ECLI:NL:RBZWB:2018:1906

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
29 maart 2018
Zaaknummer
02-800421-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Langdurig seksueel misbruik van minderjarige door stiefvader met gebruik van schakelbewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van langdurig seksueel misbruik van zijn stiefdochter, die ten tijde van de feiten tussen de 9 en 15 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar zijn en dat deze ondersteund worden door forensisch bewijs, waaronder DNA-materiaal dat op het slachtoffer is aangetroffen. De verdachte heeft in eerste instantie alles ontkend, maar heeft later een (gedeeltelijke) bekentenis afgelegd over de seksuele handelingen die hij met het slachtoffer heeft gepleegd, met name vanaf medio 2015. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het misbruik eerder is begonnen dan de verdachte heeft aangegeven, en dat de verklaringen van het slachtoffer consistent zijn en niet zijn verzwaard of veranderd in de tijd.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, die onder andere bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en andere ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft daarbij gebruik gemaakt van schakelbewijs, omdat er geen direct bewijs was voor de periode vóór medio 2015, maar wel aanwijzingen dat het misbruik eerder heeft plaatsgevonden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een behandelverplichting. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding voor het slachtoffer vastgesteld, die de gevolgen van het misbruik dagelijks met zich meedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800421-17
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 maart 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in Penitentiair Psychiatrisch Centrum Vught te Vught,
raadsman mr. I. Azarkan, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 maart 2018, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat
1.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode 14 april 2017 tot en met 18 april 2017, althans op of omstreeks 18 april 2017, te Oosterhout, in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag slachtoffer] 2001), zijnde een kind dat hij
verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, althans een aan zijn zorg
en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of
meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- zijn penis door die [slachtoffer] laten betasten en/of zich door die [slachtoffer]
laten pijpen en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 4 november 2010 tot en
met 3 november 2013 te Raamsdonksveer en/of te Oosterhout, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag slachtoffer] 2001), zijnde een kind dat hij
verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, althans een aan zijn zorg
en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die toen de leeftijd van twaalf
jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die
(telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- zijn penis door die [slachtoffer] laten betasten en/of zich door die [slachtoffer] laten
pijpen en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt;
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 4 november 2013 tot en
met 13 april 2017 althans 17 april 2017 te Oosterhout in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag slachtoffer] 2001), zijnde een kind dat hij
verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, althans een aan zijn zorg
en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of
meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- zijn penis door die [slachtoffer] laten betasten en/of zich door die [slachtoffer] laten
pijpen en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van het slachtoffer, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), de DNA-match met verdachte van het bij [slachtoffer] aangetroffen DNA-materiaal en de deels bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2 en wijst daarbij op de verklaringen van [slachtoffer] die op een aantal, niet ondergeschikte, aspecten, onbetrouwbaar, tegenstrijdig en inconsistent zijn. Ten aanzien van feit 3 is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde misbruik in de jaren 2013 en 2014, gelet op de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en het ontbreken van steunbewijs ten aanzien van dit deel van de tenlastegelegde periode. Verdachte heeft enkel verklaard vanaf medio 2015 seks gehad te hebben met [slachtoffer] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 6 april 2017 ontving E.S. Gunst, kinder- en jeugdpsycholoog in opleiding werkzaam bij praktijk van Waterschoot in Breda en behandelaar van [slachtoffer] , een brief van [slachtoffer] . [1] In die brief schreef [slachtoffer] dat ze sinds haar negende levensjaar seksueel misbruikt werd door haar stiefvader [verdachte] . Deze brief heeft Gunst op 12 april 2017 met [slachtoffer] besproken, waarbij [slachtoffer] aangaf dat [verdachte] naar haar toe kwam, aan haar zat en haar dwong tot seks. [2] Naar aanleiding van de brief en het gesprek vond er op 19 april 2017 een vervolggesprek plaats tussen Gunst en [slachtoffer] , waarbij tevens A.J.L.M. van den Eijnden van Veilig Thuis en B. Wijmans van het Sociaal Wijkteam Oosterhout aanwezig waren. In dit gesprek gaf [slachtoffer] aan dat ze dacht dat er sporen gevonden zouden worden, omdat haar stiefvader de avond ervoor om 20:30 uur voor het laatst geslachtsgemeenschap met haar had gehad. [3] Van den Eijnden heeft namens [slachtoffer] aangifte gedaan.
