuig heeft
bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het
alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8,
tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 490 microgram, in
elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek
te zijn.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte heeft onder invloed van alcoholhoudende drank en met overschrijding van de maximaal toegestane snelheid gevaarlijk ingehaald, als gevolg waarvan de slachtoffers door verdachte werden aangereden. Volgens de officier van justitie kan niet worden bewezen dat dit geheel van gedragingen is aan te merken als roekeloos, gelet op de hoge eisen die daaraan worden gesteld door de Hoge Raad. Wel is sprake van een zeer hoge mate van schuld. Het rijgedrag van verdachte is aan te merken als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
Er is sprake van causaal verband tussen de verweten gedragingen en het verkeersongeval en tussen het verkeersongeval en het letsel van vader en zoon [achternaam slachtoffer 1 en 2] . Hun letsel kan gelet op de medische informatie in het dossier worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit op het standpunt dat sprake is van ernstige schuld, niet van zeer ernstige schuld. Zij merkt in dit verband op dat niet kan worden vastgesteld dat de auto van verdachte zich ten tijde van de aanrijding op de linker weghelft bevond.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op vrijdag 13 oktober 2017 vond omstreeks 19:15 uur een ongeval plaats op de Langevieleweg te Middelburg tussen een personenauto, merk Hyundai, en twee fietsers. De twee fietsers, [slachtoffer 1] [achternaam slachtoffer 1 en 2] (hierna: de vader) en zijn destijds 6-jarige zoon [slachtoffer 2] (hierna: de zoon), zijn daarbij zwaar gewond geraakt.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag rond 14:00 uur naar een kennis in Middelburg is gereden, waar hij om 15:00 uur aankwam. Vanaf dat moment tot 18:00 uur, toen hij als bestuurder in zijn Hyundai vertrok om boodschappen te gaan doen in de Stromenwijk, heeft hij vier flesjes bier van 30 centiliter gedronken. Toen hij met zijn Hyundai de Langevieleweg op reed, reed hij 50 kilometer per uur. Een auto vóór hem reed langzaam en hij besloot deze auto in te halen. Er was op dat moment wel ander verkeer, maar het was volgens hem op dat moment veilig om in te halen. Terwijl hij de auto voor hem inhaalde, kwam er een andere auto de Langevieleweg op die vóór de in te halen auto ging rijden. Hij kon toen niet terug naar rechts op de rijbaan, waardoor hij deze auto ook heeft moeten inhalen en een middengeleider in de weg via de linkerkant moest passeren. Na deze middengeleider kon hij pas gaan invoegen naar rechts toen de bocht begon. Terwijl hij dit deed, zag hij de fietsers in een flits en reed ze aan. Op de vraag of hij nog heeft geremd, heeft verdachte wisselend verklaard. Bij de politie heeft hij verklaard, dat hij volop heeft geremd. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij licht heeft geremd, omdat hij de fietsers pas laat zag. Hij heeft voorts bij de politie verklaard dat hij ten tijde van de aanrijding op de linker weghelft reed [1] .
Vóór de aanrijding heeft hij netjes gereden, aldus verdachte. Hij vindt wel dat hij door zijn rijgedrag anderen in gevaar heeft gebracht, omdat hij veel te lang links heeft gereden [2] .
Verdachte heeft voorts verklaard dat de Langevieleweg een drukke straat is en dat het vlak voor het ongeluk ook redelijk druk was. [3] Hij zag auto’s en voetgangers op het trottoir. [4] Hij schat in dat hij 60 kilometer per uur reed op het moment van de aanrijding, omdat hij aan het inhalen was.
Hij heeft voorts verklaard dat hij tot zijn dertigste in Middelburg heeft gewoond, dat hij alle straten wel kent, dat hij in de Stromenwijk heeft gewoond en wel vaker op de Langevieleweg heeft gereden, en dat hij nog een aantal keren per maand in Middelburg komt [5] .
Onderzoeksgegevens
- ademanalyse
Na het ongeval heeft verdachte om 19:51 uur meegewerkt aan een ademanalyseonderzoek, met als resultaat een score van 490 microgram alcohol per uitgeademde liter lucht. [6]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte over zijn alcoholconsumptie niet juist kan zijn. Immers, uit algemeen toegankelijke bronnen op internet kan worden afgeleid dat een uitslag als waarvan bij verdachte sprake is, past bij een inname van meer dan vier flesjes bier.
- forensisch onderzoek/onderzoek ter plaatse
Het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Langevieleweg, gelegen binnen de bebouwde kom van Middelburg, waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur geldt. [7] De Langevieleweg bestaat uit één rijbaan met aan beide zijden een fietsstrook van roodgekleurd asfalt met een onderbroken streep, bestemd voor verkeer in beide richtingen. Vóór de plaats van het ongeval is een middengeleider met voetgangersoversteekplaats gesitueerd. Vlak na de plaats van het ongeval is een voetgangersoversteekplaats gesitueerd, waarna het wegverloop een bocht naar links maakt. [8]
Op de plaats waar de fietsers de Langevieleweg op zijn gereden, kort voor de voetgangersoversteekplaats na de middengeleider, zijn evenwijdig aan het wegdek van de Langevieleweg langs het fietspad haaientanden aangebracht. [9]
Het wegdek was ten tijde van het onderzoek op 13 oktober 2017 droog en schoon. Op het moment van de aanrijding was het donker. De openbare wegverlichting brandde en was natrium van kleur. [10]
Uit de inpassing van de bij de aanrijding betrokken voertuigen is gebleken dat bij de aanrijding de vader links van zijn zoon reed, en dat het achterwiel van de fiets van de zoon zich op dat moment ter hoogte van het voorwiel van de fiets van de vader bevond. Bij de aanrijding is de fiets van de vader als eerste geraakt. Hij is door de rechter voorzijde van de auto van verdachte geraakt. De zoon is met zijn fiets door de linker voorzijde van de auto van verdachte geraakt. [11]
De Hyundai is tot stilstand gekomen ter hoogte van pand [huisnummer] van de Langevieleweg.
