ECLI:NL:RBZWB:2018:3843
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Omgevingsvergunning voor akkerbouwbedrijf met opslag drijfmest en de ontvankelijkheid van het beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor het oprichten van een akkerbouwbedrijf met opslag van drijfmest. Eisers, bewoners van een nabijgelegen perceel, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen, dat op 12 april 2017 een omgevingsvergunning heeft verleend aan een derde partij voor de bouw van een landbouwloods en het verbreden van een inrit. Tijdens de zitting op 15 mei 2018 hebben eisers hun bezwaren toegelicht, waarbij zij onder andere twijfels uitten over de bedrijfsvoering van de derde partij en de resultaten van een trillingsonderzoek dat door de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant was uitgevoerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk is, ondanks dat het beroepschrift niet bij de rechtbank maar bij de gemeente was ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de termijn voor het indienen van het beroep tijdig was, omdat het beroep binnen zes weken na de datum van het bestreden besluit was ingesteld. De rechtbank heeft vervolgens de inhoudelijke bezwaren van eisers tegen de omgevingsvergunning beoordeeld, waarbij zij zich baseerde op eerdere uitspraken en jurisprudentie, waaronder de Brummen-jurisprudentie.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de mestsilo niet onder de werking van het Activiteitenbesluit valt en dat het college terecht heeft gesteld dat de inrichting vergunningplichtig is. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was dat het trillingsonderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak van 14 maart 2014 in deze zaak bevestigd, waarin al was geoordeeld over de vergunningplicht van de activiteiten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de verleende omgevingsvergunning opnieuw ter discussie te stellen, en heeft de eisers erop gewezen dat zij in de toekomst handhavend kunnen optreden als er sprake is van gebruik dat in strijd is met het bestemmingsplan.