ECLI:NL:RBZWB:2018:1722

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2018
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
6539208 OV VERZ 17-10335
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot instelling van meerderjarigenbewind en mentorschap met verstoorde familieverhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 februari 2018 een beslissing genomen op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind en mentorschap. Het verzoek is ingediend door de dochter en zus van de rechthebbende, die in een verstoorde relatie verkeren. De rechthebbende, een 79-jarige vrouw, heeft twee meerderjarige kinderen: een dochter (de verzoekster) en een zoon. Er is onenigheid tussen de kinderen over wie als bewindvoerder moet worden benoemd. De zoon heeft de wens geuit om zelf bewindvoerder te worden, maar de kantonrechter heeft besloten om deze benoeming niet te honoreren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechthebbende als gevolg van haar geestelijke toestand niet in staat is om haar belangen adequaat te behartigen. Hierdoor is het verzoek tot instelling van bewind en mentorschap ingewilligd. De kantonrechter heeft de voorgestelde bewindvoerder en mentor geschikt bevonden en hen benoemd. De beslissing is genomen met het oog op de toekomstige belangenbehartiging van de rechthebbende, waarbij de kantonrechter meer vertrouwen heeft in de samenwerking tussen de voorgestelde bewindvoerder en mentor dan tussen de zoon en zijn tante. De beschikking is uitgesproken op de openbare terechtzitting en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster III Insolventie en kanton beheerszaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 6539208 OV VERZ 17-10335 en 6539234 OV VERZ 17-10336
beschikking d.d. 26 februari 2018 op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind en een mentorschap
van
[verzoekers]
.

1.Het procesverloop

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 18 december 2017 door de griffie van de rechtbank ontvangen verzoekschrift (met bijlagen);
b. een kopie van het onder a. vermelde verzoekschrift, alsmede de originele bereidverklaring van de beoogd mentor, ingediend door tussenkomst van mr. L.E. Swart, advocaat te Roosendaal;
c. het proces-verbaal van de griffier met betrekking tot het verhandelde op de terechtzitting van donderdag 1 februari 2018;
d. het e-mailbericht d.d. 7 februari 2018 afkomstig van de [zoon rechthebbende] , alsmede de reactie hierop van de zijde van de griffier (namens de kantonrechter).
1.2
De inhoud van deze stukken geldt hier als ingelast.

