3.2.De behandeling van het beroepschrift door de rechter heeft plaatsgevonden ter zitting van 14 april 2017, op de nevenzittingslocatie Eindhoven, althans de rechter heeft daartoe een aanvang gemaakt. Blijkens het van die zitting opgemaakte proces-verbaal is het verloop van die zitting, voor zover hier relevant, als volgt geweest.
“
Belanghebbendeverklaart:
Ik heb problemen met de zittingsplaats Eindhoven. Ik heb daarvoor 500 kilometers moeten reizen. Waarom wordt mijn zaak niet in Breda behandeld? Ik vind dat mijn zaak niet serieus wordt genomen. U meneer [gewraakte rechter] heeft al eerder in mijn zaken beslist over 2005 over de intrekking van het btw-nummer. U zegt dat de intrekking geen beschikking is in de zin van de wet en dat daar geen rechtsmiddel tegen open staat. In de praktijk is daar discussie over.
Ik word niet serieus genomen hier. Ik heb er geen vertrouwen in. U presteert om mij 500 kilometers te laten rijden en vervolgens laat u mij 4 minuten wachten. De partijen van hiervoor zijn de zittingszaal om 10:15 uur uit gelopen en dan heeft u mij nog 4 minuten laten wachten. Ik laat de keuze aan u over: u laat de zaak in Breda behandelen of in Middelburg.
[verweerder]verklaart daarop:
Ik kom hier wel vaker. Over de bevoegdheid van de rechtbank: rechtbank Zeeland-West-Brabant houdt zittingen in Roermond, Eindhoven en Breda. Voor ons is dat normaal.
[verweerder]verklaart op vraag van de rechtbank om de zaak uit te stellen en in Breda te behandelen:
Deze zaak is al een keer uitgesteld en daardoor gaat het allemaal langer duren.
Belanghebbendeverklaart:
(…) We hebben het over het uitstellen van de zaak. Dat de zaak al een keer is uitgesteld, is geen argument van de [verweerder] . Ik heb na twee jaar na het indienen van het
bezwaarschrift geen antwoord van de [verweerder] gekregen. Nu zegt de [verweerder]
dat de zaak zo lang heeft geduurd. Ik ben van mening dat de zaak lang heeft geduurd en dat
die vier weken er ook nog wel bij kunnen. ik loop nu naar buiten en ik hoor zo wat u
besloten heeft.
De rechtbankschorst het onderzoek ter zitting.
De rechtbankheropent het onderzoek ter zitting.
De rechtbankhoudt belanghebbende het volgende voor:
U bent rijkelijk laat met uw opmerkingen over de zittingsplaats in Eindhoven. De
uitnodigingen zijn al in februari verzonden. De rechtbank ziet geen reden om de zaak uit te
stellen. De behandeling van de zaak zal doorgaan tenzij U mij wraakt.
Belanghebbendeverklaart daarop:
Dan wraak ik u.
Belanghebbendeverklaart op de vraag van de rechtbank wat zijn argumenten zijn:
De eerste reden is dat u de [verweerder] alle gelegenheid geeft om zo dichtbij
zitting te houden. De [verweerder] zit in [plaats] en zit het dichtstbij zonder met
belanghebbende rekening te houden.
Het tweede argument is dat de zaak zo lang heeft geduurd waarbij de reden van het
oponthoud bij de [verweerder] zit; dat in vergelijking met de [naam] . De
[naam] handelt veel sneller.
Ten derde dat u in twee eerdere zaken van mij zonder nader onderzoek tot een
beslissing bent gekomen.
/………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………../
Mijn vierde argument is dat de vorige zaak om 10:10 uur was afgelopen en u heeft
mij tot 10:20 uur laten wachten. U heeft geen respect voor mij door mij 4 minuten te laten
wachten.
Een ander belangrijk punt is dat belanghebbende van tevoren niet weet hoe
Eindhoven zou zijn. Op de monitor is te zien dat hier alleen Civielrecht wordt behandeld.
Indruk van de monitor is dat mijn zaak hier niet thuishoort. Ik laat mijn zaak niet uitspreken door een alleensprekende rechter in een kantongerecht die geen deel uit maakt van een heel team zoals in Breda. Ik zie de behandeling van de wrakingskamer tegemoet.“