Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 31 mei 2017;
- de bij brief van 23 augustus 2017 namens mr. Latten aan de rechtbank toegezonden productie;
- de akte van [eiseressen] met producties;
- het proces-verbaal van de op 12 september 2017 gehouden comparitie en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van beide partijen;
- de brief van 25 september 2017 van mr. L.R. van Hee en mr. W.C.P.A. van den Nouland aan de rechtbank;
- de namens mr. Latten aan de rechtbank toegezonden brief van 26 september 2017.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“… noticed that the aft position of the engine was improperly tied down from the cradle (…) as you know improper tiedown had a high risk of damaging the bearings etc.”) en de overgelegde rapportage van Cunningham Lindsey, heeft [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd betwist dat het draagstel van de vliegtuigmotor verkeerd op de oplegger was vastgezet en dat er daardoor een groot risico is ontstaan op schade aan onderdelen van de motor. De rechtbank neemt dit als vaststaand aan. [eiseres 1] heeft toegelicht waarom het vanwege dit risico nodig was dat de vliegtuigmotor – kort gezegd – werd gecontroleerd en getest en [gedaagde] heeft ook deze stelling onvoldoende gemotiveerd weersproken. Zonder controle en eventueel herstel kon de vliegtuigmotor niet worden gebruikt. Een en ander brengt mee dat de vliegtuigmotor tijdens het transport in waarde is verminderd en mitsdien is beschadigd als bedoeld in artikel 17 lid 1 CMR. In beginsel is Trans Otto voor die schade aansprakelijk.
€ 1.788,--