ECLI:NL:RBZWB:2018:332
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Huurovereenkomst en aanzeggingsverplichting in kort geding
In deze zaak, die op 10 januari 2018 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, betreft het een kort geding waarin eiser, [eiser], vordert dat gedaagde, [gedaagde], de woning aan [adres 2] ontruimt. De vordering is gebaseerd op een huurovereenkomst die volgens eiser per 1 januari 2018 zou eindigen, terwijl gedaagde stelt dat de overeenkomst voor onbepaalde tijd is verlengd. De procesgang omvat onder andere een dagvaarding en verschillende brieven van beide partijen. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 december 2017 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten.
Eiser heeft de woning gekocht met de intentie daar zelf in te wonen en stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming. Gedaagde voert echter verweer en stelt dat de opzegging van de huurovereenkomst niet rechtsgeldig is, omdat eiser niet tijdig heeft aangezegd. De kantonrechter overweegt dat de aanzegging te vroeg is gedaan en dat de huurovereenkomst daardoor voor onbepaalde tijd is verlengd. De rechter wijst de vordering van eiser af, oordelend dat er geen spoedeisend belang is en dat gedaagde recht heeft op bescherming van haar woonrecht. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 600,00.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van de aanzeggingsverplichting en de bescherming van huurders in het Nederlandse huurrecht. De rechter concludeert dat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd en dat gedaagde recht heeft op voortzetting van de huur.