ECLI:NL:RBZWB:2018:1723

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
6593239 OV VERZ 18-380
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot instelling van meerderjarigenbewind met betrekking tot geestelijke toestand van rechthebbende

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 maart 2018 een beslissing genomen op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind. Verzoeker, tevens rechthebbende, heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij een meerderjarigenbewind van maximaal één jaar wenst. De kantonrechter heeft echter geconstateerd dat, gezien de geestelijke toestand van de rechthebbende, er voldoende grond is om een meerderjarigenbewind in te stellen, maar niet voor de beperkte duur van één jaar. Na overleg met de ouders, de behandelende GGZ en de voorgestelde bewindvoerder, heeft de rechthebbende besloten zijn verzoek te handhaven, ondanks dat het bewind niet voor de duur van één jaar zal worden ingesteld. De kantonrechter heeft benadrukt dat het gaat om de belangenbehartiging van de rechthebbende en dat hij moet meewerken aan zijn eigen zelfredzaamheid.

De kantonrechter heeft het verzoek tot instelling van een bewind over de goederen van de rechthebbende ingewilligd en de voorgestelde bewindvoerder benoemd. Tevens is de beloning van de bewindvoerder vastgesteld en is bepaald dat de beschikking wordt ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister. De beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en kan binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster III Insolventie en kanton beheerszaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 6593239 OV VERZ 18-380
beschikking d.d. 13 maart 2018 op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind
van
[verzoeker tevens rechthebbende].

1.Het procesverloop

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 18 januari 2018 door de griffie van de rechtbank ontvangen verzoekschrift (met bijlagen);
b. de op 30 januari 2018 ontvangen akkoordverklaringen;
c. het proces-verbaal van de griffier met betrekking tot het verhandelde op de terechtzitting van donderdag 1 maart 2018.
1.2
De inhoud van deze stukken geldt hier als ingelast.

2.De beoordeling

2.1
Het verzoek strekt tot de instelling van een bewind over de goederen van [rechthebbende] , onder gelijktijdige benoeming van [naam bewindvoerder] , tot bewindvoerder.
2.2
Op 1 maart 2018 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden, waarbij -naast de kantonrechter en de griffier- aanwezig waren rechthebbende, [zijn vader] , [XX] namens de voorgestelde bewindvoerder en [begeleider GGZ]
. Tijdens de mondelinge behandeling stelt rechthebbende direct dat het verzochte bewind over zijn goederen wat hem betreft maar maximaal één jaar mag duren. In reactie hierop geeft de kantonrechter direct aan dat hij in deze zaak geen bewind zal instellen met een maximum duur van 1 (één) jaar. De kantonrechter houdt rechthebbende voor dat uit de voorhanden schriftelijke stukken, waaronder onder meer een verklaring van de GGZ, voldoende blijkt dat rechthebbende als gevolg van zijn huidige geestelijke toestand tijdelijk niet in staat is om zelf ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen.
De kantonrechter geeft aan dat hij het onderhavige verzoek -mits gehandhaafd- zal toewijzen voor onbepaalde tijd. Hij benadrukt hierbij dat -in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever- een ingestelde beschermende maatregel, zoals beschermingsbewind, niet langer dient te duren dan noodzakelijk. Hij geeft voorts aan dat de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet (langer) zinvol is gebleken, het bewind kan opheffen, zulks op verzoek van de bewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken (waaronder rechthebbende) dan wel ambtshalve.
Rechthebbende geeft hierop aan dat -wanneer hij geen beschermingsbewind voor maximaal
1 jaar kan krijgen- hij zijn verzoek toch wenst in te trekken.
In reactie hierop geeft de vader van rechthebbende aan dat, wanneer zijn zoon/rechthebbende zijn verzoek nu intrekt, zijn zoon geen verdere steun van zijn ouders meer zal krijgen. De vader geeft aan dat zij -als ouders- al 26 jaar hun zoon ondersteunen en dat het -volgens hen- de hoogste tijd wordt dat hij zelf zijn verantwoordelijkheid neemt.
Ook namens de GGZ, in de persoon van voornoemde [begeleider GGZ] , wordt benadrukt dat het nu intrekken van het verzoek door rechthebbende niet verstandig zou zijn. Rechthebbende wordt nog steeds begeleid vanuit de GGZ. Rechthebbende is zeker nog niet uitbehandeld op geestelijk gebied. Gewezen wordt ook op de overeengekomen voorwaarden waaronder rechthebbende een woning van de woningstichting heeft toegewezen gekregen. Namens de voorgestelde bewindvoerder wordt aangegeven dat de bewindvoerder -conform haar beleid- geen bewind aanneemt met een maximum duur van 1 (één) jaar.
2.3
Na lang nadenken besluit rechthebbende dat hij zijn verzoek toch wenst te handhaven in de wetenschap dat dit bewind door de kantonrechter voor onbepaalde tijd zal worden ingesteld. De kantonrechter benadrukt ter zitting richting rechthebbende, dat het om zijn belangenbehartiging gaat. Hij wijst ook op de schriftelijke afspraken tussen rechthebbende en de voorgestelde bewindvoerder, zoals vastgelegd in het opgestelde en overgelegde plan van aanpak. Rechthebbende moet zelf -naar beste vermogen meewerken- om het komende traject van onderbewindstelling tot een succes te maken. Rechthebbende moet tijdens dat traject vooral ook aan zichzelf werken. Samengevat: werken aan zijn eigen zelfredzaamheid.
2.4
De kantonrechter zal het onderhavige verzoek tot instelling van een bewind over de goederen van rechthebbende hierna inwilligen.
2.5
De kantonrechter heeft zich voorts vergewist van de bereidheid van de te benoemen rechtspersoon en hij acht deze rechtspersoon voorts geschikt voor zijn taak. Tegen de voorgestelde bewindvoerder zijn verder geen bezwaren gerezen. De kantonrechter zal de voorgestelde bewindvoerder hierna benoemen tot bewindvoerder over rechthebbende.
2.6
Ter zitting is de kantonrechter gebleken dat rechthebbende nog in staat is om zelf aan de bewindvoerder toestemming te geven voor het doen van beschikkingshandelingen.
De rechthebbende wordt in staat geacht de rekening en verantwoording ter goedkeuring te ondertekenen.
2.7
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 519,40 (excl. BTW).
2.8
De kantonrechter zal de jaarbeloning van de te benoemen bewindvoerder, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen
overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (basistarief).
2.9
Op grond van de bevoegdheid, als omschreven in artikel 1:436 lid 3 BW, bepaalt de kantonrechter conform verzoek dat de onderhavige beschikking wordt ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister.

3.De beslissing

De kantonrechter:
stelt een bewind in over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan:
[rechthebbende] voornoemd;
benoemt tot bewindvoerder: [naam bewindvoerder] voornoemd;
stelt de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 519,40 (excl. BTW);
stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
draagt de griffier op deze uitspraak in te schrijven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 maart 2018.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.