ECLI:NL:RBZWB:2017:7262
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Aanzegplicht en vergoeding bij beëindiging arbeidsovereenkomst via payrolling
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en haar werkgever, die via een payrollbedrijf haar arbeid wilde voortzetten. De werknemer, aangeduid als [verzoekster], had aanvankelijk ingestemd met de voortzetting van haar dienstverband onder deze voorwaarden, maar trok haar instemming in toen zij zich bewust werd van de gevolgen. De werknemer verzocht de kantonrechter om de werkgever, aangeduid als [verweerster], te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens het niet tijdig voldoen aan de aanzegplicht conform artikel 7:668 lid 1 BW, evenals een bedrag voor niet genoten vakantie-uren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever niet tijdig aan de aanzegplicht heeft voldaan, omdat de werknemer pas op 11 mei 2017 duidelijkheid kreeg over de beëindiging van haar arbeidscontract. De werkgever had op 2 mei 2017 tijdens een functioneringsgesprek weliswaar medegedeeld dat de werknemer kon blijven werken, maar dit was onvoldoende duidelijk. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer recht had op een vergoeding van € 527,92 bruto, gelijk aan het loon tot 11 juni 2017, en dat de werkgever ook de proceskosten moest vergoeden. De vordering van de werknemer voor niet genoten vakantie-uren werd afgewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van werkgevers over de gevolgen van arbeidsovereenkomsten, vooral bij wijzigingen zoals payrolling. De beslissing van de kantonrechter toont aan dat werkgevers zich aan de wettelijke aanzegplicht moeten houden om financiële claims van werknemers te voorkomen.