De fiets van de vader is tot stilstand gekomen op het trottoir aan de rechterzijde, tegen de gevel van pand [huisnummer] . Het voorwiel van deze fiets is aangetroffen aan de linkerzijde van de weg ter hoogte van pand [huisnummer] . De kinderfiets van de zoon is aangetroffen op de rijbaan ter hoogte van pand [huisnummer] , vóór de voorzijde van de Hyundai. [12] Op de fietsstrook ter hoogte van huisnummer [huisnummer] is de zoon aangetroffen. De vader lag op de stoep voor huisnummer [huisnummer] . [13]
De botssnelheid is vastgesteld op minimaal 61 kilometer per uur en maximaal 67 kilometer per uur. Uit vooronderzoek van het NFI blijkt dat er aanwijzingen naar voren zijn gekomen die erop wijzen dat de bestuurder heeft geremd ten tijde van het ongeval, hetgeen inhoudt dat de gereden snelheid voor het ongeval hoger heeft gelegen dan de berekende botssnelheden. Hoeveel hoger is niet te bepalen. [14]
De rechtbank overweegt dat de door verdachte gereden snelheid niet met zekerheid is vast te stellen. In ieder geval is die snelheid hoger geweest dan de door hem verklaarde
60 kilometer per uur, gelet op de berekende minimale en maximale botssnelheden. Op basis van die berekende snelheden, in combinatie met de opmerkingen van het NFI hierover en de hierna weergegeven getuigenverklaringen acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte voorafgaand aan het ongeval ten minste 70 kilometer per uur heeft gereden.
- getuigenverklaringen
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij die avond omstreeks 19:15 uur in haar auto op de Langevieleweg reed vanuit de richting van de Burgerweidestraat in de richting van de Koudekerkseweg. Zij reed op dat moment met een snelheid van 30 kilometer per uur. Zij schrok omdat ze geheel onverwacht werd ingehaald door een lichtgrijze personenauto met hoge snelheid. Zij zag dat de bestuurder van deze auto, nadat hij haar had ingehaald, aan de linkerzijde op de rijbaan bleef rijden en dat hij niet naar rechts kwam, en dat hij ook in de flauwe bocht helemaal links op de rijbaan bleef rijden, op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer. Zij zag dat er een fietser uit de tegengestelde richting kwam en dat de lichtgrijze auto tegen deze fietser botste. [15]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij die avond tussen 19:15 en 19:35 uur in zijn auto op de Langevieleweg reed. Hij reed tussen de 40 en 50 kilometer per uur. Voor hem reed nog een personenauto op een afstand van ongeveer tien meter. De rechtbank gaat ervan uit dat dit de personenauto van getuige [getuige 1] moet zijn geweest.
Getuige [getuige 2] heeft voorts verklaard dat hij ter hoogte van de Burgerweidestraat werd ingehaald door een klein model beige of witte personenauto, die met een behoorlijk hoge snelheid reed. Hij zag dat de bestuurder van die beige/witte auto ook de voor hem rijdende personenauto inhaalde. Hij zag dat de bestuurder van de beige/witte auto aan de linkerzijde van de weg bleef rijden en dat hij ook een verhoogde verkeersheuvel aan de linkerzijde voorbij reed. Nadat hij die verkeersheuvel was gepasseerd, zag [getuige 2] dat de bestuurder aan de linkerkant van de weg bleef rijden, met een behoorlijk hoge snelheid. Door de bocht die daarna volgde, verloor [getuige 2] de bestuurder uit het oog. Hij zag wel dat er in de bocht iets in de lucht vloog. [16]
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte dat een tweede auto invoegde vóór de auto die hij eerst inhaalde, zodat hij tegen zijn verwachting in ook die tweede auto moest gaan inhalen, niet overeenkomt met de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] op dit punt. Op het moment dat getuige [getuige 2] werd ingehaald, reed getuige [getuige 1] al vóór hem.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij die avond op de Langevieleweg bij eetgelegenheid ‘ [naam 1] ’ op het trottoir stond. Hij hoorde een auto met hoge snelheid aankomen. Hij schrok ervan. De auto ‘zoefde voorbij’. Hij zag dat de auto links van de op het wegdek aangebrachte strepen en vlakken reed. De getuige zei tegen zijn vrouw ‘die auto gaat zo hard, dat kan niet goed gaan’. [17]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 13 oktober 2017 omstreeks 19:15 uur over de De Ruyterstraat in de richting van de Langevieleweg reed. Kort voor de kruising van de De Ruyterstraat met de Langevieleweg zag hij een bestuurder van een zilverkleurige Hyundai, volgens hem type Getz, ‘als een debiel’ over de kruising komen rijden. Hij viel direct op door zijn snelheid. Kort na het passeren van de kruising reed de getuige de Langevieleweg op en reed dus achter de Hyundai aan. De getuige zag dat de bestuurder een auto inhaalde en dat hij op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer reed. Hij zag dat de bestuurder na het inhalen weer naar zijn eigen weghelft wilde gaan. Plotseling zag de getuige dat een man die op zijn fiets reed door de lucht vloog. De getuige zag vervolgens dat er ook een jongetje werd aangereden door de bestuurder van de Hyundai. De getuige schat de snelheid van de Hyundai op 70 tot 80 kilometer per uur. Hij kwam kort achter de Hyundai de Langevieleweg op en zag dat de bestuurder sterk op zijn eigen snelheid uitliep. [18]
De rechtbank overweegt dat uit openbaar toegankelijke bron (routeplanner van de ANWB, beschikbaar op internet) blijkt dat de afstand tussen eetgelegenheid ‘ [naam 1] ’ aan de [straatnaam 1] , en huisnummers [huisnummer] van die weg (die gelegen zijn tegenover de brandgang van waaruit de fietsers zijn gekomen) ongeveer 250 meter betreft. De afstand tussen [straatnaam 1] en de kruising van de Langevieleweg met de Burgerweidestraat betreft een afstand van ongeveer 120 tot 130 meter.
Uit de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] kan worden afgeleid dat verdachte ruim vóór de kruising met de Burgerweidestraat, en dus vóór de start van zijn inhaalmanoeuvre, al hard reed en dat hij deels ook op de linkerhelft van de weg reed.
Getuigen [getuige 5] en [getuige 6] stonden buiten bij eetgelegenheid [naam 2] , gelegen aan de [straatnaam 2] , en vanuit de rijrichting van verdachte gezien, gelegen vlak vóór de middengeleider op de Langevieleweg. Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij werd opgeschrikt door een hard geluid van een personenauto. Zij hoorde dat het gas hard werd ingetrapt. Zij zag een grijze Hyundai, type Getz, met een hoge snelheid twee personenauto’s op de Langevieleweg inhalen. Toen hij die auto’s inhaalde, reed hij volgens de getuige links van de weg. Zij schat de snelheid van de auto’s die hij inhaalde op 40 tot 50 kilometer per uur. De snelheid van de inhalende auto was volgens haar veel harder. Zij schat die snelheid op 70 tot 80 kilometer per uur. In ieder geval was deze snelheid volgens haar ‘echt absurd hoog ten opzichte van de weg ter plaatse’. Ineens hoorde zij een klap. Zij zag dat de auto die het ongeval veroorzaakt had dezelfde auto was die zo hard voorbij reed. [19] Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat zij ook heeft gezien dat de bestuurder van de personenauto veel te hard reed. [20]
De rechtbank overweegt dat de afstand tussen de kruising Langevieleweg/Burgerweidestraat en de middengeleider ongeveer 40 meter betreft, hetgeen een zeer korte afstand is voor het inhalen van twee auto’s. Het moet voor verdachte onmogelijk zijn geweest om na het inhalen van de twee auto’s vóór de middengeleider weer op de rechter helft van de weg te gaan rijden. Door op zo’n korte afstand vóór een middengeleider twee auto’s te gaan inhalen, waardoor ook de middengeleider links moest worden gepasseerd, heeft verdachte een situatie in het leven geroepen waardoor hij veel langer dan normaal gesproken voor het inhalen van twee auto’s nodig zou zijn, op het linker deel van de weg moest rijden.
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat hij die avond met zijn gezin over de Langevieleweg fietste richting de Koudekerkseweg. Toen hij ter hoogte van huisnummer [huisnummer] reed, hoorde hij achter zich een auto fel/hard accelereren en nagenoeg gelijk een harde klap. Hij zag daarna een kinderfietsje over de weg vliegen. De auto van de veroorzakende bestuurder stond midden op de weg stil. [21]
Getuigen [getuige 8] en [getuige 9] waren die avond op de Langevieleweg en stonden ongeveer tien meter van de plaats van het ongeval. Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat zij een auto aan hoorde komen, aan het geluid hoorde dat die ‘echt aan kwam scheuren’ en een motorgeluid hoorde alsof iemand heel hard optrok met de auto. De auto reed haar heel hard voorbij. Zij schat de snelheid in op 80 kilometer per uur. Zij zag dat die auto uitweek naar links. Toen hij net voorbij was, reed de auto tegen een man aan. Zij zag dat de man door de lucht vloog en vervolgens op de weg neerkwam. [22] Getuige [getuige 9] heeft verklaard dat zij een auto hard gas hoorde geven, met kort hierna een harde knal. Zij zag daarna de vader van het jongetje met fiets en al door de lucht gaan. [23]
Gelet op de verklaring van getuige [getuige 7] , in samenhang bezien met de verklaringen van getuigen [getuige 8] en [getuige 9] gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte accelereerde vlak voor het ongeval.
Uitgangspunten
De rechtbank gaat voor wat betreft de statische gegevens (het weer en de gegevens betreffende de Langevieleweg), de gegevens betreffende de aanrijding zelf en de eindposities van de bij het ongeval betrokken voertuigen en personen uit van de bevindingen van het forensisch onderzoek. Ten aanzien van de Langevieleweg overweegt de rechtbank daarbij nog dat deze weg een woonwijk doorkruist en dat op deze weg diverse brandgangen en smalle straten uitkomen. Auto’s, fietsers, als bussen [24] maken gebruik van dezelfde weg. Langs het grootste deel van de weg zijn naast de fietsstrook parkeervakken gesitueerd, op bepaalde delen aan één kant van de weg [25] , op andere delen aan beide kanten van de weg [26] . De geparkeerde auto’s aan de kant van de weg maken de Langevieleweg, met name waar die een bocht maakt, minder overzichtelijk.
