ECLI:NL:RBZWB:2018:1251

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
6436707 OV VERZ 17-9151 en 6436767 OV VERZ 17-9152
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot instelling van beschermingsbewind en mentorschap voor rechthebbende met problematische schulden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 februari 2018 een beschikking gegeven op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind en mentorschap voor een rechthebbende. Het verzoek is ingediend door de verzorgende instelling waar de rechthebbende verblijft. De verzoekster heeft voorgesteld om een onafhankelijke professionele bewindvoerder en mentor te benoemen, omdat de dochter van de rechthebbende zich verzet tegen deze voorzieningen. De kantonrechter heeft, in afwijking van de wettelijke voorkeur, besloten om de voorgestelde wettelijke vertegenwoordigers te benoemen, omdat de belangenbehartiging door de dochter niet voldoet. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechthebbende aangegeven dat hij de beschermingsmaatregelen niet nodig acht, maar de kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechthebbende als gevolg van zijn geestelijke toestand niet in staat is om zijn belangen adequaat te behartigen. Er is ook vastgesteld dat de rechthebbende problematische schulden heeft. De kantonrechter heeft de beloning van de bewindvoerder en mentor vastgesteld en hen verplicht om jaarlijks verslag uit te brengen aan de kantonrechter. De beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster III Insolventie en kanton beheerszaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 6436707 OV VERZ 17-9151 en 6436767 OV VERZ 17-9152
beschikking d.d. 8 februari 2018 op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind en een mentorschap
van
[verzoekster]

1.Het procesverloop

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 1 november 2017 door de griffie van de rechtbank ontvangen verzoekschrift (met bijlagen);
b. het e-mailbericht van de dochter van rechthebbende dat zij verhinderd is te verschijnen op de terechtzitting van donderdag 7 december 2017;
c. het proces-verbaal van de griffier met betrekking tot het verhandelde op de terechtzitting van donderdag 7 december 2017;
d. het op 5 januari 2018 door de griffie van de rechtbank ontvangen plan van aanpak en het schuldenoverzicht;
e. de brief d.d. 15 januari 2018 aan [de dochter] .
1.2
De inhoud van deze stukken geldt hier als ingelast.

2.De beoordeling

2.1
Het verzoek strekt tot de instelling van een bewind over de goederen van en tot instelling van een mentorschap over [rechthebbende]
, onder gelijktijdige benoeming van [XXX] tot bewindvoerder en van
[YYY] , tot mentor. Het verzoek is ingediend door de verzorgende instelling waar rechthebbende verblijft en wordt verzorgd. Verzoekster onderbouwt hierbij deugdelijk waarom zij tot indiening van het onderhavige verzoek is overgegaan. Rechthebbende heeft volgens verzoekster een dochter met wie -volgens verzoekster- slechts moeizaam contact is te krijgen.
2.2
Tijdens de mondelinge behandeling van 7 december 2017 heeft rechthebbende desgevraagd verklaard dat hij de - ten behoeve van hem- verzochte wettelijke beschermingsmaatregelen niet nodig vindt. De dochter beheert op dit moment het geld van rechthebbende. Zij is volgens verzoekster in bezit van de pinpas en de ID-kaart van rechthebbende. De dochter (enigst kind van rechthebbende) is het kennelijk niet eens met de verzochte voorzieningen. Zij is -met bericht van verhindering- niet verschenen tijdens de hoorzitting van 7 december 2017. De kantonrechter heeft na de hoorzitting de dochter in de gelegenheid gesteld om haar standpunt inzake het onderhavige verzoek schriftelijk toe te lichten. Hoewel daartoe deugdelijk in de gelegenheid gesteld, heeft de dochter haar standpunt niet nader schriftelijk toegelicht.
2.3
Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting is voldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende als gevolg van de geestelijke toestand duurzaam niet in staat is zelf ten volle zijn belangen van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen. Voorts is voldoende gebleken dat bij rechthebbende sprake is van het hebben van problematische schulden. Om die redenen zal de kantonrechter het onderhavige verzoek hierna zal inwilligen.
2.4
Ter zitting is de kantonrechter gebleken dat rechthebbende niet in staat is om zelf aan de bewindvoerder toestemming te geven voor het doen van beschikkingshandelingen.
De rechthebbende wordt niet in staat geacht de rekening en verantwoording ter goedkeuring te ondertekenen.
2.5
Op grond van artikel 1:435, lid 1 BW respectievelijk artikel 1:452,lid 1 BW dient de kantonrechter zo spoedig mogelijk na instelling van het bewind respectievelijk instelling mentorschap een bewindvoerder respectievelijk mentor te benoemen. Verzoekster heeft voorgesteld om ten behoeve van rechthebbende een (onafhankelijke) professionele bewindvoerder en een (onafhankelijke) professionele mentor te benoemen. Tegen de voorgestelde bewindvoerder en mentor zijn geen bezwaren gerezen dit afgezien van het feit dat de dochter van rechthebbende zich kennelijk verzet tegen de voorgestelde voorzieningen.
In afwijking van de wettelijke voorkeur, als bedoeld in artikel 435, lid 4 BW en artikel 1:452, lid 4 BW, ziet de kantonrechter aanleiding om niet de dochter maar de voorgestelde wettelijke vertegenwoordigers te benoemen. Voor de kantonrechter is voldoende duidelijk geworden dat de huidige belangenbehartiging van rechthebbende, zoals ingevuld door de dochter, niet voldoet.
2.6
De kantonrechter legt aan de -te benoemen- mentor de verplichting op dat zij jaarlijks een schriftelijke rapportage aan de kantonrechter overlegt, waarin verslag wordt gedaan van de door haar verrichte werkzaamheden ten behoeve van rechthebbende.
2.7
De -te benoemen- bewindvoerder kent haar wettelijke verplichtingen, als bedoeld in artikel 1:436 BW, artikel 1:445 BW en artikel 1:446a BW.
2.8
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 389,50 (excl. BTW).
2.9
Omdat er tevens sprake is van problematische schulden zal de kantonrechter de jaarbeloning van de te benoemen bewindvoerder, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen in overeenstemming met artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hoge tarief).
2.1
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen mentor voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 519,40 (excl. BTW).
2.11
De kantonrechter zal de jaarbeloning van de te benoemen mentor, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen
In overeenstemming met artikel 4 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (basistarief).
2.12
Op grond van de bevoegdheid als omschreven in artikel 1:436 lid 3 BW bepaalt de kantonrechter -voor zover nodig- ambtshalve dat de onderhavige beschikking wordt ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister.

3.De beslissing

De kantonrechter:
stelt een bewind in over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan:
[rechthebbende] voornoemd;
stelt een mentorschap in over: [rechthebbende] voornoemd;
benoemt tot bewindvoerder: P. [XXX] voornoemd;
stelt de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 389,50 (excl. BTW);
stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder vast in overeenstemming met artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
benoemt tot mentor: [YYY] voornoemd;
stelt de beloning van de mentor voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van
€ 519,40 (excl. BTW);
stelt de jaarbeloning van de mentor vast in overeenstemming met artikel 4 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
legt een jaarlijkse verantwoordingsplicht aan de mentor op;
draagt de griffier op deze uitspraak in te schrijven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 februari 2018.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.