ECLI:NL:RBZWB:2017:8648

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
C/02/332608 / HA ZA 17-439
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en geënsceneerde aanrijding tussen twee voertuigen met bewijsvoering

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vraag centraal of een aanrijding tussen twee voertuigen geënsceneerd is. De eiser, wonende te Waspik, vordert dat de erkenning van aansprakelijkheid door de gedaagde, een onderlinge waarborgmaatschappij, niet kan worden vernietigd en dat de door de gedaagde uitgekeerde bedragen aan hem toekomen. De gedaagde betwist de authenticiteit van de aanrijding en stelt dat de eiser en de bestuurder van het andere voertuig, met wie hij in een samenwerkingsverband verkeerde, de aanrijding opzettelijk hebben geënsceneerd om schadevergoeding te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast rust op de partij die zich beroept op de rechtvaardigingsgrond, in dit geval de gedaagde. De rechtbank heeft de eiser in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren tegen de stelling dat de aanrijding geënsceneerd is. De zaak is aangehouden voor bewijsvoering, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de eiser bewijs kan leveren door het overleggen van bewijsstukken of het horen van getuigen. De uitspraak is gedaan op 6 december 2017 door mr. L.W. Louwerse.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/332608 / HA ZA 17-439
Vonnis van 6 december 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te Waspik, gemeente Waalwijk,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.L. Daniëls te Rijen,
tegen
de onderlinge waarborgmaatschappij
ONDERLINGE VERZEKERING MAATSCHAPPIJ [gedaagde] U.A.,
gevestigd te Goes,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.C. Struijk te Goes.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 september 2017;
  • het proces-verbaal van de op 12 oktober 2017 gehouden comparitie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert
in conventie– enigszins samengevat – om voor recht te verklaren dat de erkenning van de aansprakelijkheid door [gedaagde] niet kan worden vernietigd en dat de door [gedaagde] uitgekeerde bedragen aan hem toekomen. Daarnaast vordert hij veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de door hem als gevolg van de aanrijding geleden schade, waaronder een bedrag van € 42.173,04, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
In reconventievordert [gedaagde] veroordeling van [eiser] tot betaling van € 16.997,79, vermeerderd met rente en kosten.
2.3.
Over en weer wordt verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