De Langevieleweg kent een licht slingerend verloop. [27] Vanaf de kant waar verdachte de Langevieleweg is opgereden tot aan het punt waar hij op deze weg tot stilstand is gekomen is hij vier voetgangersoversteekplaatsen gepasseerd. [28] De Langevieleweg is door diverse getuigen gevaarlijk genoemd. [29] Verdachte zelf kent de Langevieleweg als een drukke straat.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte over zijn rijgedrag op de Langevieleweg onaannemelijk voor wat betreft zijn gereden snelheid, het onverwacht moeten inhalen van een tweede auto en zijn plaats op de rijbaan gedurende zijn gehele traject op de Langevieleweg, gelet op de getuigenverklaringen en op de forensische onderzoeksbevindingen met betrekking tot de door verdachte gereden snelheid ten tijde van de botsing en daarvóór. Op basis van die onderzoeksbevindingen en de getuigenverklaringen gaat de rechtbank er voor wat betreft het rijgedrag van verdachte van uit dat:
- verdachte al ter hoogte van huisnummer [huisnummer] , en derhalve ver voordat hij ter hoogte van de Burgerweidestraat twee auto’s ging inhalen, al zodanig hard reed en daarna ook zo hard is blijven rijden dat dit de aandacht van getuigen trok (getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] );
- verdachte gedurende vrijwel het gehele traject op de Langevieleweg vóór de aanrijding een hogere snelheid heeft gereden dan de berekende botssnelheid die lag op 61 tot 67 kilometer per uur, dat wil zeggen een snelheid boven de gestelde maximum snelheid van 50 kilometer per uur;
- verdachte zijn inhaalmanoeuvre startte ter hoogte van de kruising van de Langevieleweg met de Burgerweidestraat (getuigenverklaring [getuige 2] );
- de twee auto’s die hij inhaalde al achter elkaar reden op het moment dat hij ze ging inhalen (getuigenverklaringen [getuige 1] en [getuige 2] );
- verdachte vervolgens de middengeleider aan de linkerzijde is gepasseerd (verklaring van verdachte zelf; getuigenverklaring [getuige 2] );
- verdachte in ieder geval vanaf de Burgerweidestraat tot aan de plaats van de aanrijding op de linker weghelft, en daarmee op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer, heeft gereden (verklaring van verdachte zelf; getuigenverklaringen [getuige 1] en [getuige 2] ); dit betreft een afstand van ongeveer 120 meter (routeplanner van de ANWB, beschikbaar op internet);
- verdachte na het einde van de middengeleider (nadat hij de twee auto’s al had ingehaald) – ter hoogte van huisnummer [huisnummer] – nog ongeveer 90 meter op de linker weghelft is blijven rijden totdat hij tot stilstand kwam ter hoogte van huisnummer [huisnummer] (routeplanner van de ANWB, beschikbaar op internet);
- verdachte kort voor het ongeval heeft geaccelereerd (getuigen [getuige 7] , [getuige 8] en [getuige 9] );
- verdachte de fietsers heeft aangereden op het moment dat zij de Langevieleweg overstaken, vanuit de rijrichting van verdachte gezien van rechts naar links.
Over het rijgedrag van de fietsers is door de getuigen niet verklaard. De vader heeft als gevolg van het letsel niet kunnen verklaren. Uit het onderzoek is gebleken dat de vader samen met de zoon zijn dochters die avond naar de woning van hun moeder aan de Langevieleweg heeft gebracht en dat hij daarna met de zoon terug naar huis aan de Jacob Catsstraat zou rijden. In het forensisch onderzoek is er van uit gegaan dat zij vanuit de brandgang gelegen tussen de huisnummers [huisnummer] de Langevieleweg op zijn gereden [30] .
De plaats van de aanrijding is niet precies vastgesteld kunnen worden. Op basis van de bovenstaande gegevens is het het [slachtoffer 2] aannemelijk dat die heeft plaatsgevonden op de Langevieleweg ter hoogte van de brandgang tussen de huisnummers [huisnummer] , op het – vanuit de rijrichting van verdachte gezien – linker deel van de weg.
Ten aanzien van het letsel van de vader en de zoon bevat het dossier de volgende informatie.
De vader heeft als gevolg van het ongeval hersenletsel opgelopen. Er was sprake van een schedelbasisfractuur, diverse bloedingen, kneuzingen en beschadiging van de zenuwcellen, een schouderbladfractuur, een sleutelbeenfractuur, longembolie, een onderbeen fractuur, meerdere gebroken ribben, aangezichtsletsel en doofheid. Hij staat nog steeds onder toezicht van diverse artsen omdat hij nog steeds diverse medische behandelingen krijgt. Hij is intensief aan het revalideren. Vanwege onder andere het niet aangeboren hersenletsel is sprake van enorm geheugenverlies, karakterverandering, concentratieverlies en overgevoeligheid voor geluid, drukte en prikkels. Motorisch is hij beperkt. Recent is hij opgenomen in het ziekenhuis en geopereerd. Sinds het ongeval is hij arbeidsongeschikt en de toekomstverwachtingen zijn onduidelijk.
De zoon heeft door het ongeval hersenletsel opgelopen, onder andere bestaande uit diverse bloedingen, kneuzingen en een beschadiging van de zenuwcellen. Verder was er sprake van bandletsel van de nekwervels, een leverkneuzing en diverse schaaf- en snijwonden. Vanwege onder andere het niet aangeboren hersenletsel is sprake van een karakterverandering, concentratieverlies, motorische beperkingen, en overgevoeligheid voor geluid, drukte en prikkels. Hij heeft nog steeds medische behandeling en staat onder toezicht van diverse artsen. [31]
Concluderende overwegingen
- Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Of er sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Gelet op de hierboven geformuleerde uitgangspunten en overige onderzoeksbevindingen is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, te weten dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij de in de tenlastelegging opgenomen gedragingen van verdachte bewezen zijn op de wijze zoals onder 4.4. is weergegeven, en als gevolg van welk verkeersongeval de vader en de zoon zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
De rechtbank baseert haar oordeel dat sprake is van schuld aan de zijde van verdachte aan het verkeersongeval op het volgende. Voor de beoordeling of sprake is van schuld moet de vraag worden gesteld of het gedrag van verdachte substantieel afwijkt van het gedrag van een voorzichtig verkeersdeelnemer. Door de enkele omstandigheid dat verdachte is gaan rijden terwijl hij naar zijn zeggen vier flesjes bier had gedronken is hier naar het oordeel van de rechtbank reeds sprake van.
