Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eiseres, hierna aan te duiden als “
Q-Park”,
aan het adres Heiningen 321,
gedaagde, hierna aan te duiden als
“ [gedaagde] ”,in persoon procederend.
1.Het verloop van het geding
- het exploot van dagvaarding van 23 oktober 2017, met producties;
2.Het geschil
aan haar te betalen een bedrag van € 407,10, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 november 2016 tot de dag der algehele voldoening, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
b) [gedaagde] is houder van het kenteken [kenteken] , afgegeven voor een motorvoertuig van
c) Geconstateerd is dat voormeld voertuig op 20 november 2016 om ongeveer 16.45 uur de
“Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenaamde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vast- gestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,-- en zulks onverminderd de rechten vanQ-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijke geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.Artikel 6.5 van die Algemene voorwaarden bepaalt:
“Ingeval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het doorQ-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaartje”
‘schadevergoeding’ (€ 300,00) aan haar te voldoen.
Q-Park verschuldigd. Op grond van artikel 6.5 van de algemene voorwaarden is [gedaagde] wegens het uitrijden zonder uitrijkaart tevens het tarief ‘verloren kaartje’ verschuldigd, in dit geval – naar onweersproken is gebleven – een bedrag van € 54,00. Deze bedingen zijn opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.5.3) ambtshalve te beoordelen of de betreffende bedingen onredelijk bezwarend zijn. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn), hij de boete niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/1, punt 57), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08, punt 35). Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de richtlijn te worden uitgelegd en – indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is – het beding ambtshalve te worden vernietigd (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.7.1 – 3.7.3).
- explootkosten € 83,51
- griffierechten - 117,00
- salaris gemachtigde
- 120,00(op basis van 2 procespunten)
Totaal € 320,51.
4.De beslissing
€ 407,10, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 354,00 vanaf 20 november 2016 tot de dag der algehele voldoening;