In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van 26 september 2017, waarbij hem vier lasten onder dwangsom waren opgelegd in verband met het houden van rundvee op zijn perceel. De verzoeker stelde dat het houden van rundvee hobbymatig was en dat dit niet in strijd was met de woonbestemming van zijn perceel. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder eerdere besluiten van het college en klachten van een derde partij die zich benadeeld voelde door de activiteiten van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het college bevoegd was om de lasten op te leggen, maar heeft ook vastgesteld dat de verzoeker aan enkele lasten had voldaan. De rechter heeft de last die betrekking had op de opslag van mest en de last die betrekking had op de voederbak vernietigd, omdat deze niet konden standhouden. De voorzieningenrechter heeft het college opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de verzoeker, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is er een voorlopige voorziening getroffen, waarbij de lasten 2 en 4 zijn geschorst tot zes weken na de nieuwe beslissing van het college. De verzoeker heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten.