Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De feiten
- Openbaarmaking van het rapport zou de persoonlijke levenssfeer van de betrokken wethouder en anderen ernstig schaden. De onderzoekers hebben de financiën van de wethouder en anderen onderzocht. Deze privégegevens zijn door het gehele rapport te vinden en zijn zodanig verweven met de feitelijke gegevens dat het niet mogelijk is om delen van het rapport openbaar te maken zonder daarbij de persoonlijke levenssfeer ernstig aan te tasten.
- Verder zouden de natuurlijke personen onevenredig benadeeld worden door openbaarmaking van het rapport.
- Daarom is geheimhouding op het rapport opgelegd op grond van artikel 55 van de Gemeentewet in combinatie met artikel 10, tweede lid, onder e en g van de Wob.
- De burgemeester heeft de integriteit van de gemeente voldoende bewaakt door een onafhankelijk onderzoek in te stellen en de bevindingen uit het rapport te delen met eiser, het college en de fractievoorzitters. Nu gebleken is dat er geen sprake is van belangenverstrengeling acht het college het noodzakelijk de privacy van de betrokkenen te beschermen door het rapport geheim te houden.
- Artikel 55 van de Gemeentewet is een uitputtende bijzondere wettelijke geheimhoudingsregeling die voorrang heeft op de openbaarmakingsregeling op grond van de Wob. Het college ziet dan ook geen mogelijkheid tot openbaarmaking van het rapport op grond van de Wob.
2.De beroepsgronden
- De wethouder heeft als openbaar ambtenaar gehandeld zodat hem geen bescherming van de privacy toekomt. Daarbij komt dat de wethouder zelf de publiciteit heeft opgezocht.
- Het rapport zal ook niet-privacygevoelige informatie dan wel openbare informatie bevatten. Verweerder had per onderdeel moeten beoordelen en motiveren of de informatie, eventueel in geanonimiseerde vorm, wel of niet verstrekt kan worden.
- Er zijn bewust onnodige subjectieve elementen aan het onderzoek toegevoegd om geheimhouding te bewerkstelligen. Aan het privacy-argument dient dan ook voorbij te worden gegaan.
- In een brief van Deloitte aan eiser staat dat het rapport openbaar gemaakt kan worden dan wel ter kennis van de gemeenteraad kan worden gebracht. Dit heeft eiser er met name toe bewogen om zijn medewerking te verlenen aan het rapport. Eiser ging er van uit dat deze mededeling ook aan de andere ondervraagden is gedaan en hetzelfde voor hen geldt.
3.Het verweer
- Juist omdat er persoonlijke gegevens van de (voormalig) wethouder en anderen in het rapport vermeld staan, heeft het college geheimhouding opgelegd.
- Het is onjuist dat er bewust subjectieve elementen aan het onderzoek zijn toegevoegd om geheimhouding te bewerkstelligen. Het is volstrekt onduidelijk waar eiser dat op baseert.
- Het is van algemene bekendheid dat vertrouwelijkheid van documenten van de gemeente niet absoluut kan worden gegarandeerd. De wet of de rechter kan de verplichten tot openbaarmaking. Daarom heeft Deloitte degenen die aan het rapport meewerkten erop gewezen dat het rapport weliswaar alleen bedoeld was voor de burgemeester en in vertrouwelijkheid voor de Commissaris van de Koning, maar dat er een kans bestond dat het rapport openbaar gemaakt zou worden. Aan eiser is derhalve juist duidelijk gemaakt dat het rapport een vertrouwelijk karakter zou hebben.
4.De wet
5.Beoordeling
volworden getoetst. Als die vraag met ‘ja’ wordt beantwoord, moet de bestuursrechter vervolgens
met terughoudendheidtoetsen:
- of het college gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het opleggen van geheimhouding; en
- hoe het college dat heeft gedaan.