Uit getuigenverklaringen komt naar voren dat verdachte niet slechts in verband met het inhalen van twee auto’s, maar gedurende vrijwel zijn hele traject over de Langevieleweg te hard heeft gereden. Gelet op de onder ‘uitgangspunten’ omschreven weginrichting van de Langevieleweg en op het feit dat dit doorgaans een drukke weg is, is reeds een grote alertheid vereist als op deze weg de maximum snelheid wordt gereden. Het rijden met een snelheid die dit maximum overschrijdt, brengt naar het oordeel van de rechtbank grote risico’s met zich mee.
Daarbij komt dat verdachte heeft besloten twee vóór hem rijdende auto’s in te halen ter hoogte van de Burgerweidestraat, terwijl hij zich er onvoldoende van heeft vergewist of hij daar voldoende ruimte voor had. Daarvoor is van belang dat ongeveer 40 meter [32] na de kruising van de Langevieleweg met de Burgerweidestraat een middengeleider met voetgangersoversteekplaats op de weg was gesitueerd. De omstandigheid dat verdachte twee auto’s inhaalde op een relatief korte afstand van een vóór hem gelegen middengeleider, heeft ertoe geleid dat die middengeleider links door hem moest worden gepasseerd. Hij moest daardoor langer op de linker helft van de weg rijden dan in verband met de inhaalmanoeuvre noodzakelijk was. Dat is gelet op de inrichting van de weg – zoals hierboven onder ‘uitgangspunten’ omschreven – op zichzelf al zeer risicovol te noemen, maar door de bocht naar links die relatief kort na de middengeleider volgt [33] - waardoor er slecht zicht is op tegemoetkomend verkeer – en vanwege de omstandigheid dat het op dat moment ter plaatse redelijk druk was en donker, is een dergelijke inhaalmanoeuvre als ronduit gevaarlijk te betitelen.
Na deze middengeleider is verdachte niet meteen naar de rechter helft van de weg teruggegaan, maar is hij over een afstand van ongeveer 90 meter met een te hoge snelheid op de linker weghelft blijven rijden, terwijl hij een bocht naar links met een daarin gesitueerde voetgangersoversteekplaats naderde, en er op dat punt op de weg aan beide kanten parkeervakken lagen waar auto’s waren geparkeerd [34] . Verdachte bleef dus links rijden op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer met een te hoge snelheid en accelereerde zelfs nog, terwijl hij door de bocht en de geparkeerde auto’s vrijwel geen zicht had op tegemoetkomend verkeer.
Het is een feit van algemene bekendheid dat door het gebruik van alcohol het reactievermogen afneemt, de waarneming slechter wordt en het moeilijker wordt om op een verantwoorde wijze aan het verkeer deel te nemen.
Naar het oordeel van de rechtbank past het hierboven omschreven rijgedrag in het geheel niet bij een voorzichtig verkeersdeelnemer.
Vervolgens dient de vraag gesteld te worden of verdachte zich had kunnen gedragen als een voorzichtig verkeersdeelnemer. Uit het onderzoek is niet gebleken van acute lichamelijke of geestelijke aandoeningen, psychische stoornissen, chronische lichamelijke aandoeningen of overige omstandigheden waardoor verdachte mogelijk niet in staat zou zijn geweest zich te gedragen als een voorzichtig verkeersdeelnemer.
- De mate van schuld
De mate van schuld dient, gelet op de ten laste gelegde terminologie, beoordeeld te worden als aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend (ernstige schuld), als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend (zeer hoge mate van schuld), of als roekeloos. Roekeloosheid vormt van deze drie de zwaarste, aan opzet grenzende schuldvorm. Van deze roekeloosheid is slechts in uitzonderlijke gevallen sprake. Daarbij verdient opmerking dat "roekeloosheid" in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder "roekeloos" - in de betekenis van "onberaden" - wordt verstaan.
Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van art. 175, tweede lid, WVW 1994, zullen zodanige feiten en omstandigheden moeten worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
De enkele vaststelling dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een of meer in artikel 175, derde lid, WVW 1994 genoemde, zelfstandig tot verhoging van het wettelijk strafmaximum leidende gedragingen, volstaat doorgaans niet voor het oordeel dat sprake is van roekeloosheid.
Verdachte is na teveel alcohol te hebben genuttigd te hard gaan rijden op een drukke in- en uitvalsweg met een licht slingerend verloop waarop andere (zwakkere) verkeersdeelnemers aanwezig waren. Mede gelet op het tijdstip, omstreeks 19:15 uur, en gegeven het feit dat de weg een woonwijk doorkruist, kon dat laatste ook door hem worden verwacht. Hij heeft ook verklaard dat hij auto’s en voetgangers heeft gezien.