[slachtoffer] (geboren op [geboortedag slachtoffer] 2001) heeft tegenover de politie verklaard dat haar stiefvader, zijnde verdachte, aan haar zat en haar tot seks dwong. Dit gebeurde vanaf haar negende jaar. Zij verklaarde dat verdachte aan haar borsten en aan haar geslachtsdeel zat met zijn handen en met zijn geslachtsdeel in haar geslachtsdeel ging. Het gebeurde wekelijks wel een paar keer. De eerste keer vond plaats op haar slaapkamer in hun huis in Raamsdonksveer. Verdachte deed haar onderbroek uit en ging met zijn kleren aan boven op haar liggen. Hij begon met zijn geslachtsdeel tegen haar aan te duwen, deed zijn kleren uit en drong met zijn geslachtsdeel haar geslachtsdeel binnen. [4] Tevens heeft [slachtoffer] verklaard dat zij een keer in het zwembad bij hun huis in Oosterhout het geslachtsdeel van verdachte moest aanraken, hij haar hand naar zijn geslachtsdeel duwde en dat zij dat niet wilde. Toen ze dat zei, pakte verdachte haar hoofd en duwde dat onder water. Toen hij haar losliet, zei hij dat hij haar zou verdrinken als ze niet deed wat hij wilde. [slachtoffer] verklaarde tevens dat verdachte een keer aan haar had gezeten toen zij met hem de hond aan het uitlaten was. Verdachte zat toen aan haar borsten met zijn handen. Ook verklaarde [slachtoffer] dat zij een paar keer aan het geslachtsdeel van verdachte moest zitten. [slachtoffer] verklaarde dat verdachte op 18 april 2017 om 20:30 uur voor het laatst aan haar had gezeten en dat zij daarna seks met hem heeft gehad. Met seks bedoelde [slachtoffer] “zijn penis in mijn vagina”. [5] [6] Ook heeft [slachtoffer] diverse brieven geschreven waarin zij heeft aangegeven wat er allemaal is gebeurd tussen haar en verdachte. [7] [8] [9]
Uit het proces-verbaal van bevindingen tijdlijn blijkt dat middels het GBA (de rechtbank begrijpt: de BRP) door verbalisant [verbalisant] is vastgesteld dat verdachte, de moeder van [slachtoffer] en [slachtoffer] vanaf 6 september 2010 tot 31 augustus 2012 in Raamsdonksveer hebben gewoond. [10]
Naar aanleiding van hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard, is op 19 april 2017 een zedenkit bij haar afgenomen [11] , waarna het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzoek heeft gedaan naar de biologische sporen die op en in haar lichaam zijn aangetroffen. [12]
Het NFI heeft op de buitenste schaamlippen (bemonstering ZAAC5365NL#01SF), de binnenste schaamlippen (ZAAC5365NL#02SF ) en diep vaginaal (ZAAC5365NL#03SF) spermakoppen aangetroffen. Met toestemming van verdachte is bij hem op 7 juni 2017 een referentiemonster (wangslijmvlies RABO4518NL) afgenomen. [13] Vervolgens is door het NFI onderzocht of één van de aangetroffen DNA-profielen in de bemonsteringen afkomstig kan zijn van verdachte. Uit het rapport van het NFI van 7 september 2017 blijkt dat de aangetroffen DNA-profielen matchen met het DNA-profiel afkomstig van [slachtoffer] en verdachte.
Bij de politie heeft verdachte bij zijn eerste inverzekeringstelling alles ontkend en verklaard dat hetgeen waarvan hij beschuldigd werd, is gelogen. Bij het volgende verhoor voor inverzekeringstelling – nadat de DNA-match was vastgesteld – heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] hem heeft verleid en dat het op vrijwillige basis is gebeurd. [14] Bij het inhoudelijk verhoor door de politie heeft verdachte vervolgens verklaard dat hij open kaart gaat spelen en dat hij in 2016 tweemaal en in 2017 eenmaal seks heeft gehad met [slachtoffer] . [15]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij al vanaf medio 2015 vijf maal seks heeft gehad met [slachtoffer] , waarbij hij zijn penis in de vagina van [slachtoffer] duwde, haar borsten heeft betast, [slachtoffer] zijn penis heeft laten betasten, zich door [slachtoffer] heeft laten pijpen en de vagina van [slachtoffer] heeft gelikt. De laatste keer dat hij seks met [slachtoffer] heeft gehad was op 15 april 2017 op haar slaapkamer in Oosterhout. Ook zou hij in 2016 tijdens het uitlaten van de honden aan de borsten van [slachtoffer] hebben gezeten. [16]
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat slechts de verdachte en het slachtoffer aanwezig waren bij de seksuele handelingen en dus ook zij alleen daarover kunnen verklaren. Indien deze verklaringen uiteen lopen, zoals hier (deels) het geval is, dient te worden bezien of het dossier en/of het verhandelde ter zitting aanknopingspunten bevat die één van beide lezingen (meer) ondersteunt. Daarbij geldt dat met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting moet de rechtbank wel onverminderd de overtuiging krijgen dat de feiten zijn gepleegd, zoals ze de verdachte wordt verweten.
De rechtbank overweegt hiertoe allereerst dat verdachte een deel van de ten laste gelegde feiten heeft bekend, namelijk voor zover deze hebben plaatsgevonden vanaf medio 2015. Voorts heeft [slachtoffer] consistent verklaard tegenover verschillende personen (haar psycholoog (Gunst), medewerkers van Veilig Thuis en het Sociaal Wijkteam (Van den Einden en Wijmans) en de verbalisant tijdens de studioverhoren) over de manier, de plaatsen en de momenten waarop het seksueel misbruik plaatsvond. Ook heeft zij diverse schriftelijke verklaringen opgesteld waarin zij details geeft over de handelswijze van verdachte en over hetgeen haar is overkomen. Het enkele feit dat [slachtoffer] op een aantal, naar het oordeel van de rechtbank ondergeschikte, punten wat onduidelijk heeft verklaard, maakt nog niet dat haar verklaringen daarmee als ongeloofwaardig of onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt, zoals door de verdediging is bepleit. De rechtbank houdt het ervoor dat de jonge leeftijd van [slachtoffer] , de omstandigheid dat zij zich verbaal niet gemakkelijk kan uitdrukken als gevolg van een licht verstandelijke beperking en de aard van het delict – dat zich in huiselijke sfeer heeft afgespeeld – hierin mede een rol hebben gespeeld. Bovendien is [slachtoffer] gevraagd om te verklaren over een beladen en heel persoonlijk onderwerp en over een persoon (verdachte) waar zij lange tijd loyaal aan is geweest, aangezien hij de enige vaderfiguur in haar leven is geweest en zij aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd.
De verklaringen van [slachtoffer] vinden daarnaast steun in de WhatsApp-berichten [17] [18] die zij reeds in 2015 aan haar moeder en verdachte heeft gestuurd en waaruit blijkt dat het misbruik al lange tijd gaande was. Bovendien vinden haar verklaringen steun in de verklaringen van verdachte, waarin hij – in aanvulling op de verklaringen van [slachtoffer] – heeft verklaard over het pijpen en het likken aan de vagina van [slachtoffer] .
