ECLI:NL:RBZWB:2017:933

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
21 februari 2017
Zaaknummer
5528051 MB VERZ 16-516
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in administratief beroep tegen beslissing officier van justitie

Op 7 februari 2017 vond de mondelinge behandeling plaats in de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waar kantonrechter P.J.M. Rouwen de zaak behandelde. Het beroep was ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie, waarbij de betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde R. de Nekker, niet ter zitting verscheen. De kantonrechter stelde vast dat het beroep ontvankelijk was, omdat het tijdig was ingesteld en er zekerheid was gesteld voor de betaling van de sanctie. De officier van justitie had de beslissing om de bezwaren van de betrokkene te verwerpen gehandhaafd, maar de kantonrechter oordeelde dat de officier ten onrechte had afgezien van het horen van de betrokkene, wat leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie.

Desondanks verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond. De gemachtigde had geen specifieke feiten of omstandigheden aangevoerd die de juistheid van de ambtsedige verklaring van de verbalisant in twijfel trokken. De kantonrechter concludeerde dat er onvoldoende reden was om te twijfelen aan de vaststelling van de gedraging die de betrokkene werd verweten. Vervolgens werd het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de wijze van procederen door de gemachtigde niet had bijgedragen aan het belang van de betrokkene. Er was geen bewijs van kosten van beroepsmatige rechtsbijstand die de betrokkene redelijkerwijs had moeten maken. De beslissing van de kantonrechter was dat het beroep ongegrond werd verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaaknummer: 5528051 MB VERZ 16-516
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
uitspraak: 7 februari 2017
Op de in het openbaar gehouden zitting van 7 februari 2017 is mr. P.J.M. Rouwen, kantonrechter, bijgestaan door mr. J.M.P. van Eekelen als griffier, overgegaan tot de mondelinge behandeling van het beroep dat is ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie met bovengenoemd CJIB-nummer. Het beroepschrift is ingediend door:
naam: : [betrokkene]
adres : [adres]
: betrokkene.
gemachtigde : R. de Nekker (Zaakrecht)
adres : postbus 21
woonplaats : 8440 AA Heerenveen, nader ook te noemen: gemachtigde.
--------------------
Betrokkene en de gemachtigde van betrokkene zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Namens de officier van justitie is verschenen de heer [naam] , werkzaam bij het CVOM te Utrecht.
De griffier heeft aantekeningen van de zitting gemaakt, welke aantekeningen geacht worden deel uit te maken van dit proces-verbaal.
Betrokkene heeft beroep ingesteld en daartoe aangevoerd hetgeen in het beroepschrift - dat zich bij de stukken van het geding bevindt - is vermeld.

1.De beoordeling

De kantonrechter heeft op grond van de volgende overwegingen een beslissing genomen, welke beslissing in het openbaar is uitgesproken.
Het beroep is ontvankelijk omdat het tijdig is ingesteld en er zekerheid is gesteld voor de betaling van de sanctie.
De officier van justitie heeft meegedeeld de beslissing waarvan beroep is ingesteld en de verwerping van de bezwaren van betrokkene te handhaven.
De kantonrechter stelt vast dat de officier van justitie ten onrechte heeft afgezien van het horen van betrokkene en vernietigt om die reden de beslissing van de officier van justitie.
Het door gemachtigde gevoerde verweer, te weten dat de hoorplicht is geschonden, geeft de kantonrechter geen aanleiding tot matiging van de opgelegde sanctie.
Op grond van de in het geding overgelegde foto’s en de inhoud van het zaakoverzicht is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat de verweten gedraging is verricht.
De kantonrechter overweegt dat op grond van vaste jurisprudentie geldt dat de weergave van de ambtsedige verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht van het CJIB, in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging die betrokkene wordt verweten. Dat is pas dan anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de weergave van de ambtsedige verklaring in het zaakoverzicht, dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Dergelijke feiten en omstandigheden zijn door betrokkene onvoldoende aangevoerd en zijn ook anderszins niet gebleken. Er bestaat dus onvoldoende reden tot twijfel aan de juistheid van de constatering van de verbalisant.
Het voorgaande betekent dat het beroep ongegrond wordt verklaard.
Omdat de beslissingen van officier van justitie wordt vernietigd, is vervolgens de vraag aan de orde of termen aanwezig zijn voor toewijzing van het verzoek om de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te vergoeden. De kantonrechter kan een partij veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de kantonrechter en het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kantonrechter stelt in dit verband het volgende vast. De officier van justitie heeft het beroep van de betrokkene kennelijk ongegrond verklaard. Bij de kantonrechter heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden nu de officier van justitie bij de beoordeling van het beroep het dossier heeft geraadpleegd. De kantonrechter stelt vast dat het administratief beroepschrift slechts een algemene ontkenning van de verweten gedraging bevat. De gemachtigde van de betrokkene heeft evenmin in de fase bij de kantonrechter zijn standpunt nader onderbouwd dan wel het beroep van nadere gronden voorzien. Dit terwijl het de gemachtigde als professioneel rechtsbijstandverlener bekend moet zijn dat een algemene ontkenning van de gedraging in het algemeen niet leidt tot vernietiging van de inleidende beschikking. Het belang van de betrokkene - dat met name is gelegen in de vernietiging van de bij de inleidende beschikking opgelegde administratieve sanctie - wordt naar het oordeel van de kantonrechter door de wijze waarop de gemachtigde in dit geval heeft geprocedeerd niet gediend. Ook bij een uiterst terughoudende toetsing, kunnen de door de gemachtigde verrichte werkzaamheden niet redelijkerwijs geacht worden hierop gericht te zijn geweest. Aldus is niet gebleken van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken. De kantonrechter zal het verzoek tot vergoeding van proceskosten daarom afwijzen.

2.De beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier, de kantonrechter,
Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. het beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, team kanton, locatie Tilburg, (Postbus 3072 5003 DB Tilburg) en dient door degene die beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum toezending beslissing: