Op 5 maart 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 27 juli 2017, waarin hem de verplichting werd opgelegd om zijn aandeel in de woning op te eisen, ingevolge de Participatiewet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgelegde verplichting niet kan leiden tot een vaststelling van de waarde van de woning in 2015, zoals door het college beoogd. De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning in 2017 niet zonder meer kan worden gebruikt om het vermogen van de eiser in 2015 vast te stellen, gezien de fluctuaties op de woningmarkt en de verschillende waardebepalingen die door de eiser zijn ingebracht. De rechtbank concludeert dat de verplichting om het aandeel in de woning op te eisen niet kan worden opgelegd, omdat dit niet leidt tot de beoogde vermindering of beëindiging van de bijstandsverlening. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de eiser.