De rechtbank concludeert dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn en voor het bewijs gebruikt kunnen worden. Voorts concludeert de rechtbank dat de verklaringen van [slachtoffer] voor de ten laste gelegde feiten onder 1 en onder 3 vanaf medio 2015 ondersteund worden door voldoende andere bewijsmiddelen, waaronder het forensisch bewijs met betrekking tot de in de vagina van [slachtoffer] aangetroffen spermakoppen met het DNA van verdachte, de WhatsAppberichten en de (deels) bekennende verklaring van verdachte. Ten aanzien van het ten laste gelegde feit onder 3 vóór medio augustus 2015 en het ten laste gelegde feit onder 2, is er weliswaar geen sprake van steunbewijs dat ziet op de periode die met die feiten is ten laste gelegd, maar kan naar het oordeel van de rechtbank desondanks tot een bewezenverklaring gekomen worden door middel van schakelbewijs. Met de term schakelbewijs doelt de rechtbank op een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van seks met en seksuele handelingen bij [slachtoffer] over de periode vanaf medio 2015. Het valt de rechtbank op dat verdachte zijn verklaring over de feiten heeft aangepast, steeds naar mate er meer bewijsmateriaal bekend was. Nu geen concreet bewijsmateriaal in het dossier aanwezig is dat ziet op seksueel misbruik in de periode vóór medio 2015, ligt het in de lijn der verwachting van de wel door verdachte afgelegde bekennende verklaringen dat hij geen bekentenis heeft afgelegd voor die periode. Hoewel de rechtbank daaraan op zich geen bewijs kan ontlenen voor de periode waarin het misbruik volgens [slachtoffer] heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat de wijze van verklaren door verdachte – namelijk als er geen ontkomen meer aan is (bijvoorbeeld gelet op de diep vaginaal aangetroffen spermakoppen met verdachte’s DNA) alsnog een (gedeeltelijke) bekentenis afleggen – de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] nog eens onderstreept. Nu verdachte een steeds iets verdergaande bekentenis heeft afgelegd, ook voor wat betreft de periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden, ziet de rechtbank daarin een aanwijzing dat het misbruik conform de verklaringen van [slachtoffer] eerder is begonnen dan medio 2015, zoals verdachte heeft aangegeven. Voorts hecht de rechtbank er belang aan dat [slachtoffer] in de verschillende door haar afgelegde verklaringen de verdenking jegens verdachte niet steeds groter maakte door bijvoorbeeld de gebeurtenissen steeds zwaarder aan te zetten, of verdachte in een (verdergaand) kwaad daglicht te stellen. Eerder in tegendeel. Het is verdachte die uiteindelijk meer bekent dan door [slachtoffer] is verteld. De rechtbank doelt daarbij op pijpen door [slachtoffer] en het likken van [slachtoffer] ’s vagina door verdachte, waarover [slachtoffer] niet heeft verklaard maar waarvan verdachte ter terechtzitting heeft toegegeven dat die handelingen wel zijn gebeurd. De rechtbank ontleent mede daaraan de stellige overtuiging dat [slachtoffer] betrouwbare verklaringen heeft afgelegd en niet meer of anders heeft verklaard dan daadwerkelijk is gebeurd. De rechtbank acht daarbij ook van belang dat [slachtoffer] steeds consistent heeft verklaard dat het misbruik is begonnen in Raamsdonksveer, waar, zo blijkt uit de bewijsmiddelen, zij samen met haar moeder en verdachte ook bijna twee jaar heeft gewoond vanaf dat zij (nog) acht jaar oud was. Voorts is [slachtoffer] consequent in de beschrijving van de seksuele handelingen, te weten dat haar stiefvader meerdere keren haar borst of borsten en haar billen heeft betast, dat zij meerdere keren met haar hand verdachte’s geslachtsdeel moest aanraken, dat hij meerdere keren met zijn penis in haar vagina is geweest en dat zij in ieder geval één keer heeft gevoeld dat verdachte in haar klaarkwam (namelijk de laatste keer dat verdachte seks met haar had, zoals ten laste gelegd onder 1).
Dat [slachtoffer] niet eerder heeft verklaard over het misbruik kan naar het oordeel van de rechtbank worden verklaard uit de omstandigheid dat zij er met niemand over mocht praten van verdachte en dat zij niet werd geloofd toen ze in 2016 toch besloot om het aan haar moeder te vertellen. Daarnaast was ze bang voor de reactie van haar stiefvader, die had gezegd dat hij haar dood zou maken als ze het tegen iemand zou vertellen.
