ECLI:NL:RBZWB:2018:3550

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3380
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fiscale correctie van boekwaarde bij overgang van ondernemingsvermogen naar privévermogen in het belastingrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de fiscale behandeling van een woning die van ondernemingsvermogen naar privévermogen is overgebracht. De belanghebbende had in 2012 een nieuwe woning gebouwd op een perceel dat tot zijn ondernemingsvermogen behoorde, terwijl de oude woning, die als privévermogen was aangemerkt, zijn woonbestemming had verloren. De inspecteur had de waarde van de oude woning gecorrigeerd en het verlies uit werk en woning vastgesteld op € 51.743, wat door de belanghebbende werd betwist. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende de waardedaling van de oude woning terecht had geactiveerd op zijn ondernemingsbalans en dat de correctie van € 50.000 onterecht was. De rechtbank stelde het verlies uit werk en woning vast op € 97.125 en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende en gelastte de terugbetaling van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 17/3380
uitspraak van 18 juni 2018
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.955, waarbij een verlies uit werk en woning is vastgesteld van € 51.743.
1.2.
De inspecteur is in de uitspraak op bezwaar van 23 maart 2017 gedeeltelijk tegemoetgekomen aan het bezwaar van belanghebbende. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is daarin gehandhaafd en het verlies uit werk en woning is vastgesteld op € 53.125.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar bij brief van 2 mei 2017, ontvangen bij de rechtbank op 3 mei 2017, beroep ingesteld. Voor dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2018 te Breda. Een overzicht van de verschenen personen en een weergave van het ter zitting verhandelde is opgenomen in het proces-verbaal, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende exploiteert een landbouwbedrijf op het adres [adres] te [woonplaats] . Tot 1 januari 2012 was sprake van een eenmanszaak. Belanghebbende is eigenaar van twee kadastrale percelen (nummers 136 en 137) die planologisch dezelfde bestemming hadden en waarvan slechts een gedeelte bebouwbaar was. Op deze percelen stonden een woning en bedrijfsgebouwen. De woning was gelegen in een apart bouwblok en was gesitueerd op korte afstand van de bedrijfsgebouwen op perceel nummer 137. De woning en ondergrond waren geëtiketteerd als privévermogen en de overige gebouwen en gronden als ondernemingsvermogen.
2.2.
In 2008 heeft belanghebbende op de percelen een nieuwe woning gebouwd. Deze woning is op een ander deel van de percelen gebouwd, namelijk op perceelnummer 136, waar meer ruimte was en waar ze verder verwijderd stond van de hoogspanningsmasten en van de bedrijfsgebouwen. Voor de bouw van de woning moest het bebouwbaar blok van het bestemmingsplan worden aangepast (de zogenaamde artikel 19 lid 1 WRO procedure). De nieuwe woning werd op de als ondernemingsvermogen geëtiketteerde grond gebouwd en is eveneens als ondernemingsvermogen aangemerkt.
2.3.
Volgens het bestemmingsplan mag er slechts één woning op de percelen aanwezig zijn. Belanghebbende diende daarom de woonbestemming van de oude woning op te geven om een bouwvergunning voor de nieuwe woning te kunnen krijgen. In de ontwerp-vrijstelling artikel 19 lid 1 WRO werd in verband hiermee vastgelegd dat de woonbestemming van de oude woning komt te vervallen na oplevering van de nieuwe woning.
2.4.
Als gevolg van het verlies van de woonbestemming op de oude woning is volgens het taxatierapport van [taxateur A] , verbonden aan [kantoornaam taxateur A] te Baexem, de waarde van de oude woning met ondergrond met € 50.000 gedaald. Belanghebbende heeft op het moment van ingebruikname van de nieuwe woning deze waardedaling op de ondernemingsbalans € 50.000 geactiveerd als inbreng woontitel en vervolgens tot de boekwaarde van de nieuwe woning gerekend.
2.5.
Op 27 september 2012 heeft belanghebbende een vennootschapsovereenkomst gesloten met zijn echtgenote, waarin is vastgelegd dat het landbouwbedrijf met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2012 in de rechtsvorm van een vennootschap onder firma wordt gedreven. Belanghebbende heeft bij deze gelegenheid de nieuwe woning naar zijn privévermogen overgebracht. Belanghebbende heeft in verband met de heretikettering van de woning een boekverlies in aanmerking genomen, dat hij als volgt heeft berekend:
WEV woning € 288.000
WEV ondergrond
€ 75.000+
WEV woning en ondergrond € 363.000
Waarde bewoonde staat (65% van € 363.000) € 235.950
Boekwaarde woning en ondergrond
€ 350.141 -
Boekverlies € 114.191
2.6.
In de aangifte inkomstenbelasting heeft belanghebbende een verlies uit werk en woning aangegeven van € 130.987. De inspecteur is van de aangifte afgeweken door de waarde in het economische verkeer van de ondergrond met € 18.000 te verminderen, de boekwaarde van de woning en de ondergrond met € 50.000 te verminderen in verband met de inbreng van de woontitel, de waarde in bewoonde staat op 80% te stellen en de MKB-winstvrijstelling te corrigeren. Als gevolg daarvan is het verlies uit werk en woning verminderd tot € 51.743.
2.7.
In de uitspraak op bezwaar is het verlies uit werk en woning gecorrigeerd naar € 53.125. Het boekverlies bedraagt € 25.712. Dit is als volgt berekend:
WEV woning € 288.000
WEV ondergrond
€ 75.000+
WEV woning en ondergrond € 363.000
Waarde in bewoonde staat (80% van € 363.000) € 290.400
Boekwaarde woning en ondergrond volgens aangifte € 350.141
Correctie inbreng woontitel
€ 50.000 -
Gecorrigeerde boekwaarde woning en ondergrond
€ 300.141 -
Resultaat voor landbouwvrijstelling -/- € 9.741
Landbouwvrijstelling (€ 18.000 - € 2.029 (boekwaarde grond))
€ 15.971 -
Boekverlies € 25.712
Winst uit onderneming volgens de aangifte -/- € 158.670
Correctie boekverlies (€ 114.191 - € 25.712)
€ 88.479 +
Winst voor ondernemersaftrek -/- € 70.191
MKB-winstvrijstelling (12% * € 70.191)
€ 8.423 +
Winst uit onderneming -/- € 61.768
Loon uit vroegere dienstbetrekking € 11.216
Betaalde premies inkomensvoorziening -/-
€ 2.573 +
Verlies uit werk en woning € 53.125

