3.1De volgende feiten staan in rechte tussen partijen vast:
[eiser] heeft met ingang van 1 mei 2014 van [gedaagde] gehuurd de onzelfstandige woonruimte Kamer 2 in het pand [adres 2] . Op pagina 2 van de schriftelijke huurovereenkomst is vermeld:
”Per betaalperiode van 1 maand bedraagt de huur, beheerkosten en energie Prijs 321”.(met pen is verder bijgeschreven:
“huur 240”en
“81 GLW”).
Op de huurovereenkomst zijn van toepassing verklaard de Algemene bepalingen huurovereenkomst onzelfstandige woonruimte, zoals overgelegd als productie 1 bij de dagvaarding.
Bij ongedateerde, door [eiser] omstreeks 24 oktober 2017 ontvangen, brief heeft [gedaagde] aan hem en de overige bewoners van het pand [adres 2] meegedeeld, voor zover hier relevant:
“Er is een jaarafrekening van gas en elektra en deze is heel erg omhoog gegaan. Jullie moeten samen € 630,34 bij betalen. Ik ga hiertegen protesteren, maar de maandelijkse betaling van energie moet dus omhoog, en wel met € 15,20 per maand. Samen met de bijkomende kosten moet je maandelijks dus € 96,20, gaan betalen met ingang van de volgende maand, dus per 1 november2017. Jullie mogen er ook voor kiezen om energie zelf te gaan regelen, dan worden de kosten voor energie in mindering gebracht op deze bijkomende kosten. (…) Zo gauw er duidelijkheid is over de jaarafrekening van 2017 gas en elektra, krijg je de nota over de bijbetaling.”
[eiser] heeft, samen met twee medebewoners, bij brief van 25 oktober 2017 geprotesteerd tegen de aangekondigde bijbetaling en de verhoging van het maandelijkse voorschot. Zij vragen in die brief verder onder meer om een specificatie van de jaarafrekeningen 2013, 2014, 2015 en 2016.
In reactie daarop heeft [gedaagde] bij brief van 28 oktober 2017 zijn standpunt gehandhaafd en meegedeeld, voor zover thans van belang:
“Jullie gaat voorlopig dus € 96,20 betalen, zo niet, gaan jullie deze dingen zelf regelen en meld ik me af bij de leverancier. (…) Graag betaling per 01-11-2017. Ik zie bij de betaling van de huur dat de bijkomende kosten voldaan zijn. Indien dat niet zo is, meld ik me per 15 nov 2017 af bij energie direct, ook, wanneer een van jullie besluit om niet te betalen. En gaan jullie het verder zelf regelen. Dan worden ook de leaseovereenkomsten, internet en digitenne opgezegd, en zien jullie zelf wat de kosten hiervan zijn.”
Gedateerd 9 november 2017 heeft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] een brief gestuurd, waarin zij, met verwijzing naar artikel 7:259 Burgerlijk Wetboek (BW), aan [gedaagde] verzoekt om over de jaren 2014, 2015 en 2016 gespecificeerde overzichten met onderliggende stukken te verstrekken van de in rekening gebrachte nutsvoorzieningen en servicekosten. Verder deelt zij mee dat [eiser] na ontvangst van die overzichten zich een oordeel kan vormen over de aangezegde verhoging van die kosten.
[gedaagde] heeft vervolgens bij ongedateerde brief aan de bewoners meegedeeld dat twee van de bewoners de verhoogde energiekosten niet hebben betaald en dat hij daarom de service stopt. Hij schrijft:
“Dit alles wil zeggen dat internet, digitenne, wasmachine, droger, gas, elektra en water niet meer door mij verzorgd gaat worden. Alle contracten worden per 15 november stop gezet en jullie zullen er samen uit moeten komen hoe dit verder geregeld moet worden. (…) Mijn advies, onderneem zo snel mogelijk actie want per 15 november stop dus ook de gaslevering.”
In een brief gedateerd november 2017 schrijft [gedaagde] aan de bewoners:
“Zoals in vorige brief aangekondigd is, is de service, die ik jullie steeds geboden heb, gestopt. Gas, elektra, water, kpn, lease wasmachine is per 15 november door jullie zelf te regelen. (…)”
Bij brief van 10 november 2017, die zowel persoonlijk bij [gedaagde] is bezorgd als aangetekend is verstuurd, heeft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] meegedeeld dat het afsluiten van gas, water en licht een onrechtmatige daad oplevert jegens [eiser] . Zij sommeert [gedaagde] om binnen 24 uur te bevestigen dat de onzelfstandige woonruimte van [eiser] niet zal worden afgesloten van nutsvoorzieningen, dan wel dat onmiddellijk heraansluiting zal plaatsvinden, bij gebreke waarvan [gedaagde] in kort geding zal worden gedagvaard.