in conventie en in reconventie:
3.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank deze hierna gezamenlijk bespreken.
3.2.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
( i) Op 16 mei 2015 omstreeks 00.05 uur heeft op het kruispunt van de Winterdijk met de Hogevaart te Sprang-Capelle, buiten de bebouwde kom, een aanrijding plaatsgevonden tussen een Renault Laguna met kenteken [kenteken 1] bestuurd door [eiser] , en een Ford Ka met kenteken [2e kenteken] die werd bestuurd door de heer [bestuurder] . [eiser] reed met zijn auto op de Winterdijk, zijnde een voorrangsweg, toen hij in botsing is gekomen met de voor hem van links komende auto van [bestuurder] die vanaf de Hogevaart de kruising was opgereden.
( ii) De aansprakelijkheid waartoe de Ford in het verkeer aanleiding kan geven is op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) door middel van een voorlopige dekking verzekerd bij [gedaagde] . [gedaagde] heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. Zij heeft de autoschade van [eiser] ten bedrage van € 1.898,00 vergoed en heeft een voorschot onder algemene titel van € 5.000,00 aan [eiser] uitgekeerd.
  • iii) [gedaagde] heeft opdracht gegeven aan I-Tek B.V. (hierna: I-Tek) om – kort gezegd – de toedracht van de aanrijding te onderzoeken. De bevindingen van I-Tek B.V. zijn neergelegd in rapporten van 2 januari 2016 en 15 juni 2016. Onderdeel van het eerstgenoemde rapport is een verklaring van [bestuurder] (bijlage 3 rapport) waarin onder meer het volgende is vermeld:
  • iv) Daarnaast heeft [gedaagde] opdracht gegeven aan Meuwissen Verkeers Ongevallen Analyse (MVOA) om de aanrijding nader te analyseren. De bevindingen van MVOA zijn vervat in brieven van 29 maart 2016 en 31 januari 2017. In de eerstgenoemde brief is onder meer vermeld:
( v) Bij brief van 12 mei 2017 heeft de advocaat van [gedaagde] [eiser] onder meer het volgende meegedeeld:
“(…)
Zoals ik uw advocaat reeds heb bericht, handhaaft cliënte haar standpunt dat op 16 mei 2015 geen authentieke aanrijding heeft plaatsgevonden.
(…)
Cliënte heeft de aansprakelijkheid op 21 mei 2015 erkend op basis van door u gedane opzettelijk onjuiste mededelingen, handelen en verstrekte informatie. Cliënte is zodoende tot erkenning bewogen door bedrog. Cliënt vernietigt bij deze de erkenning.
(…)”
[gedaagde] heeft [eiser] in de brief aansprakelijk gesteld voor de door haar als gevolg van de onjuiste mededelingen geleden schade en heeft de aan [eiser] uitgekeerde bedragen als onverschuldigd betaald teruggevorderd.
( vi) [gedaagde] heeft de persoonsgegevens van [eiser] doen opnemen in het Incidentenregister en het Externe Verwijzingsregister.
3.3.
Naar de rechtbank begrijpt legt [eiser] aan zijn vorderingen ten grondslag dat [bestuurder] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld doordat [bestuurder] hem geen voorrang heeft verleend en is [gedaagde] op grond van artikel 6 lid 1 Wam gehouden om de schade die hij als gevolg van de aanrijding lijdt te vergoeden. Daarnaast beroept [eiser] zich op de erkenning van de aansprakelijkheid door [gedaagde] . [eiser] stelt dat hij als gevolg van de aanrijding klachten heeft gehad van pijn in de nek, rug en benen, waardoor hij tijdelijk niet heeft kunnen werken. Hij stelt dat hij als gevolg van het ongeval de volgende schade heeft geleden:
a) arbeidsvermogensschade € 40.300,00
b) kosten huishoudelijke hulp € 1.053,00
c) verlies zelfwerkzaamheid € 400,00
d) kosten fysiotherapie, apotheek en ambulance € 420,04
Daarnaast stelt hij dat hij schade lijdt doordat [gedaagde] zijn gegevens heeft laten opnemen in het Incidentenregister en het Externe Verwijzingsregister.
3.4.
[gedaagde] ontkent dat [bestuurder] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en dat hij als gevolg van de aanrijding de door [eiser] gestelde schade heeft geleden. Volgens haar hebben [eiser] en [bestuurder] de aanrijding geënsceneerd en is deze niet ‘authentiek’. Zij stelt dat de erkenning van de aansprakelijkheid buiten rechte is vernietigd op grond van bedrog. Dit bedrog bestaat er volgens [gedaagde] in dat [eiser] en [bestuurder] een schadeaangifteformulier hebben ingevuld, waaruit blijkt dat de aanrijding te wijten is aan een voorrangsfout van [bestuurder] en waarin niet vermeld is dat de aanrijding geënsceneerd is. In reconventie vordert [gedaagde] op grond van onverschuldigde betaling terugbetaling van de door haar aan [eiser] verstrekte uitkeringen en op grond van onrechtmatige daad vergoeding van schade die bestaat in de door [gedaagde] gemaakte kosten voor onderzoek door I-Tek B.V. en MVOA. Daarnaast vordert zij betaling van buitengerechtelijke incassokosten.
3.5.
Het verweer van [gedaagde] dat de aanrijding geënsceneerd is komt naar het oordeel van de rechtbank hierop neer dat [eiser] toestemming heeft gegeven voor de gedragingen van [bestuurder] waardoor het onrechtmatig karakter aan die gedragingen wordt ontnomen. Vgl. HR 31 januari 1969, NJ 1969, 241. Een zodanig verweer dient te worden aangemerkt als een beroep op een rechtvaardigingsgrond als bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW. Nu [eiser] gemotiveerd betwist dat de aanrijding door hem en [bestuurder] is geënsceneerd, rust de bewijslast daarvan krachtens de hoofdregel van 150 Rv op [gedaagde] .
3.6.
[gedaagde] heeft haar stelling dat de aanrijding geënsceneerd is onder meer onderbouwd met de hiervoor genoemde verklaring van [bestuurder] en de resultaten van de verkeersongevallenanalyse van MVOA. Daarnaast heeft zij erop gewezen dat in het rapport van I-Tek is vermeld dat de voormalige verhuurder van de woning van [bestuurder] heeft verklaard dat [eiser] voor het ongeval bij [bestuurder] thuis is geweest, waaruit volgt dat, anders dan [eiser] betoogt, [eiser] en [bestuurder] elkaar al voor het ongeval hadden ontmoet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] hiermee voorshands, behoudens door [eiser] te leveren tegenbewijs, bewezen dat [eiser] met de aanrijding heeft ingestemd. De rechtbank zal [eiser] in de gelegenheid stellen om tegenbewijs te leveren.
3.7.
Indien [gedaagde] haar stelling bewijst, dan was de erkenning van de aansprakelijkheid vernietigbaar op grond van bedrog. In dat geval hebben [eiser] en [bestuurder] [gedaagde] immers opzettelijk onjuist meegedeeld dat zij betrokken waren bij een echte aanrijding teneinde [gedaagde] te bewegen tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van het ongeval geleden schade.
3.8.
Indien [eiser] voornoemde onjuiste mededeling heeft gedaan, dan heeft hij jegens [gedaagde] onrechtmatig gehandeld en dient die onrechtmatige daad hem te worden toegerekend. In dat geval is hij verplicht om de schade die [gedaagde] als gevolg van de onrechtmatige daad lijdt te vergoeden. Daarnaast ontbreekt in dat geval een rechtsgrond voor schadevergoeding door [gedaagde] , zodat de door [gedaagde] aan [eiser] betaalde bedragen onverschuldigd zijn betaald.
3.9.
In afwachting van de bewijsvoering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie:
4.1.
laat [eiser] toe tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geoordeelde stelling dat hij en [bestuurder] de aanrijding hebben geënsceneerd;
4.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
20 december 2017voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
4.3.
bepaalt dat [eiser] , indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen;
4.4.
bepaalt dat [eiser] , indien hij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden januari tot en met mei 2018 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
4.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. L.W. Louwerse in het gerechtsgebouw te Middelburg aan Kousteensedijk 2;
4.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2017.