Uitspraak
[naam 1],
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil
3.De beoordeling
4.De beslissing
woensdag 20 december 2017 te 09.00 uur, voor het nemen van een akte na tussenvonnis door [eiseres] zoals bedoeld in overweging sub 3.8;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, betreft het een geschil tussen een franchisegever en een franchisenemer. De franchisenemer, aangeduid als [naam 1], heeft in conventie een vordering ingesteld tegen de franchisegever, aangeduid als [eiseres], tot betaling van een bedrag van € 25.000,00, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De franchisegever heeft verweer gevoerd en de vordering afgewezen. In reconventie heeft [naam 1] een aantal vorderingen ingesteld, waaronder een verklaring voor recht dat [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld en dat hij gedwaald heeft bij het sluiten van de franchiseovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een franchiseovereenkomst is gesloten op 19 november 2013 en dat [naam 1] op 1 maart 2015 heeft aangegeven deze te willen beëindigen. De kantonrechter heeft de vordering in conventie en reconventie beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep op verrekening niet eenvoudig vast te stellen is, waardoor dit beroep wordt gepasseerd. Tevens is het beroep op dwaling afgewezen, omdat [naam 1] niet heeft aangetoond dat hij de overeenkomst niet zou hebben gesloten als hij de juiste informatie had ontvangen. De kantonrechter heeft de verdere beslissingen aangehouden en de zaak verwezen naar een volgende zitting op 20 december 2017 voor het nemen van een akte door [eiseres].