4.3Het oordeel van de rechtbank
Voorgeschiedenis
Alvorens de rechtbank begint met haar bespreking van de feiten en omstandigheden zal zij eerst kort ingaan op de voorgeschiedenis c.q. relatie tussen het slachtoffer en verdachte.
Verdachte woont vanaf juni 2017 in de beschermde woonvorm aan het [straatnaam] te Middelburg van Emergis. Aldaar woonde ook het slachtoffer. Omstreeks september 2017 ontstond er tussen verdachte en het slachtoffer een seksrelatie. Deze relatie heeft een paar weken geduurd. Verdachte heeft hierover verklaard dat de relatie eindigde op het moment dat het slachtoffer twee weken vast kwam te zitten. Verdachte heeft, nadat hij vrij kwam, nog een aantal berichten gestuurd, maar het slachtoffer wilde niet meer met haar praten. In het begin negeerden zij elkaar, maar later begon het slachtoffer haar uit te schelden. Verdachte heeft verklaard dat hij haar wel eens duwde of dat hij heel dicht bij haar kwam staan. Het slachtoffer was agressief en verdachte werd daar angstig van. De persoonlijk begeleider van verdachte heeft bevestigd dat het team van Emergis op de hoogte was van de verstoorde onderlinge verhoudingen tussen verdachte en het slachtoffer. Er was eerder over gesproken.
Feiten en omstandigheden
Op zaterdag 28 oktober 2017 om 21.04 uur komt bij de landelijke 112 meldkamer een melding binnen van verdachte. In het gesprek dat volgt met de plaatselijke politiecentralist zegt verdachte dat zij in de war is en dat zij denkt dat zij iemand dood gaat maken. Op vragen van de centralist antwoordt verdachte vervolgens dat ze boos is op [slachtoffer] en dat ze hem dood gaat maken. Uiteindelijk wordt, nadat de centralist een stevig soort geklop op een deur hoort, de verbinding met verdachte verbroken.Na beëindiging van het gesprek om 21.11 uur is door het meldkamerpersoneel direct contact opgenomen met de begeleiding van Emergis en werd de politie ter plaatse gestuurd. Bij aankomst hoorden de verbalisanten dat er een man was neergestoken. In één van de kamers werd het slachtoffer op de grond aangetroffen met een bloedende wond aan de linkerzijde van zijn borst. Ter hoogte van zijn linkerschouder en zijn hoofd lag een plas bloed op de grond. Het ook ter plaatse gekomen ambulancepersoneel gaf aan dat het slachtoffer was overleden.Om de precieze doodsoorzaak te onderzoeken is er door het NFI sectie verricht. Bij sectie werd hoog aan de borst links een scherprandige huidperforatie (steekletsel) vastgesteld, met bloeduitstorting aan de wondranden en in de diepte. Dit letsel ging gepaard met een onderliggend steekkanaal met perforatie van onder andere de linkerborstholte, de linkerlong, het hartzakje en de grote lichaamsslagader. Volgens de patholoog wordt het intreden van de dood verklaard door gevolgen van één steekletsel aan de borst links.
Getuige [getuige 1] , een bewoner van een woning aan het [straatnaam] , heeft verklaard dat hij die avond in zijn kamer was en opeens een hard geklop hoorde. Hij hoorde het slachtoffer zeggen: ‘wie is daar?’. [getuige 1] deed zijn deur open en zag dat verdachte voor de deur van het slachtoffer stond. Zij had een mes in haar hand. [getuige 1] vroeg nog aan haar: ‘wat doe je?’ of ‘wat is er?’, maar zij staarde hem alleen maar heel vreemd aan. Hij heeft vervolgens de deur dicht en op slot gedaan.
Getuige [getuige 2] , begeleider bij Emergis, heeft verklaard dat hij omstreeks 21.10 uur werd gebeld door de meldkamer van 112, omdat verdachte zichzelf iets zou willen aandoen. Hij is vervolgens naar haar kamer gelopen. Hij hoorde beneden aan de trap al dat er gedoe was en hoorde het slachtoffer roepen: ‘laat me met rust, ga weg, flikker op’. Het slachtoffer klonk bozig, geïrriteerd en luid. [getuige 2] is naar boven gerend en is de kamer van het slachtoffer binnen gelopen. Hij stapte de kamer binnen en zag hem net van zijn bed afglijden. Verdachte zat op dat moment op het bed, midden in de kamer. Zij had een stevig vleesmes van ongeveer 30 centimeter, met grote kartels, in haar rechterhand.
Door een verbalisant werd op het dressoir in de kamer van het slachtoffer een mes aangetroffen. De snede van dit mes had een kartelrand en het totale mes was ongeveer 30 centimeter lang. Eén zijde van het lemmet zat geheel onder het bloed.
Nadat verdachte werd aangehouden werd zij naar het cellencomplex Torentijd overgebracht. Een verbalisant heeft gerelateerd dat hij op het moment dat hij voor haar cel stond verdachte hoorde zeggen: ‘ik hoop wel dat hij dood is, dat verdient hij wel’. Een paar seconden later herhaalde verdachte dit en zei: ‘ik hoop wel dat hij dood is, dat verdient hij zeer’.
