ECLI:NL:RBZWB:2018:3145

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
02-056155-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Louwerse
  • J. Beudeker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling na geslaagd beroep op noodweer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 mei 2018, stond de verdachte terecht voor mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 10 juni 2017 te Etten-Leur, waarbij de verdachte in een conflict met het slachtoffer, [slachtoffer], betrokken raakte. De verdachte, die met zijn moeder en kleinzoon in de auto zat, werd ingehaald door [slachtoffer], die hem vervolgens beledigde en zijn auto tot stilstand bracht. Toen de verdachte probeerde te vragen wat er aan de hand was, werd hij door [slachtoffer] aangevallen. In een poging om de aanvallen af te weren, heeft de verdachte met een autosleutel naar [slachtoffer] geslagen, wat leidde tot een verwonding.

De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar de verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de opzet had om [slachtoffer] te doden of zwaar letsel toe te brengen, en dat zijn handelen gerechtvaardigd was onder de omstandigheden van noodweer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat de rechtvaardigingsgrond van noodweer de wederrechtelijkheid van zijn handelen uitsloot.

De benadeelde partij, [slachtoffer], had een schadevergoeding van € 50.855,00 gevorderd, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. M. van Kralingen, mr. A. Louwerse en mr. J. Beudeker, in aanwezigheid van griffier Van der Gaag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-056155-18
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1951 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 mei 2018, waarbij de officier van justitie, mr. Oosterveld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 10 juni 2017 te Etten-Leur ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te
beroven met een autosleutel, althans met een hard en/of puntig
(steek)voorwerp, (meermalen) stekende en/of stotende en/of zwaaiende
bewegingen heeft gemaakt naar/in de richting van het (boven)lichaam van
die [slachtoffer] en/of in de borst(streek), althans het (boven)lichaam, van die
heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2017 te Etten-Leur aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een (steek)wond in de borst, althans het
bovenlichaam, en/of een klaplong, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met
een autosleutel, althans een hard en/of puntig (steek)voorwerp, in de
borst(streek), althans het (boven)lichaam, te steken en/of te snijden en/of te
prikken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2017 te Etten-Leur ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen met een autosleutel, althans met een hard
en/of puntig (steek)voorwerp, (meermalen) stekende en/of stotende en/of
zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar/in de richting van het
(boven)lichaam van die [slachtoffer] en/of in de borst(streek), althans het
(boven)lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of
geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2017 te Etten-Leur [slachtoffer] heeft mishandeld
door die [slachtoffer] met een autosleutel, althans een hard en/of puntig
(steek)voorwerp, in de borst(streek), althans het (boven)lichaam, te steken
en/of te snijden en/of te prikken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te
weten een steekwond in de borst(streek) en/of een klaplong ten gevolge
heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meest subsidiaire feit heeft gepleegd, echter zonder dat dit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Zij baseert zich daarbij op de aangifte, het letsel bij aangever, de getuigenverklaring van de vader van aangever en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, nu verdachte geen opzet heeft gehad om aangever van het leven te beroven dan wel hem (zwaar lichamelijk) letsel toe te brengen. Immers, verdachte probeerde zich te verdedigen tegen aangever. Subsidiair heeft de verdediging ontslag van rechtsvervolging bepleit, nu verdachte heeft gehandeld in een situatie van noodweer, omdat hij zich noodzakelijkerwijs moest verdedigen tegen de wederrechtelijke aanranding van zijn lijf.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij op 10 juni 2017 zijn moeder naar huis wilde brengen. Met zijn moeder en kleinzoon reed hij op de Grauwe Polder in Etten-Leur. Op enig moment werd hij ingehaald door [slachtoffer] . Hij hoorde [slachtoffer] roepen “rij nu eens door ouwe gek”. [slachtoffer] bracht daarna ineens midden op de weg zijn auto tot stilstand, maar bleef in de auto zitten. Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat hij niets fout had gedaan. Omdat [slachtoffer] stopte, zag verdachte een mogelijkheid om hem te vragen wat er aan de hand was. Toen hij bij de auto van [slachtoffer] aankwam, werd het portier opengegooid waardoor hij het portier tegen zich aankreeg. Meteen daarna kreeg hij een klap tegen zijn hoofd van [slachtoffer] , waardoor zijn bril van zijn gezicht werd geslagen. [slachtoffer] probeerde hem nog een aantal keren te slaan en heeft hem ook een trap gegeven. Verdachte zag geen kans om weg te lopen, omdat [slachtoffer] bleef aanvallen. Hij probeerde de klappen van [slachtoffer] af te weren. Daarbij heeft hij uitgehaald naar [slachtoffer] , waardoor hij hem kennelijk heeft geraakt met zijn autosleutel, die hij nog in zijn hand had.
De rechtbank is op basis van het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat verdachte niet de opzet, noch voorwaardelijk opzet heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit.
Als meest subsidiair is mishandeling ten laste gelegd. Onder "mishandeling" in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan het opzettelijk aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, het opzettelijk benadelen van de gezondheid alsmede - onder omstandigheden - het opzettelijk bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, een en ander zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat.
Voor het slagen van een beroep op noodweer als rechtvaardigingsgrond voor het toebrengen van lichamelijk letsel, als gedaan door de verdediging, is vereist dat deze gedraging wordt geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of de onmiddellijke dreiging daarvan. Hierin ligt besloten dat de verdedigingshandeling moet voldoen aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank heeft ter zitting de overtuiging gekregen dat verdachte een goedaardige persoon is die geen ruzie zoekt. Zij acht daarom geloofwaardig dat hij, nadat [slachtoffer] zijn auto tot stilstand had gebracht, naar de door [slachtoffer] bestuurde auto is toegelopen om te vragen of hij (verdachte) - kort gezegd - een verkeersfout had gemaakt waarop hij zou kunnen worden aangesproken en om dan zijn excuses daarvoor aan te bieden. Gelet op de hiervoor getypeerde persoon van de verdachte en zijn leeftijd met de leeftijdsconforme fysieke gesteldheid, alsmede gelet op de leeftijd en fysieke gesteldheid van [slachtoffer] die volgt uit de door betrokkenen afgelegde verklaringen (volgens de eigen verklaring van [slachtoffer] was hij een succesvol kickbokser), oordeelt de rechtbank aannemelijk dat verdachte zich noodzakelijkerwijs tegen de aanvallen van [slachtoffer] heeft verdedigd door uit te halen naar [slachtoffer] om zich af te weren tegen de aanvallen van [slachtoffer] en dat hij (verdachte) in verband met die voortdurende aanvallen niet weg heeft kunnen lopen. Naar het oordeel van de rechtbank stond de door de verdachte gegeven uithaal voorts niet in onredelijke verhouding tot de ernst van de aanranding.
Gelet op het voorgaande, slaagt het beroep op noodweer. Nu de rechtbank van oordeel is dat verdachte een beroep op de rechtvaardigingsgrond noodweer toekomt, ontbreekt daardoor de wederrechtelijkheid, die impliciet besloten ligt in het bestanddeel “mishandelend” in de gedraging van verdachte en dient hij te worden vrijgesproken van het meest subsidiair ten laste gelegde feit.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 50.855,00 wegens het toebrengen van letsel.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde feit;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Louwerse en mr. Beudeker, rechters, in tegenwoordigheid van Van der Gaag, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 mei 2018.
Mr. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.