Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Stichting Stadlander,
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil
3.De beoordeling
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld inlijst IofIIwordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is”. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is voldoende komen vast te staan dat van deze situatie sprake is nu in de door [gedaagde] gehuurde woning 3 kilogram cocaïne, een weegschaal en een groot bedrag aan contant geld is aangetroffen. De kantonrechter acht het voorshands niet aannemelijk dat de door [gedaagde] aangevoerde persoonlijke omstandigheden zwaarder dienen te wegen dan het belang van de burgemeester om de woning voor de duur van drie maanden te kunnen sluiten.
kaneen verhuurder de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW ontbinden. Van een verplichting daartoe is echter geen sprake. Dit betekent dat de omstandigheden van het geval met zich kunnen brengen dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar moet worden aangemerkt, hetgeen door [gedaagde] ook wordt betoogd. In de visie van [gedaagde] wordt hij onevenredig hard getroffen door de ontbinding van de huurovereenkomst. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat hij niets wist van de aanwezigheid van de drugs en het geld in de woning. Hij heeft een vriend, de heer [vriend gedaagde] , willen helpen door hem korte tijd onderdak aan te bieden en deze vriend heeft de goederen volgens [gedaagde] in de woning verstopt. [gedaagde] was hiervan niet op de hoogte en hoefde er ook geen rekening mee te houden dat [vriend gedaagde] verdovende middelen de woning in zou brengen. [gedaagde] heeft dan ook redelijkerwijze geen maatregelen kunnen treffen om dit te voorkomen. [gedaagde] voert voorts aan dat hij al ruim 10 jaar in de woning woont en dat er zich in de periode voor 23 mei 2017 geen enkel incident heeft voorgedaan. Ook heeft [gedaagde] de huur steeds tijdig voldaan. Hij heeft ten slotte aangevoerd er groot belang bij te hebben om in de woning te kunnen blijven nu hij geen ander onderkomen heeft kunnen vinden. Bovendien is hij mantelzorger van zijn moeder zodat hij er ook om die reden belang bij heeft in de woning of in ieder geval in de nabije omgeving te kunnen blijven wonen
NJ2008, 352). Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is hiervan thans geen sprake nu voorshands onvoldoende is gebleken dat [gedaagde] wist van de aanwezigheid van de drugs in de woning en/of dat hij [vriend gedaagde] expliciet de mogelijkheid heeft geboden de drugs de woning binnen te brengen. De kantonrechter gaat er derhalve vooralsnog vanuit dat dit buiten zijn medeweten is gebeurd. [gedaagde] stelt terecht dat hij hier geen rekening mee had hoeven houden zodat hij hiertegen ook geen maatregelen had kunnen treffen. Strikte toepassing van het zerotolerancebeleid door Stadlander zorgt er in dit geval voor dat iemand die niet zelf in strijd met dit beleid heeft gehandeld zijn woning kwijtraakt. Bovendien wordt [gedaagde] in dat geval op een signaleringslijst geplaatst wat ervoor kan zorgen dat hij de komende jaren niet via een woonstichting in de regio zal kunnen huren maar dat hij zal zijn aangewezen op particuliere verhuur. De kantonrechter is derhalve met [gedaagde] van oordeel dat de gevolgen van de ontbinding van de huurovereenkomst niet evenredig zijn aan het beoogde doel. Dit geldt des te meer omdat de kans op herhaling nihil is nu [vriend gedaagde] geen toegang meer heeft tot de woning. De leefbaarheid in de wijk is daardoor niet meer in het geding.