In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 november 2017 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 18 november 2014 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling opnieuw te verlengen, maar de kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat de ontwikkeling van [minderjarige] goed verloopt en dat er geen signalen zijn dat de moeder haar opvoeding niet goed uitvoert. De GI had ook een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de ouders om mee te werken aan ouderschapsbemiddeling, maar de kinderrechter oordeelde dat deze aanwijzing niet afgedwongen kan worden, gezien de omstandigheden. De moeder heeft aangegeven dat zij geen vertrouwen meer heeft in de vader en dat contact met hem schadelijk is voor [minderjarige]. De kinderrechter concludeert dat de huidige ondertoezichtstelling geen doel meer dient en dat de verzoeken tot verlenging en bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing niet-ontvankelijk worden verklaard.