In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2017 uitspraak gedaan in twee gelijktijdig behandelde beroepen van eiser tegen besluiten van VGZ Zorgkantoor B.V. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door het Zorgkantoor, omdat hij de gronden van zijn bezwaar niet tijdig had ingediend. De rechtbank oordeelde dat het Zorgkantoor in redelijkheid het bezwaar niet-ontvankelijk kon verklaren, aangezien eiser niet binnen de gestelde termijn zijn bezwaargronden had ingediend. Eiser had de mogelijkheid om een verlenging van de termijn aan te vragen, maar had dit nagelaten.
Daarnaast had eiser beroep ingesteld tegen de weigering van het Zorgkantoor om een nieuw besluit te nemen met betrekking tot zijn persoonsgebonden budget (pgb) voor het jaar 2016. De rechtbank oordeelde dat het Zorgkantoor terecht had geweigerd een nieuw besluit te nemen, omdat het voor eiser duidelijk moest zijn dat het primaire besluit betrekking had op 2016 en niet op 2015. De rechtbank concludeerde dat de enkele onjuiste vermelding van het jaartal in het primaire besluit geen aanleiding gaf voor het Zorgkantoor om een nieuw besluit te nemen.
De rechtbank verklaarde beide beroepen ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.