In onderling verband bezien getuigen de feiten en omstandigheden zoals in het voorgaande weergegeven en de daarover weergegeven overwegingen van de rechtbank van eenzelfde handelswijze door verdachte over de gehele ten laste gelegde periode, zoals opgenomen in de feiten 1, 2 en 3. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] hem (vanaf medio 2015) zou hebben verleid en dat de seksuele handelingen tussen hen op vrijwillige basis hebben plaatsgevonden, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte had – door zijn rol als stiefvader – fysiek, maar ook geestelijk een overwicht op de veel jongere [slachtoffer] . [slachtoffer] was ten tijde van het plegen van die ontuchtige handelingen aan de zorg en waakzaamheid van verdachte toevertrouwd. Zij verbleef bij verdachte thuis, in zijn gezin en verdachte had in dat verband de verantwoordelijkheid om voor [slachtoffer] te zorgen, haar op te voeden en te beschermen. Ook al zou [slachtoffer] verdachte op enig moment hebben verleid – hetgeen de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig acht, gelet op de aanwezige bewijsmiddelen in het dossier – dan had verdachte vanwege zijn hiervoor beschreven vaderrol voor [slachtoffer] die verleiding onder alle omstandigheden moeten weerstaan. Het verweer van verdachte wordt verworpen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hijop een tijdstip in
of omstreeksde periode 14 april 2017 tot en met 18 april 2017
, althans op of omstreeks 18 april 2017, te Oosterhout,
in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag slachtoffer] 2001), zijnde een kind dat hij
verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, althans een aan zijn zorg
en
/ofwaakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of
meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, die bestond
(en
)uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd
/gebrachten
/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- zijn penis door die [slachtoffer] laten betasten en
/ofzich door die [slachtoffer]
laten pijpen en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt;
2.
hijop
een ofmeerdere tijdstip
(pen
)in de periode van 4 november 2010 tot en
met 3 november 2013 te Raamsdonksveer en
/ofte Oosterhout,
in elk geval in Nederland,met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag slachtoffer] 2001), zijnde een kind dat hij
verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, althans een aan zijn zorg
en
/ofwaakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die toen de leeftijd van twaalf
jaren nog niet had bereikt,
een of meerhandeling
(en
)heeft gepleegd, die
(telkens)bestond
(en
)uit of mede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd
/gebrachten
/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en
/of
- zijn penis door die [slachtoffer] laten betasten en
/ofzich door die [slachtoffer] laten
pijpen en
/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt;
3.
hijop
een ofmeerdere tijdstip
(pen
)in de periode van 4 november 2013 tot en
met 13 april 2017 althans 17 april 2017 te Oosterhout
in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag slachtoffer] 2001), zijnde een kind dat hij
verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, althans een aan zijn zorg
en
/ofwaakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of
meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, die
(telkens)bestond
(en
)uit of
mede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd
/gebrachten
/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en
/of
- zijn penis door die [slachtoffer] laten betasten en
/ofzich door die [slachtoffer]
laten pijpen en
/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting en een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak voor feit 2 en een partiële vrijspraak, ten aanzien van het misbruik in de jaren 2013 en 2014, voor feit 3 bepleit. Bij de bepaling van de strafmaat heeft de verdediging verzocht de conclusies en het advies van de psycholoog en de reclassering over te nemen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel misbruik van zijn stiefdochter, [slachtoffer] , die ten tijde van het misbruik zeer jong was. Het misbruik van [slachtoffer] heeft ruim zes en half jaar geduurd en nam in die tijd ernstige vormen aan. Verdachte heeft als stiefvader van [slachtoffer] op grove wijze misbruik gemaakt van de positie waarin [slachtoffer] zich op dat moment bevond en van het overwicht dat hij over haar had.
De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem had en ook zou mogen hebben, op zulke grove wijze heeft geschonden. Verdachte was haar (stief)vader en de enige vaderfiguur die zij ooit heeft gekend. Een (stief)vader zou een steunfiguur in het leven van een kind moeten zijn. Daarnaast is de relatie tussen een (stief)vader en een dochter van belang voor het later kunnen opbouwen van een eigen evenwichtige relatie met een partner. Hierbij is een ongestoorde psychische en lichamelijke ontwikkeling van belang. Verdachte heeft dit proces wreed verstoord door op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] te schenden. Dit alles klemt temeer nu het misbruik veelal op haar eigen slaapkamer in de gezinswoning heeft plaatsgevonden. De eigen woning en het gezin dienen een veilige omgeving te vormen voor kinderen, een plek waar zij zich geborgen zouden moeten kunnen voelen en waar zij onbezorgd moeten kunnen opgroeien. Verdachte heeft kennelijk zijn eigen lustgevoelens en behoefte aan intimiteit voorop gesteld en heeft zich daarbij niet bekommerd om de gevolgen die dit voor [slachtoffer] zou hebben.