2.De beoordeling

2.1
Het verzoek strekt tot de instelling van een bewind over de goederen van en tot instelling van een mentorschap over [rechthebbende] , onder gelijktijdige benoeming van [naam beoogd bewindvoerder] , tot bewindvoerder en [naam beoogd mentor] , tot mentor.
2.2
Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting is voldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende als gevolg van haar geestelijke toestand duurzaam niet in staat is zelf ten volle haar belangen van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen, reden waarom de kantonrechter het verzoek zal inwilligen.
2.3
Op grond van artikel 1:435 lid 1 BW respectievelijk artikel 1:452 lid 1 BW dient de kantonrechter na het instellen van beschermingsbewind respectievelijk na het instellen van mentorschap zo spoedig mogelijk een bewindvoerder respectievelijk mentor te benoemen.
Hij moet zich hierbij vergewissen van de bereidheid en hij moet zich voorts een oordeel vormen over de geschiktheid van de te benoemen persoon. Op grond van de leden 3 van voornoemde artikelen moet de kantonrechter bij die benoeming de uitdrukkelijke voorkeur van rechthebbende volgen, tenzij er gronden zijn die zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Als rechthebbende geen voorkeur heeft of als door de kantonrechter die voorkeur niet wordt gevolgd, wordt bij voorkeur een van de personen, genoemd in de leden 4 van voornoemde beide artikelen, benoemd. Tussen deze personen bestaat geen rangorde. De kantonrechter is vrij te bepalen wie dan voor benoeming in aanmerking komt.
2.4
De -door verzoekers- voorgestelde bewindvoerder en mentor hebben zich schriftelijk bereid verklaard om de taak van beschermingsbewindvoerder respectievelijk mentor ten behoeve van rechthebbende op zich te nemen. Ter zitting hebben zij desgevraagd deze bereidheid bekrachtigd.
2.5
Rechthebbende, inmiddels 79 jaar oud, heeft twee meerderjarige kinderen, te weten: [naam dochter] (dochter tevens verzoekster) en [zoon rechthebbende] . Uit de stukken en ter zitting is gebleken dat tussen voornoemde dochter en zoon een verstoorde relatie bestaat. De voor de belangenbehartiging van rechthebbende noodzakelijke communicatie tussen dochter en zoon blijkt in het verleden moeizaam te zijn verlopen. De dochter hield zich hierbij vooral bezig met de zorgtaken ten behoeve van moeder terwijl de zoon sinds enige tijd de financiële belangenbehartiging voor zijn rekening neemt. De zoon geeft aan dat hij ook in de toekomst de financiële zaken voor zijn moeder wil blijven regelen. In verband met de discussies met haar broer stelt de dochter voor om niet haar maar haar tante/zus van rechthebbende tot mentor te benoemen. De zoon blijkt geen bezwaar te hebben tegen de benoeming van de voorgestelde mentor. Tijdens de zitting/mondelinge behandeling blijft verschil van mening bestaan over wie tot beschermingsbewindvoerder van rechthebbende dient te worden benoemd.
De vraag bestaat of de voorgestelde [naam beoogd bewindvoerder] of de [zoon rechthebbende] beschermingsbewindvoerder moet worden?
2.6
Ter zitting heeft de kantonrechter persoonlijk kunnen vaststellen dat rechthebbende niet veel meekrijgt van wat ter zitting wordt besproken. De kantonrechter acht rechthebbende in verband met haar geestelijke toestand ook niet in staat om een uitdrukkelijke voorkeur op dit punt uit te spreken. Vanwege een mogelijk loyaliteitsconflict acht de kantonrechter het ook bezwaarlijk/ongewenst om rechthebbende op dit punt een uitdrukkelijke keuze te laten maken.
2.7
De kantonrechter acht de bij verzoekschrift voorgestelde bewindvoerder en mentor
geschiktvoor haar taak als wettelijk vertegenwoordiger van rechthebbende. De voorgestelde bewindvoerder de [naam beoogd bewindvoerder] doet al jarenlang de belastingzaken ten behoeve van rechthebbende. De voorgestelde mentor is de jongere zus van rechthebbende.
2.8
De kantonrechter acht het van belang dat de toekomstige belangenbehartiging van rechthebbende goed gaat verlopen. Essentieel is hierbij een goede samenwerking en communicatie tussen de -te benoemen- beschermingsbewindvoerder en de -te benoemen- mentor. De kantonrechter heeft meer vertrouwen in een goede samenwerking tussen de bij verzoekschrift voorgestelde beschermingsbewindvoerder en mentor dan in een samenwerking tussen -kort gezegd- de zoon en zijn tante. Om die reden zal de kantonrechter hierna de [naam beoogd bewindvoerder] benoemen tot beschermingsbewindvoerder en niet de zoon. De zus van rechthebbende wordt hierna benoemd tot mentor over rechthebbende.
2.9
De kantonrechter acht het voorshands
nietnoodzakelijk om zijn beslissing tot onder bewind stellen van de goederen van rechthebbende in te schrijven in het Centraal Curatele- en Bewindregister (CCBR).
2.1
Ter zitting is de kantonrechter gebleken dat rechthebbende niet in staat is om zelf aan de bewindvoerder toestemming te geven voor het doen van beschikkingshandelingen.
De rechthebbende wordt niet in staat geacht de rekening en verantwoording ter goedkeuring te ondertekenen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
stelt een bewind in over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan:
[rechthebbende] voornoemd;
stelt een mentorschap in over: [rechthebbende] voornoemd;
benoemt tot bewindvoerder: [naam beoogd bewindvoerder] voornoemd;
benoemt tot mentor: [naam beoogd mentor] ;
wijst het (mondeling) verzoek van [zoon rechthebbende] voornoemd -voor zover nodig- af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 februari 2018.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.