ECLI:NL:RBZWB:2018:3703
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit college inzake last onder dwangsom en handhaving van omgevingsvergunning
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [naam gemeente], dat op 25 augustus 2017 een last onder dwangsom heeft opgelegd. Eiser, eigenaar van een pand te [adres] in [vestigingsplaats], betwist de rechtmatigheid van dit besluit en stelt dat de gemeente al jarenlang op de hoogte is van de situatie in het pand, waar meerdere zelfstandige wooneenheden aanwezig zijn. Eiser voert aan dat het handhavend optreden in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur en doet een beroep op het vertrouwensbeginsel, stellende dat het college door jarenlang stilzitten de indruk heeft gewekt dat er niet zou worden opgetreden.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de relevante wetgeving, zoals de Gemeentewet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank concludeert dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, aangezien de situatie in het pand in strijd is met de geldende vergunningen. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die het college zouden moeten beletten om op te treden. De rechtbank wijst erop dat het enkele tijdsverloop geen bijzondere omstandigheid is en dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen, omdat eiser geen vergelijkbare gevallen heeft aangetoond.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de rechtmatigheid van het besluit van het college. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.M. van Lanen op 14 juni 2018, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.