Verdachte reed al aan het begin van zijn route op de Langevieleweg aanzienlijk en risicovol te hard. Hij is, nadat hij twee auto’s links heeft ingehaald en een middengeleider links is gepasseerd, tot aan de plaats van de aanrijding nog over een afstand van ongeveer 90 meter links blijven rijden en is zelfs gaan accelereren, terwijl hij een bocht met daarin een voetgangersoversteekplaats naderde, en hij door de bocht en de aan beide zijden van de weg geparkeerde auto’s vrijwel geen zicht moet hebben gehad op het tegemoetkomend verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen van verdachte in de gegeven omstandigheden buitengewoon onvoorzichtig was waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen doordat het overige verkeer volstrekt niet bedacht is op dergelijke gedragingen. In ieder geval maken deze gedragingen het voor andere verkeersdeelnemers lastig en wellicht zelfs onmogelijk om adequaat te reageren en verhogen deze de risico’s. Dat verdachte zich bewust was van de gevaren van zijn handelen blijkt uit zijn verklaring. Hij heeft namelijk verklaard dat hij vindt dat hij door zijn rijgedrag anderen in gevaar heeft gebracht, omdat hij veel te lang links heeft gereden. Verdachte was zich er bovendien van bewust dat hij harder reed dan was toegestaan. Verder is van belang dat verdachte zelf heeft verklaard dat de Langevieleweg een drukke straat is, zodat hij wist dat zijn rijgedrag juist daar extra risicovol zou zijn. Uit dit zeer gevaarzettende en asociale rijgedrag blijkt dat de veiligheid van andere weggebruikers verdachte op dat moment onverschillig liet. Naar het oordeel van de rechtbank overstijgt het samenstel van gedragingen van verdachte in de gegeven context als vermeld dan ook de kwalificatie ‘zeer hoge mate van schuld’ en is sprake van de aan opzet grenzende mate van schuld, zijnde roekeloosheid in de zin van de wet.
Het risico dat verdachte heeft genomen heeft geleid tot de aanrijding en het zwaar lichamelijke letsel bij de slachtoffers. Daarmee is aan het vereiste van de dubbele causaliteit voldaan.
Over het verkeersgedrag van de vader en zoon kan, gezien het ontbreken van verklaringen daaromtrent, slechts worden vastgesteld dan dat zij ter hoogte van de brandgang tussen de huisnummers [huisnummer] , de Langevieleweg zijn overgestoken.
De rechtbank is verder van oordeel dat het hierboven omschreven letsel van de vader en de zoon moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, gelet op de omvang van dit letsel, de ernst ervan, de noodzaak tot medisch ingrijpen, de omstandigheid dat zij nog steeds onder medische behandeling staan en de omstandigheid dat sprake is van blijvende, onherstelbare gevolgen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
op
of omstreeks13 oktober 2017 te Middelburg,
in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, merk Hyundai), daarmede rijdende over de weg, de
Langevieleweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door - na het gebruik van
alcoholhoudende drank - roekeloos,
in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettendmet dat motorrijtuig te rijden, immers is
verdachte met een snelheid die lag boven de ter plaatste maximale toegestane
snelheid van 50 kilometer per uur,
in ieder geval met een te hoge snelheid
voor een veilig verkeer ter plaatse,met het door hem bestuurde motorrijtuig
een voor hem rijdende auto in gaan halen zonder zich er voldoende van te
vergewissen of hij daar voldoende ruimte voor had waarna hij - door gebrek
aan uitwijkruimte naar rechts - een andere auto en
/ofzich in de weg
bevindende middengeleider links voorbij is gereden, gedurende en na welke
inhaalmanoeuvre verdachte onvoldoende zijn aandacht heeft gericht op het zich
voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die Langevieleweg en
/ofop het
zich aldaar bevindende overige verkeer, onder wie twee overstekende
fietsers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] [achternaam slachtoffer 1 en 2] , waardoor
, althans mede waardoor,een
botsing/aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde
motorrijtuig en die fietsers, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] [achternaam slachtoffer 1 en 2] zwaar
lichamelijk letsel,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan,terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand als
bedoeld in artikel 8,
eerste oftweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 (490
microgram alcohol per liter uitgeademde lucht).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging voor het besturen van motorvoertuigen voor de duur van vier jaar, met aftrek van de tijd van invordering van het rijbewijs. De officier van justitie heeft als strafverzwarende omstandigheden laten meewegen in de eis het alcoholgebruik en het gevaarlijke inhaalgedrag.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat bij het opleggen van de straf mede in acht moet worden genomen dat het ongeval niet uitsluitend aan verdachte is te wijten. De fietsers hadden voorrang aan hem moeten verlenen. Er moet worden uitgegaan van ernstige schuld. De verdediging heeft de rechtbank verzocht op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan als onvoorwaardelijk deel de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede een rij-ontzegging van twee jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan roekeloos rijgedrag. Verdachte is na het nuttigen van een behoorlijke hoeveelheid alcohol aan het verkeer gaan deelnemen waarbij hij ernstig tekort is geschoten in zijn verkeersgedrag. Hij is op een in een woonwijk gelegen drukke in- en uitvalsweg met een licht slingerend verloop over een afstand van ongeveer 120 meter op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer gaan rijden, waarbij hij een tweetal auto’s links heeft ingehaald en een middengeleider links is gepasseerd. Getuigen die verdachte op de weg tegenkwamen, beschrijven hun schrik en angstig voorgevoel. Dit voorgevoel wordt werkelijkheid als verdachte met een onverantwoord hoge snelheid, zeker gezien de situatie ter plaatse, een bocht met daarin een voetgangersoversteekplaats nadert. Tijdens dit roekeloze rijgedrag, dat naar zijn uiterlijke verschijningsvorm eerder kenmerken vertoont van spookrijden dan van een inhaalmanoeuvre, worden de vader en de zoon, terwijl zij nietsvermoedend de weg oversteken, door verdachte aangereden. Zij hebben daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het gevaarlijke inhaalgedrag van verdachte, alsmede het rijden onder invloed van alcohol, merkt de rechtbank aan als omstandigheden in de zin van artikel 175, derde lid, WVW 1994. Deze omstandigheden wegen dan ook als strafverzwarend mee in het bepalen van de strafmaat.