3.Geschil

3.1.
Partijen zijn het er over eens dat belanghebbende de nieuwe woning in 2012 mocht onttrekken aan zijn ondernemingsvermogen, en wel voor de waarde in bewoonde staat. In geschil is of het verlies uit werk en woning in verband met de overgang van deze woning naar het privévermogen tot het juiste bedrag is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
1. Dient de fiscale boekwaarde van de woning op de openingsbalans per 1 januari 2012 te worden gecorrigeerd op grond van de foutenleer omdat belanghebbende in 2008 ten onrechte de waardedaling van de oude woning vanwege het verlies van de woonbestemming heeft geactiveerd? Niet in geschil is dat de oude woning in 2008 € 50.000 in waarde is gedaald wegens het verlies van de woonbestemming.
2. Is sprake van een verplichte overgang van de nieuwe woning naar het privévermogen als bedoeld in het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 31 augustus 2009, nr. CPP2009/1092M (onderdeel 2), zodat belanghebbende de waarde van de woning in bewoonde staat op grond van dit besluit mocht berekenen op 65% van de waarde van de woning in vrije staat? Voor het geval deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord, is niet in geschil dat de waarde van de woning dient te worden berekend op 80% van de waarde in vrije staat.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en tijdens de zitting.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vaststelling van het verlies uit werk en woning op € 145.041.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

