In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 december 2017, werd het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef van de Nationale Politie inzake de vaststelling van de uitkering blijvende invaliditeit behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen een besluit van 23 december 2016, waarin de korpschef de Regeling beroepsziekten van toepassing achtte in plaats van de Regeling dienstongevallen. Eiser stelde dat de Regeling dienstongevallen van toepassing was, omdat deze regeling eerder werd gebruikt voor vergelijkbare gevallen. Tijdens de zitting op 2 november 2017 werd vastgesteld dat de korpschef een bedrag van € 1.500,- had toegekend voor tinnitusklachten, maar dat dit geen geschilpunt meer was. De rechtbank concludeerde dat de korpschef de Regeling beroepsziekten terecht had toegepast, maar dat het beroep gegrond verklaard moest worden omdat de toekenning van smartengeld niet correct was uitgevoerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herzag het primaire besluit, waarbij het blijvende invaliditeit percentage op 8% werd vastgesteld en aan eiser een totaalbedrag van € 12.000,- aan smartengeld werd toegekend. Tevens werd de korpschef veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.