In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 februari 2018 een beslissing genomen op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind en mentorschap. Het verzoek is ingediend door de dochter en zus van de rechthebbende, die in een verstoorde relatie verkeren. De rechthebbende, een 79-jarige vrouw, heeft twee meerderjarige kinderen: een dochter (de verzoekster) en een zoon. Er is onenigheid tussen de kinderen over wie als bewindvoerder moet worden benoemd. De zoon heeft de wens geuit om zelf bewindvoerder te worden, maar de kantonrechter heeft besloten om deze benoeming niet te honoreren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechthebbende als gevolg van haar geestelijke toestand niet in staat is om haar belangen adequaat te behartigen. Hierdoor is het verzoek tot instelling van bewind en mentorschap ingewilligd. De kantonrechter heeft de voorgestelde bewindvoerder en mentor geschikt bevonden en hen benoemd. De beslissing is genomen met het oog op de toekomstige belangenbehartiging van de rechthebbende, waarbij de kantonrechter meer vertrouwen heeft in de samenwerking tussen de voorgestelde bewindvoerder en mentor dan tussen de zoon en zijn tante. De beschikking is uitgesproken op de openbare terechtzitting en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.