Met een brief gedateerd 11 november 2017 heeft [gedaagde] aan de bewoners bevestigd dat alle contracten met nutsbedrijven zijn opgezegd per 15 november.
3.2.1[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de voor hem uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen door niet langer zorg te dragen voor levering van gas, water en licht in het gehuurde. Partijen zijn immers in de huurovereenkomst overeengekomen dat [gedaagde] als verhuurder zorg draagt voor levering van deze nutsvoorzieningen en dat [eiser] als huurder daarvoor een maandelijks voorschot betaalt. [eiser] heeft de huur inclusief dat voorschot ook altijd betaald. Met een beroep op artikel 7:261 lid 1 onderdeel b BW stelt [eiser] dat [gedaagde] het voorschot niet mag verhogen zolang [gedaagde] hem niet een kostenoverzicht heeft verstrekt als in artikel 7:259 lid 2 BW genoemd. Een dergelijk overzicht heeft [eiser] niet ontvangen. Het feit dat [eiser] de aangezegde verhoging (nog) niet heeft voldaan, levert dan ook geen grond op voor [gedaagde] om de levering van gas, water en licht naar het gehuurde te staken.
3.2.2Verder stelt [eiser] dat uit de huurovereenkomst en de door [gedaagde] gestuurde brieven blijkt dat in de servicekosten die aan hem in rekening worden gebracht ook zijn begrepen de kosten van de aansluiting voor tv en internet. Ook daarvoor geldt dat het stopzetten door [gedaagde] van de levering van die diensten een toerekenbare tekortkoming van hem jegens [eiser] oplevert.
3.2.3Indien en voor zover het handelen van [gedaagde] niet zou worden aangemerkt als een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] , geldt volgens [eiser] dat het handelen van [gedaagde] jegens hem kan worden gekwalificeerd als onrechtmatig.
3.2.4[eiser] stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, aangezien hij, nota bene in de koude wintermaanden, verstoken zal zijn van gas, water en elektra, als gevolg van het handelen van [gedaagde] .
3.3.1[gedaagde] stelt dat hij van Energiedirect – de energieleverancier waarmee hij een contract heeft voor de levering van gas en licht in het gehuurde – een jaarafrekening heeft ontvangen, die resulteert in een bij te betalen bedrag van € 630,34. Hij wijt dat onder meer aan het feit dat de bewoners, [eiser] met name, een zogenaamde slimme meter hebben laten installeren, zonder hem daarvan op de hoogte te stellen. Hij wilde geen slimme meter in zijn pand. Het hoge energieverbruik is volgens hem ook veroorzaakt doordat de bewoners vaak deuren open laten staan en niet alert zijn op het zuinig omgaan met energie. Hij stelt zich op het standpunt dat de bewoners gezamenlijk het bij te betalen bedrag moeten voldoen en dat hij gerechtigd is het maandelijks door hen te betalen voorschot te verhogen. Hij gaat ervan uit dat het verzorgen van de levering van gas, water en licht naar het gehuurde een service is die hij tot nu toe – onverplicht – aan de huurders heeft aangeboden en dat hij gerechtigd is die service te beëindigen en het aan de huurders zelf over te laten te zorgen de daarvoor benodigde contracten met leveranciers te sluiten. Hij heeft aangekondigd tot opzegging van de contracten over te zullen gaan als één of meer huurders de per 1 november 2017 ingaande verhoging niet zouden betalen. Nu onder meer [eiser] deze verhoging inderdaad niet heeft betaald, heeft [gedaagde] de daad bij het woord gevoegd. Het contract met Energiedirect is volgens hem inmiddels opgezegd. Het contract met KPN heeft hij online proberen op te zeggen, maar dat is nog niet gelukt. Ter zitting heeft [gedaagde] overgelegd de jaarafrekeningen van gas en licht in het gehuurde over de jaren 2013/2014 tot en met 2016/2017. Volgens hem hebben de huurders die ook gekregen.
De kantonrechter oordeelt hierover het volgende.