Dergelijk misbruik brengt voor de slachtoffers vaak nadelige psychische gevolgen van veelal lange duur met zich mee. Dat ook [slachtoffer] de gevolgen van dit misbruik dagelijks met zich meedraagt, is onder andere gebleken uit de op zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring. De rechtbank acht het aannemelijk dat deze nadelige psychische gevolgen worden versterkt door de door verdachte ingenomen proceshouding waarin hij een groot deel van de verantwoordelijkheid buiten zichzelf – en zelfs bij [slachtoffer] – heeft neergelegd, in plaats van jegens [slachtoffer] en zijn gezin schoon schip te maken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van ernstige strafbare feiten, waarvoor in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting bij verkrachting en gekeken naar de straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. De omstandigheid dat het in onderhavige zaak gaat om frequente verkrachting van een minderjarige stiefdochter, waarbij het misbruik al op zeer jonge leeftijd (negen jaar) is aangevangen en over een lange periode heeft plaatsgevonden, heeft een strafverzwarend effect.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 12 februari 2018, waaruit blijkt dat verdachte in 1999 en 2001 is veroordeeld voor soortgelijke zedendelicten. Deze veroordelingen – hoewel al lang geleden – hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw aan dergelijke feiten schuldig te maken.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het op 21 december 2017 opgestelde Pro Justitia rapport over verdachte. Daarin heeft GZ-psycholoog W.J.P. Gaertner gerapporteerd dat verdachte een zwakke persoonlijkheidsstructuur heeft en beïnvloedbaar overkomt. De gewetensontwikkeling is niet afwijkend van normaal en binnen het contact zijn er geen aanwijzingen die direct duiden op een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling. Ook zijn er geen aanwijzingen die duiden op hyperseksualiteit of aanwezigheid van een stoornis binnen het autisme spectrum. Psychotische symptomen worden niet waargenomen. Betrokkene functioneert op zwakbegaafd intellectueel niveau en er is sprake van ADHD. Beide stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De ADHD werd in die tijd niet medicamenteus behandeld. De psycholoog adviseert verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate aan te rekenen. Verdachte was ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde wel op de hoogte van de strafbaarheid daarvan, maar was verminderd in staat om zijn gedragskeuzes weloverwogen te maken vanuit de beperkingen die voortkomen uit de zwakbegaafdheid, de ADHD en mogelijk aanwezige persoonlijkheidsproblematiek. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarde: toezicht door de reclassering en verplichte ambulante behandeling binnen een forensische polikliniek.
De reclassering heeft op 30 januari 2018 een (beknopt) reclasseringsadvies uitgebracht, waarin naar voren komt dat verdachte een gebrek aan zelfinzicht heeft. Hij legt de oorzaak van het seksuele contact tussen hem en zijn stiefdochter voornamelijk bij zijn stiefdochter neer. Gezien de gestelde diagnose door de psycholoog, het delict en de risico’s voor de toekomst, kan de rapporteur zich vinden in het gegeven advies van de psycholoog. Tijdens de behandeling van verdachte zou de eventuele aanwezigheid van persoonlijkheidsproblematiek verder onderzocht moeten worden, zodat de behandeling goed afgestemd wordt op de problematiek van verdachte. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: meldplicht, behandelverplichting/ambulante behandeling, een contactverbod met [slachtoffer] zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en andere voorwaarden het gedrag betreffende. Mocht het in de toekomst geïndiceerd blijken, dan wordt verdachte verplicht mee te werken aan begeleiding door een door de reclassering geïndiceerde instelling in het kader van contactherstel met het slachtoffer.
