ECLI:NL:RBZWB:2018:3679

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
02/129855-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot toevoeging van een advocaat aan verdachte wegens gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens

In de zaak met parketnummer 02/129855-17 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juni 2018 een beslissing genomen over de toevoeging van een advocaat aan de verdachte. De verdachte, geboren in 1974 en woonachtig in [adres], is aangeklaagd voor belaging. Tijdens de zitting op 4 juni 2018 is de verdachte gehoord, evenals de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen. Uit het reclasseringsrapport van 3 november 2017 blijkt dat de verdachte lijdt aan een licht verstandelijke beperking en bekend is bij de geestelijke gezondheidszorg vanwege verslavingsproblemen en depressieve klachten. Deze omstandigheden hebben geleid tot arbeidsongeschiktheid en een behandeling bij Forensische Zorg Zeeland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte moeite heeft met de Nederlandse taal en juridische begrippen, wat zijn vermogen om zijn eigen belangen te behartigen beïnvloedt. De verdachte heeft aangegeven geen financiële middelen te hebben voor een advocaat en komt niet in aanmerking voor gefinancierde rechtsbijstand. Gezien deze situatie heeft de rechtbank besloten om mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg, als raadsvrouw aan de verdachte toe te voegen op basis van artikel 509c van het Wetboek van Strafvordering.

De rechtbank concludeert dat de geestvermogens van de verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn, waardoor hij niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen. De beslissing tot toevoeging van een advocaat is genomen om ervoor te zorgen dat de verdachte adequaat wordt bijgestaan in de rechtsgang.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02/129855-17
Beslissing tot niet behoorlijke behartiging belangen ex artikel 509a Sv.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [adres] ,
heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.

1.De procedure.

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van verdachte om te verschijnen ter terechtzitting van deze rechtbank van 4 juni 2018 wegens - kort gezegd - belaging;
- het proces-verbaal van de politie PL2000-2017009026;
- het rapport van GGZ Emergis Middelburg (hierna: de reclassering) van 3 november 2017;
- het proces-verbaal van de zitting van 4 juni 2018;
- de overige zich in het dossier bevindende stukken.
De officier van justitie mr. M. van Leeuwen is ter zitting gehoord.
Verdachte is ter zitting verschenen en gehoord.

2.De beoordeling.

Uit het rapport van de reclassering van 3 november 2017 blijkt dat verdachte een licht verstandelijke beperking heeft, en sinds jaren bekend is bij de (geestelijke) gezondheidszorg met verslavingsproblemen en depressieve klachten. Vanwege deze klachten is verdachte ziek geworden, hij is arbeidsongeschikt verklaard, en toegeleid naar Forensische Zorg Zeeland. Na afloop van het reclasseringstoezicht is de behandeling in een vrijwillig kader voortgezet.
Gelet op deze informatie vermoedt de rechtbank dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en dat hij ten gevolge daarvan niet in staat is zijn eigen belangen behoorlijk te behartigen. Daarbij speelt mede een rol dat ter zitting is gebleken dat verdachte moeite lijkt te hebben met de Nederlandse taal en juridische begrippen.
Tijdens het verhandelde ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij geen financiële middelen heeft om zich te laten bijstaan door een advocaat en niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. Dit zou recent getoetst zijn. Hij is op dit moment niet van rechtsbijstand voorzien.
De rechtbank zal daarom bevelen dat de voorzitter op grond van artikel 509c van het Wetboek van Strafvordering mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg, als raadsvrouw aan verdachte zal toevoegen.

3.De beslissing.

De rechtbank vermoedt dat de geestvermogens van verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn, en dat hij ten gevolge daarvan niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen.
Zij beveelt dat de voorzitter het bureau rechtsbijstandsvoorziening een last geeft tot toevoeging van mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg, als raadsvrouw van verdachte.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.J. Zuijdweg, voorzitter, mr. K.M. de Jager en
mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A. Huwae op 5 juni 2018.