ECLI:NL:RBZWB:2017:7598

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
22 november 2017
Zaaknummer
02-700161-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in strafzaak wegens poging doodslag met heropening van het onderzoek

Op 22 november 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenvonnis gewezen in de strafzaak tegen een verdachte die wordt verdacht van poging tot doodslag. De verdachte is gedagvaard voor het feit dat hij op 9 augustus 2017 in Vlissingen, met een mes, heeft geprobeerd een slachtoffer van het leven te beroven. De rechtbank heeft op de zitting van 16 november 2017 kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 24 maanden heeft geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en opname in een zorginstelling voor behandeling van psychische problematiek.

Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen om deskundigen te horen over de toerekenbaarheid van de verdachte en de risicoanalyse. De rechtbank heeft vragen over de conclusies van de gedragsdeskundigen en wil deze toelichting krijgen om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de strafmaat en de toerekenbaarheid van de verdachte. De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, met een maximum van twee maanden, en zal een nadere zitting plannen om de deskundigen te horen.

De rechtbank heeft de verkeerstoren opdracht gegeven om de agenda's van alle betrokkenen op elkaar af te stemmen voor de planning van de nadere zitting. Dit tussenvonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-700161-17
tussenvonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 november 2017 (bij vervroeging)
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans
gedetineerdin PI Middelburg, locatie Torentijd,
Torentijdweg 1, 4337 PE Middelburg,
raadsman: mr. J. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.De tenlastelegging

Verdachte is gedagvaard wegens de verdenking dat:
hij op of omstreeks 09 augustus 2017 te Vlissingen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door die [slachtoffer] met een mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, in de borst, althans het bovenlichaam, te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 augustus 2017 te Vlissingen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door die [slachtoffer] met een mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, in de borst, in elk geval het bovenlichaam, te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 november 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, ertoe strekkende dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde (poging tot doodslag) wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, met de bijzondere voorwaarden van –kortgezegd –
(1) reclasseringstoezicht tijdens de proeftijd en (2) opname in een daartoe nog nader aan te wijzen zorginstelling voor de duur van maximaal twee jaar, ter klinische behandeling van zijn psychische problematiek waarbij ook aandacht zal worden gegeven aan zijn middelengebruik.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman ter verdediging naar voren is gebracht, waarbij de raadsman tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde (poging tot zware mishandeling) heeft gepleit en bij wijze van strafmaatverweer tot oplegging van een aanmerkelijk korter onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf heeft gepleit omdat verdachte spoedige (klinische) behandeling van zijn psychische- en verslavingsproblematiek in een daartoe geëigende instelling behoeft.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vordering.
Er is geen reden tot schorsing van de vervolging.

4.De onvolledigheid van het onderzoek ter terechtzitting

Bij de beraadslaging is de rechtbank gebleken dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest.
De rechtbank zal om die reden het onderzoek heropenen en schorsen tot na een nader te bepalen tijdstip. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde en strafbaarheid van het bewezenverklaarde, is aan de orde welke straf en/of maatregel aan verdachte dient te worden opgelegd. De rechtbank acht zich ten aanzien van de persoon van verdachte en de aanbevolen afdoening onvoldoende voorgelicht.
Over de persoon van verdachte is gerapporteerd door Reclassering Nederland en door twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, te weten M.A. Westerborg (forensisch psychiater) en mevrouw K. Bertens (klinisch psycholoog).
Volgens de psycholoog was ten tijde van het tenlastegelegde er sprake van een voor verdachte totaal overspoelende situatie. Op dat moment was het voor verdachte niet meer mogelijk een andere keuze te ervaren dan de keuze die hij heeft gemaakt. Dit geldt voor het steken met het mes, als ook voor het achterna rennen van het slachtoffer. Naar de mening van de psycholoog kan hem in dat opzicht het tenlastegelegde niet worden toegerekend. De keuze om het slachtoffer aan te spreken was geen verstandige keuze en verdachte had kunnen weten dat het risico op een escalerende situatie aanwezig was. Dit deel van de gedragsreeks horende bij het tenlastegelegde kan verdachte wel worden aangerekend. Geadviseerd wordt verdachte het ten laste gelegde, mits bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
De psychiater heeft in het kader van de risicoanalyse en prognose overwogen dat de kans op herhaling van soortgelijke feiten aanwezig is, maar niet groot. Reden voor deze conclusie is dat er sprake is van een relationele context en de kans daarop in de toekomst minder groot is dan het huidige ten laste gelegde doet veronderstellen.
Bij de beraadslaging heeft de rechtbank vastgesteld dat de hiervoor genoemde conclusie van de psycholoog over haar inschatting van de relatie tussen de tenlastegelegde gedraging van verdachte en zijn ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de daaruit afgeleide mate van toerekenbaarheid niet zonder meer aansluit op de daaraan voorafgaande bevindingen.
Dit roept bij de rechtbank vragen op, die zij ter beantwoording ten behoeve van haar eigen oordeel over het causaal verband tussen de psychische stoornis en het delict noodzakelijk acht. De rechtbank wenst verder nader te worden voorgelicht over de hiervoor vermelde overweging in het rapport van psychiater Westerborg in het kader van de risicoanalyse en prognose. Voor de rechtbank is onvoldoende duidelijk waarop Westerborg zijn conclusie dat de kans op herhaling aanwezig is, maar niet groot is op baseert. Om die reden heeft de rechtbank tijdens de beraadslaging besloten om beide gedragsdeskundigen te laten oproepen om op een nadere zitting hun rapporten en adviezen toe te lichten. De rechtbank zal hiertoe het onderzoek heropenen en schorsen voor een nadere zitting.
De rechtbank is erop gericht om op zo kort mogelijke termijn een nadere zitting te bepalen waarop zowel M.A. Westerborg (forensisch psychiater) als K. Bertens (klinisch psycholoog) als deskundigen zullen worden gehoord. In de omstandigheid dat de rechtbank geen kennis draagt van de termijn waarbinnen alle betrokkenen (gelijktijdig) beschikbaar kunnen zijn, ziet de rechtbank een klemmende reden de maximale termijn voor hervatting van het onderzoek ter zitting niet tot een maand te beperken. Zij zal daarom het onderzoek schorsen voor onbepaalde tijd met een maximum termijn van twee maanden.
De rechtbank zal de verkeerstoren opdracht geven om de agenda’s van de rechtbank, de officier van justitie, de raadsman en de deskundigen op elkaar af te stemmen, ter planning van de nadere zitting op een zo kort mogelijke termijn.

5.De beslissing.

De rechtbank:
- heropent en schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd. Zij beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen twee maanden na heden, op een nader door de verkeertoren te regisseren en vast te stellen datum, zal worden hervat;
- beveelt de oproeping van verdachte, de raadsman, de deskundigen M.A. Westerborg (forensisch psychiater) en K. Bertens (klinisch psycholoog), tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter zitting zal worden hervat, met kennisgeving daarvan aan de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn gevolmachtigd advocaat mr. Aerts.
Dit tussenvonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. I.M. Josten en
mr. Y.E.Y. Vermeulen, rechters, in tegenwoordigheid van P.L. Francke, griffier, en is
(bij vervroeging) uitgesproken ter openbare zitting op 22 november 2017.
Mr. Vermeulen en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.