Aan de orde is dus de vraag of het aandeelhoudersbelang, in het bijzonder hier: het
minderheidsaandeelhoudersbelang van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] (en van [naam 3] ) in dit geval gelijk te stellen is met het vennootschappelijk belang van [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] . [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] kan worden gevolgd in zijn opvatting dat, zij het onder omstandigheden, het aandeelhoudersbelang voor een aanzienlijk deel kan samenvallen met het vennootschapsbelang. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien een onderneming die door de besloten vennootschap wordt gevoerd, feitelijk wordt gevoerd door de directeur, (enig en groot-)aandeelhouder. De kantonrechter vindt voor deze opvatting steun in de memorie van toelichting bij de wet Flexibilisering B.V.-recht (Kamerstukken II 2006/07, 31058, 3, p.3).
“Het belang van de vennootschap vereist dat in de besluitvorming tevens de belangen van andere partijen die bij de vennootschap zijn betrokken worden meegewogen, zoals werknemers, afnemers en leveranciers. Ook in het herziene B.V.-recht blijft het belang van de vennootschap onverminderd gelden. Wel zal de grotere flexibiliteit die de wet gaat bieden aan de oprichters en aandeelhouders de invulling van dit begrip kleuren. Bij kleine vennootschappen met een beperkt aantal aandeelhouders zal het vennootschappelijk belang dichter liggen bij het belang van de aandeelhouders dan bij een grote vennootschap met veel werknemers en maatschappelijke belangen.”
Echter, de situatie van de directeur-groot aandeelhouder, verschilt sterk van die waar het in deze procedure om gaat. Hier is sprake van een situatie waarin de besloten vennootschap [naam 1] een dochter is van [naam 2] en zijn er werknemers werkzaam in de onderneming die door de vennootschap wordt gevoerd. Dat maakt dat de vennootschap ook rekening dient te houden met die belangen. Dat kan er toe leiden dat beslissingen die de vennootschap als zodanig raken, kunnen zijn ingegeven door beleid van de moeder en door inzichten binnen het concern voor wat betreft de allocatie van mensen en middelen. Zo stelt [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] in dit geval dat [naam 2] een internationale herstructurering wilde doorvoeren, als gevolg (mede) waarvan Vitaphne Nederland moest worden geliquideerd. Indien en voor zover daar andere motieven aan te grondslag zouden liggen (zoals het op een zijspoor zetten van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [naam 3] ), zijn die in deze procedure niet, althans onvoldoende, vast komen te staan. Nog afgezien van deze omstandigheid, acht de kantonrechter ook van belang het feit dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [naam 3] B.V een minderheidsbelang vertegenwoordigen. Dat maakt dat dat belang, zo mogelijk nog moeilijker te vereenzelvigen valt met dat van de vennootschap. Het enkele feit dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] het behoud van de vennootschap voor ogen heeft, en [naam 2] de vennootschap wil liquideren, maakt niet dat het belang van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] (als aandeelhouder) is te vereenzelvigen met dat van de vennootschap. Immers, zo volgt uit het voorgaande, kunnen andere belangen nopen tot andere beslissingen, mogelijk zelf tot liquidatie van de vennootschap waarbij de ondernemingsactiviteiten worden ondergebracht bij andere (bestaande of nieuw op te richten) vennootschappen.