Verdachte heeft zelf verklaard dat zij die avond drie flessen wijn heeft gedronken en niet meer weet wat er is gebeurd. Ze had zoveel gedronken, dat ze daardoor een black-out kreeg. Dit gebeurt wel vaker, eigenlijk elke keer als zij drinkt. Ze kan zich de volgende dag dan niet meer herinneren wat er is gebeurd. Ze is sinds haar 21ste verslaafd aan alcohol. In het bloed van verdachte is na haar aanhouding 2.4 mg/ml alcohol aangetroffen. De gemeten ethanol concentratie in het bloed is een concentratie waarbij onder andere agressief en strijdlustig gedrag en verstoorde waarnemingen kunnen optreden, aldus het NFI.
Moord of doodslag?
Op grond van voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die op 28 oktober 2017 met een mes, eenmaal in de hartstreek van het slachtoffer heeft gestoken, waarbij door deze messteek de linkerborstholte, de linkerlong, het hartzakje en de lichaamsslagader zijn geperforeerd, ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte vol opzet had op de dood van het slachtoffer, nu niet vast te stellen is dat verdachte daadwerkelijk de intentie heeft gehad om het slachtoffer van het leven te beroven.
Wel is sprake geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Vaststaat, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, dat verdachte terwijl zij onder invloed was van alcohol een mes heeft gepakt en zelf naar het slachtoffer is toegegaan, terwijl er daarnaast sprake was van een verstoorde verhouding met het slachtoffer en zij boos was op hem. Vrijwel direct nadat hij de deur voor haar open had gedaan, heeft verdachte het slachtoffer één keer in zijn hartstreek gestoken. Gelet op deze omstandigheden heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou overlijden als gevolg van de messteek.
Vervolgens moet worden beoordeeld of sprake was van voorbedachte raad. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechtbank, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens eerst gesteld ziet, is, of de verdachte voorafgaand aan het gewelddadig handelen voldoende tijd voor beraad en gelegenheid voor bezinning heeft gehad. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Verdachte heeft naar het alarmnummer gebeld met de mededeling dat zij het slachtoffer wilde doodmaken. De rechtbank stelt vast dat dit het eerste moment is waarop het voornemen van verdachte om het latere slachtoffer iets aan te doen kenbaar is gemaakt. Hierna blijft verdachte nog gedurende enkele minuten aan de telefoon met de centralist. In de tussentijd heeft verdachte vanuit haar woning een mes gepakt en is zij naar de woning van het slachtoffer gelopen. Nadat hij open doet en de verbinding met de centralist wordt verbroken, steekt verdachte hem direct neer.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in ieder geval op meerdere momenten de tijd heeft gehad om zich te beraden over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad, te weten tijdens het gesprek met de centralist waarin zij haar daad aankondigde, op het moment dat zij een mes uit haar woning pakte en op het moment dat zij naar de woning van het slachtoffer toeliep. Dit vormt een aanwijzing dat met voorbedachte raad zou zijn gehandeld.
Zoals hiervoor reeds overwogen moet de rechtbank zich vervolgens buigen over de vraag of er aanwijzingen zijn die tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten (de hiervoor genoemde contra-indicaties). De rechtbank stelt vast dat uit het rapport van GZ-psycholoog S. Labrijn blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten –onder meer− een stoornis in het gebruik van alcohol. Op pagina 22 van genoemd rapport staat voorts gerelateerd dat: ‘
er bij verdachte sprake is van een duidelijk patroon van (chronische) emotionele instabiliteit die bij verdachte gepaard gaat met een gebrek aan zelfcontrole c.q. het vermogen tot zelfsturing(..)
oplopende druk c.q. stress (veroorzaakt door interne/psychische stressoren of spanning van buitenaf) leidt tot alcoholgebruik en na alcoholgebruik wordt prikkelbaarheid, woede en impulsiviteit manifest(..)
Bijvoorbeeld kan het gegeven dat verdachte 112 belde worden geïnterpreteerd als schreeuw om hulp, als haar reactie op het dreigende controleverlies; zij wilde het slachtoffer niet doden, maar had zichzelf niet meer in de hand(..). Daarbij komt dat verdachte die avond drie flessen wijn heeft gedronken, waarna het in haar bloed vastgestelde alcoholpromillage 2.4 mg/ml bedroeg, een promillage waarbij volgens het NFI onder andere agressief en strijdlustig gedrag en verstoorde waarnemingen kunnen optreden.
In het voorgaande ziet de rechtbank een contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachte raad. Ten gevolge van het alcoholgebruik lijkt er bij verdachte een hevige, ogenblikkelijke gemoedsopwelling in de vorm van boosheid, prikkelbaarheid en impulsiviteit te zijn ontstaan van waaruit zij heeft gehandeld. Deze gemoedsopwelling kan worden verklaard door de hiervoor beschreven problematiek. De rechtbank is van oordeel dat aan deze contra-indicatie, in combinatie met de toch relatief korte tijdspanne tussen het bellen van het alarmnummer en de daad, een zwaarder gewicht moet worden toegekend dan aan de omstandigheid dat voor de verdachte voldoende tijd en gelegenheid heeft bestaan om zich te beraden over het genomen of het te nemen besluit en na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Hierbij speelt tevens een rol dat de verklaringen van verdachte geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in haar is omgegaan.
Het voorgaande betekent dat niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat zij zal moeten worden vrijgesproken van moord (het impliciet primair tenlastegelegde). Op grond van voormelde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wel sprake van wettig en overtuigend bewijs voor doodslag.