Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, eigenaar en gebruiker van twee tankstations, en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaken vastgesteld op € 585.000 voor het eerste tankstation en € 1.074.000 voor het tweede tankstation, op basis van de REN-methode, die in overleg met brancheorganisaties is ontwikkeld. De belanghebbende was het niet eens met deze waarderingen en stelde dat de waarden te hoog waren, waarbij hij een lagere waarde van respectievelijk € 455.000 en € 824.000 bepleitte.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarden niet te hoog waren. De rechtbank benadrukte dat de REN-methode, die gebruik maakt van locatie- en kwaliteitskenmerken, een objectieve basis biedt voor de waardering van tankstations. De rechtbank vond dat de door de belanghebbende ingebrachte taxatierapporten, die gebruik maakten van de Discounted Cashflow-methode, onvoldoende gewicht hadden om de waarderingen van de heffingsambtenaar te weerleggen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.