De rechtbank volgt de conclusie van de psycholoog en de reclassering en houdt hiermee rekening bij het bepalen van de straf.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend, met daaraan verbonden de voorwaarden zoals deze door de psycholoog en de reclassering zijn geadviseerd, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opnemen dat verdachte zal komen tot schadeherstel, te weten het vergoeden van de door [slachtoffer] geleden immateriële schade, alsmede van de kosten verbonden aan het wijzigen van haar achternaam, nu namens [slachtoffer] ter terechtzitting naar voren is gebracht dat naamswijziging voor haar zeer van belang is, maar zij de kosten ad € 835,00 niet kan dragen. De rechtbank zal daaraan een proeftijd van drie jaren verbinden, zoals ook is geëist en tevens is voorgesteld door de verdediging.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 57, 244, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 3: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden en verdachte in vrijheid is gesteld, zal melden bij de Reclassering Nederland, locatie Langendijk 34 te Breda, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
* dat verdachte zich verplicht laat behandelen bij Het Dok of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* dat verdachte tijdens de proeftijd op geen enkele wijze direct of indirect contact zal hebben met het slachtoffer [slachtoffer] ;
* dat – indien het in de toekomst geïndiceerd mocht blijken – verdachte verplicht moet meewerken aan begeleiding door een door de reclassering geïndiceerde instelling in het kader van contactherstel met het slachtoffer, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte de kosten van schadeherstel dient te betalen aan het slachtoffer, waarbij de rechtbank die kosten ambtshalve heeft vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.500,-, inhoudende materiële schade ten bedrage van € 835,- en immateriële schade ten bedrage van € 665,-;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Schotanus en mr. De Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Berkel-de Jongh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 maart 2018.
Mr. Schotanus, mr. De Boer en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt verwezen naar het eindproces-verbaal met documentcode 20171003.1515.83776 van de politie-eenheid Zeeland-West Brabant, Unit Zeden opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, genummerd 1 t/m 203.
2.Het proces-verbaal verhoor getuige E.S. Gunst, d.d. 20 april 2017, pagina’s 49-52.
3.Het proces-verbaal van aangifte van A.J.L.M. van den Eijnden, d.d. 24 april 2017, pagina 31.
4.Het proces-verbaal van bevindingen telefoongesprek [slachtoffer] , d.d. 26 februari, pagina 2 (los stuk in dossier).
5.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 19 april 2017, pagina’s 23 en 24.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige in kindvriendelijke studio van [slachtoffer] , d.d. 3 mei 2017, pagina’s 59 en 60.
7.Een geschrift, zijnde een brief, als bijlage bij het proces-verbaal van verhoor getuige E.S. Gunst, d.d. 20 april 2017, pagina’s 53-55.
8.Een geschrift, zijnde een brief, als bijlage bij het proces-verbaal van verhoor getuige E.S. Gunst, d.d. 20 april 2017, pagina 56.
9.Een geschrift, zijnde een brief, als bijlage bij het proces-verbaal van verhoor getuige in kindvriendelijke studio van [slachtoffer] , d.d. 3 mei 2017, pagina’s 62-64.
10.Het proces-verbaal bevindingen tijdlijn, d.d. 28 februari 2018, los stuk bij het eindproces-verbaal.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 19 april 2017, pagina 24. De deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, d.d. 26 juni 2017, pagina 98
12.De deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, d.d. 26 juni 2017, pagina’s 99, 100 en 101.
13.Het proces-verbaal van Afname DNA celmateriaal door opsporingsambtenaar, d.d. 7 juni 2017, pagina 96.
14.Het proces-verbaal van inverzekeringstelling, d.d. 3 oktober 2017, pagina 177.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 3 oktober 2017, pagina 201.
16.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018.
17.Het proces-verbaal van bevindingen uitlezen mobiele telefoon [slachtoffer] en bijlagen, d.d. 6 juni 2017, pagina’s 69-78.
18.Het proces-verbaal van bevindingen mobiele telefoon [slachtoffer] en bijlagen, d.d. 19 juni 2017, pagina’s 81-82.