Correctie fiscale boekwaarde
4.1.
Waardestijgingen van het ondernemingsvermogen die niet in de uitoefening van de onderneming zijn ontstaan, maar vanuit het privévermogen zijn ingebracht of opgeofferd blijven op grond van het totaalwinstbeginsel van artikel 3.8 van de Wet IB 2001 buiten de winstberekening. Belanghebbende heeft een woonbestemming op zijn tot het ondernemingsvermogen gerekende nieuwe woning verkregen door de woonbestemming op de tot zijn privévermogen gerekende oude woning op te offeren. Uit het voorgaande volgt dat hij de waardedaling van de privéwoning wegens verlies van de woonbestemming terecht heeft geactiveerd op zijn ondernemingsbalans.
Correctie waarde in bewoonde staat
4.2.
Ingeval een woning overgaat van het ondernemingsvermogen naar het privévermogen dient in de winst te worden afgerekend over de waarde in het economische verkeer minus de fiscale boekwaarde van de woning. Ingeval de ondernemer in de woning blijft wonen, wordt bij de vaststelling van de waarde in het economische verkeer rekening gehouden met een waardedruk wegens zelfbewoning. In het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 31 augustus 2009, nr. CPP2009/1092M (onderdeel 2) wordt goedgekeurd dat ‘
in gevallen van verplichte overgang naar het privévermogen, zoals bij staking’, de waarde bewoond wordt vastgesteld op 65% van de waarde in het economische verkeer in vrije staat, rekening houdend met de leeftijd van belanghebbende.
4.3.
Het staat een belastingplichtige niet vrij om een tot zijn ondernemingsvermogen behorend vermogensbestanddeel naar willekeur over te brengen naar zijn privévermogen. Overgang naar het privévermogen is geoorloofd indien sprake is van een bijzondere omstandigheid. Uit het arrest van de Hoge Raad van 15 januari 1964, nr. 15.113 (ECLI:NL:HR:1964:AX7671, BNB 1964/119) volgt dat de inbreng van een onderneming in een vennootschap onder firma geen bijzondere omstandigheid vormt dat de keuzeherziening rechtvaardigt. Hieruit volgt dat belanghebbende geenszins verplicht was om de woning over te brengen naar zijn privévermogen. Dat belanghebbende door zijn onderneming in de vennootschap onder firma in te brengen een evenredig deel van zijn onderneming heeft gestaakt, doet daar niet aan af. Belanghebbende mocht de waarde in bewoonde staat daarom niet ingevolge het voornoemde besluit vaststellen op 65% van de waarde in vrije staat.
Conclusie
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat de aangifte ten onrechte met € 50.000 is gecorrigeerd (correctie ‘inbreng woontitel’). Het boekverlies dient daarom met € 50.000 te worden verhoogd tot € 75.712.
4.5.
De berekening van het verlies uit werk en woning luidt als volgt:
Winst uit onderneming volgens de aangifte -/- € 158.670
Correctie boekverlies (€ 114.191 - € 75.712)
€ 38.479 +
Winst voor ondernemersaftrek -/- € 121.191
MKB-winstvrijstelling (12% * € 121.191)
€ 14.423 +
Winst uit onderneming -/- € 105.768
Loon uit vroegere dienstbetrekking € 11.216
Betaalde premies inkomensvoorziening -/-
€ 2.573 +
Verlies uit werk en woning € 97.125
4.6.
Gelet op het vorenstaande dient het verlies uit werk en woning te worden vastgesteld op € 97.125 en dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

5.1.
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.252,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een conclusie van repliek, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1). Voor de kosten voor de bezwaarfase is door de inspecteur reeds een vergoeding toegekend bij de uitspraak op bezwaar.
5.2.
Voor de kosten van de door belanghebbende naar de zitting meegebrachte deskundige zijn partijen overeengekomen dat de vergoeding moet worden berekend op basis van vier uren, naar het maximale uurtarief als bepaald in het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (€ 121,95). Dit leidt tot een vergoeding van € 487,80
5.3.
De totaal te vergoeden proceskosten bedragen, gelet op het voorgaande, € 1.740,30.

6.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • stelt het verlies uit werk en woning vast op € 97.125;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.740,30;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 18 juni 2018 door mr. C.A.F.M. Stassen, voorzitter, mr.dr. M.L.M. van Kempen en mr. A.H.W. Steijn, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Mesman-Arts, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.