ECLI:NL:RBZWB:2017:8888

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
C/02/327810 / HA ZA 17-161
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke afwijzing onrechtmatige dan wel ongegronde vordering met betrekking tot behandelingen en kosten

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser een vordering ingediend tegen gedaagde, die niet is verschenen. De vordering betreft kosten voor behandelingen die eiser heeft uitgevoerd, waarvan de meeste door de rechtbank als onrechtmatig of ongegrond zijn afgewezen. Eiser heeft de behandelingen toegelicht, maar kon onvoldoende bewijs leveren voor de hoogte van het gevorderde bedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst was tussen partijen, maar dat de details van de behandelingen en de bijbehorende kosten niet duidelijk waren. De rechtbank heeft de vordering voor het grootste deel afgewezen, maar heeft wel een deel van de kosten toegewezen, omdat gedaagde de hoogte van het gevorderde tarief niet heeft betwist. De rechtbank heeft ook de proceskosten begroot en gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.725,16, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten tot een totaal van € 1.319,42. Het vonnis is uitgesproken op 20 december 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Civiele handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/327810 / HA ZA 17-161
Vonnis van 20 december 2017
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. H. Loonstein te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 oktober 2017 met de daarin genoemde stukken;
  • de akte zijdens eiser van 22 november 2017 met producties genummerd 7 tot en met 9.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij voornoemd vonnis is eiser in de gelegenheid gesteld zijn vordering toe te lichten in die zin dat hij de uitgevoerde werkzaamheden nader onderbouwt.
2.2.
Bij akte voert eiser aan dat er in totaal acht behandelingen hebben plaatsgevonden, waarvan vier behandelingen bestonden uit telefonische healings en vier behandelingen uit fysiek contact. Voorts zijn kosten gerekend voor het vasthouden van energie door het grondstation gedurende 21 weken. Ten slotte voert eiser aan dat de overeenkomst tot stand is gekomen op 28 januari 2015 en gedaagde eerst op 21 juli 2015 per e-mail heeft aangegeven te willen stoppen met de behandelingen.
2.3.
In haar eerdere vonnis heeft de rechtbank overwogen dat uit de overgelegde geheimhoudingsovereenkomst tussen partijen niet blijkt welke behandelingen zijn afgesproken, noch tegen welk tarief deze behandelingen zouden plaatsvinden. Dat partijen een overeenkomst met elkaar hebben gesloten met betrekking tot tantra-esthetische healings en deze overeenkomst kennelijk met de e-mail van gedaagde tot een einde is gekomen, staat als onweersproken vast. Voor de behandelingen is gedaagde dan ook een redelijk loon verschuldigd. Nu gedaagde de hoogte van het gevorderde tarief niet heeft betwist, is deze in beginsel toewijsbaar. De door eiser gevorderde bedragen ter zake de eerder genoemde behandelingen zullen derhalve worden toegewezen.
2.4.
Met betrekking tot het gevorderde bedrag ter zake van grondstation overweegt de rechtbank dat, nu uit de overeenkomst ter zake van een grondstation niets blijkt en eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe het gevorderde bedrag tot stand is gekomen, deze de rechtbank niet rechtmatig noch gegrond voorkomt. Dit deel van de vordering zal derhalve worden afgewezen.
2.5.
Voorts maakt eiser aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Niet gesteld is dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vordering is dan ook niet toewijsbaar.
2.6.
Nu het grootste deel van de vordering als onrechtmatig dan wel ongegrond wordt afgewezen, zou het onredelijk zijn gedaagde te veroordelen in de volledige proceskosten. Gelet op de hoogte van de toegewezen hoofdsom zal de rechtbank de proceskosten begroten als ware de procedure aangebracht bij de kantonrechter, met dien verstande dat voor de akte na tussenvonnis geen salaris zal worden toegekend nu eiser bij dagvaarding de grondslag van zijn vordering deugdelijk had moeten weergeven. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
Dagvaarding € 80,42
Salaris advocaat € 300,00
Griffierecht € 939,00
€ 1.319,42

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde tot betaling van een bedrag van € 15.725,16 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 februari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 1.319,42;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.J. Nuijten en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2017.