Het leed dat verdachte heeft veroorzaakt is zeer ingrijpend en op veel gebieden onherstelbaar, voor zowel de slachtoffers als hun naasten. Met de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen is namens de vader en de zoon, maar ook namens de vrouw en moeder tot uiting gebracht hoe het ongeval hun levens tot de dag van vandaag beïnvloedt. Het ongeval heeft het dagelijks leven van het jonge gezin, dat verder bestaat uit een destijds 3-jarige zoon en een 1-jarige dochter, totaal ontwricht. De vader was een man die midden in het leven stond, hij is vader van vijf kinderen, werkte in de zorg en was sociaal actief. Door het ongeval is hij arbeidsongeschikt geraakt en heeft hij onder meer te kampen met ernstig geheugenverlies. Veel herinneringen van hun leven als gezin en eerdere herinneringen zijn tot op heden uit zijn geheugen gewist. De vrouw en moeder van de slachtoffers heeft in 1995 als slachtoffer van een verkeersongeval een been verloren. Wat zij niet kan vanwege haar handicap, deed, zo volgt uit de slachtofferverklaring, de vader. Dit maakt de gevolgen nog ingrijpender.
De nog jonge zoon zal de rest van zijn leven de gevolgen ondervinden van het hersenletsel dat is veroorzaakt door het roekeloze gedrag van verdachte. Het zal nog jaren duren voordat duidelijk is wat de gevolgen van het hersenletsel precies zullen zijn. Het lukt hem nog niet om hele dagen naar school te gaan. In de klas moet hij een koptelefoon dragen, omdat hij gevoelig is voor geluid. Hij heeft faalangst gekregen, slaapt slecht en is stil en bedrukt geworden. De rechtbank beschouwt de aard en de ernst van het letsel van de slachtoffers en de ingrijpende gevolgen voor henzelf en hun naasten eveneens als strafverzwarende omstandigheid bij het bepalen van de strafmaat.
Uit het NIFP-rapport van psycholoog N.P.A. van der Weegen van 28 december 2017 blijkt dat verdachte lijdt aan een schizoïde persoonlijkheidsstoornis met vermijdende persoonlijkheidstrekken. De psychiater acht het recidiverisico laag en is voorts van oordeel dat de stoornis geen rol heeft gespeeld in het tenlastegelegde feit. Zij adviseert het tenlastegelegde volledig toe te rekenen aan verdachte. De rechtbank neemt de conclusie ten aanzien van de toerekenbaarheid over en maakt deze conclusie tot de hare.
Over verdachte is op 9 januari 2018 gerapporteerd door de reclassering.. Hieruit komt naar voren dat verdachte rond zijn 14e jaar is begonnen met het gebruik van alcohol. Rond het jaar 2000 werd het alcoholgebruik problematisch. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat dit in een bepaalde periode twee kratten bier per dag betrof. Verdachte verklaart ook bij de reclassering dat het alcoholgebruik een rol heeft gespeeld in het ontstaan van zijn eerdere delictgedrag, waaronder een aantal brandstichtingen. Er is in 2001 TBS met dwangverpleging opgelegd en de TBS is in 2008 beëindigd. Tot op heden is hij nooit behandeld voor zijn alcoholgebruik. Na de beëindiging van de TBS zou hij geen terugval hebben gehad in alcoholgebruik en alleen nog in het weekend drinken. Vanuit de reclassering wordt er geen hulpvraag geïndiceerd en het recidiverisico wordt daarom als laag ingeschat. Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten hanteren voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld, van zwaar lichamelijk letsel en van alcoholgebruik minder dan 570ug/l in beginsel een gevangenisstraf van acht maanden onvoorwaardelijk en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaar. In aanmerking genomen dat in dit geval sprake is van twee slachtoffers, van roekeloosheid, van een tweetal strafverzwarende omstandigheden in de zin van artikel 175, derde lid, van de WVW 1994, en van een strafblad waaruit blijkt dat verdachte zich al eerder schuldig heeft gemaakt aan het rijden onder invloed acht de rechtbank, mede gelet op de aard en de ernst van het letsel van de slachtoffers en de daarmee samenhangende ingrijpende gevolgen, een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast acht de rechtbank het passend en geboden, gelet op de aard en de ernst van het feit, om aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. Wat de duur van deze ontzegging betreft, is de rechtbank van oordeel dat uitsluitend de maximale duur op zijn plaats is, namelijk voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de periode dat het rijbewijs van verdachte reeds is ingehouden. Hiermee wordt niet alleen beoogd verdachte in te scherpen dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig was voor de medeweggebruikers, maar ook om weggebruikers voor langere tijd te beschermen tegen dit rijgedrag.
Een deel van de gevangenisstraf, te weten voor de duur van zes maanden, zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen om recidive te voorkomen en om begeleiding van verdachte mogelijk te maken en veilig te stellen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft zich in het verleden onder invloed van alcohol schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Het huidige zeer ernstige feit is opnieuw onder invloed van alcohol gepleegd. Verdachte heeft ter zitting geen enkel probleembesef getoond aangaande zijn alcoholgebruik. Hij heeft meermalen desgevraagd verklaard hiermee niet te zullen stoppen. Verdachte heeft bovendien een onjuiste verklaring afgelegd over de mate van alcoholgebruik op de dag van de aanrijding. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank ernstige zorgen over de kans op recidive van verdachte en (de invloed hierop van) zijn alcoholgebruik. Verdachte heeft, zo blijkt uit het rapport van de GZ-psycholoog, geen sociaal netwerk dat toezicht op hem kan houden. Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank het noodzakelijk acht dat bij het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden worden gesteld, te weten een meldplicht bij de reclassering en het zich gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook indien de reclassering het noodzakelijk acht dat verdachte meewerkt aan controles op alcoholgebruik en aan een ambulante behandeling in verband met alcoholgebruik. De rechtbank acht het verder noodzakelijk om een proeftijd van drie jaar op te leggen. Dit is niet alleen in het belang van verdachte zodat hij gedurende langere tijd kan worden begeleid maar dit strekt ook ter bescherming van de maatschappij.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoort en het feit is begaan met dit voorwerp.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Primair Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b van deze wet, meermalen gepleegd;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat een
gedeelte van deze gevangenisstraf groot 6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van
drie jarenna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen drie werkdagen na de uitspraak van het vonnis zal melden bij Reclassering Nederland te Breda en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien de reclassering het noodzakelijk acht dat verdachte meewerkt aan controles op alcoholgebruik en aan een ambulante behandeling in verband met alcoholgebruik;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto [kenteken] , Hyundai Getz, kl: grijs.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. I.M. Josten en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 juli 2018.
Mr. Josten is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2017247600 van de politie Zeeland – West-Brabant, team verkeer, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 143 (hierna: het dossier) en het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersdelict, doorgenummerd van 1 tot en met 78 (hierna: het pv forensisch onderzoek).
2.Verklaring van verdachte van 28 oktober 2017, de ongenummerde pagina na pagina 76, de op één na laatste alinea, van het dossier.
3.Verklaring van verdachte van 14 oktober 2017, pagina 69, onderaan, en pagina 70, net onder het midden van de pagina (“het was redelijk druk”), van het dossier.
4.Verklaring van verdachte van 28 oktober 2017, pagina 76, achtste alinea, van het dossier.
5.Verklaring van verdachte van 14 oktober 2017, pagina 69, onderaan, en zijn verklaring van 23 oktober 2017, pagina 75, kort onder het midden, van het dossier.
6.Proces-verbaal bedienaar ademanalyse-apparaat en afdruk ademonderzoek, pagina’s 112 en 113, van het dossier.
7.Pagina 5 van het pv forensisch onderzoek.
8.Pagina 6 van het pv forensisch onderzoek.
9.Foto 49 op pagina 37 van het pv forensisch onderzoek.
10.Pagina 8 van het pv forensisch onderzoek.
11.Pagina 76 onder ‘oorzaak’, en foto’s 95 en 96 van het pv forensisch onderzoek.
12.Pagina 9 van het pv forensisch onderzoek, onder 2.3.2.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 89, onder ‘aangetroffen situatie, tweede en derde alinea, van het dossier.
14.Pagina 75, onder ‘vaststelling botssnelheid’, en de laatste bijlage (e-mailbericht van
15.Verklaring van getuige [getuige 1] van 14 oktober 2017, pagina 44, tweede en laatste alinea van haar verklaring, en pagina 45, eerste tot en met derde alinea, van het dossier.
16.Verklaring van getuige [getuige 2] van 14 oktober 2017, pagina 40 en 41, van het dossier.
17.Verklaring van getuige [getuige 3] van 13 oktober 2017, pagina 36 van het dossier.
18.Verklaring van getuige [getuige 4] van 14 oktober 2017, pagina 42 en 43 van het dossier.
19.Verklaring van getuige [getuige 5] van 18 oktober 2017, pagina 46 van het dossier.
20.Verklaring van getuige [getuige 6] van 18 oktober 2017, pagina 50 van het dossier.
21.Verklaring van getuige [getuige 7] van 13 oktober 2017, pagina 38, eerste en tweede alinea van zijn verklaring, en pagina 39, eerste alinea, van het dossier.
22.Verklaring van getuige [getuige 8] van 18 oktober 2017, pagina 48 van het dossier.
23.Verklaring van getuige [getuige 9] van 1 december 2017, pagina 59 van het dossier.
24.Foto 44 van het pv forensisch onderzoek, waarop een bushalte te zien is.
25.Foto’s 43 tot en met 46 van het pv forensisch onderzoek.
26.Foto’s 49 en 51 van het pv forensisch onderzoek.
27.Bovenste afbeelding op pagina 4, en foto’s 43 tot en met 47 van het pv forensische opsporing.
28.Foto’s 42, 44, 46 en 2 (in volgorde van ligging op de gevolgde route op de Langevieleweg), van het pv forensische opsporing.
29.Getuige [getuige 6] op pagina 50 van het dossier (“iedereen die daar bekend is weet hoe gevaarlijk deze weg is”) en getuige [getuige 9] op pagina 59 en 60 van het dossier (“het is ook een gevaarlijke weg met een bocht. (…) de weg is daar niet helemaal recht en niet goed te overzien. Vijftig is daar ook echt veels te hard en veel mensen rijden er ook gewoon dertig. Op deze weg rijden altijd wel veel fietsers. Bij de zebra die daar is is het ook een ramp als je daar over moet steken”)
30.Foto’s 48, 49 en 53, en pagina 76 onder ‘toedracht’, van het pv forensisch onderzoek.
31.Informatie betreffende de medische gevolgen van het ongeval voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] [achternaam slachtoffer 1 en 2] zoals weergegeven in een brief van 22 juni 2018 van de raadsvrouw van familie [achternaam slachtoffer 1 en 2] , mr. R. van Wijngaarden, advocaat te Amsterdam, aan het openbaar ministerie, en medische informatie van het Leids Universitair Medisch Centrum betreffende [slachtoffer 2] [achternaam slachtoffer 1 en 2] , en medische informatie van het Erasmus Medisch Centrum betreffende [slachtoffer 1] [achternaam slachtoffer 1 en 2] .
32.Uit openbaar toegankelijke bron (routeplanner ANWB via internet) is gebleken dat de afstand tussen de kruising Langevieleweg/Burgerweidestraat en de middengeleider (ongeveer ter hoogte van Langevieleweg [huisnummer] ) circa 40 meter betreft.
33.Het wegverloop kort voor en na de middengeleider op de Langevieleweg is goed te zien op foto 46 (pagina 35) van het pv forensisch onderzoek.
34.Foto’s op pagina’s 26 tot en met 33 van het dossier, die kort na het ongeval zijn gemaakt.