ECLI:NL:RBZWB:2017:6876
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot instelling van een mentorschap wegens onvoldoende noodzaak en zelfbeschikkingsrecht
In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 20 oktober 2017, wordt het verzoek tot instelling van een mentorschap voor betrokkene afgewezen. Verzoekers, de moeder en broer van betrokkene, hebben aangevoerd dat er een gebrek aan hygiëne en rotzooi in de woning van betrokkene is, wat hen zorgen baart. Betrokkene zelf betwist echter de noodzaak van een mentorschap en geeft aan dat hij in staat is om zijn eigen zorgbelangen te waarnemen. Sinds 2008 is er al een beschermingsbewind over zijn goederen, wat goed verloopt. De kantonrechter benadrukt dat de vraag of een beschermingsbewind nodig is, verschilt van de vraag of iemand zijn zorgbelangen zelf kan waarnemen.
De kantonrechter heeft ter zitting vastgesteld dat betrokkene in staat is om zijn dagelijkse zaken te regelen, zoals het schoonhouden van zijn woning en het onderhouden van persoonlijke hygiëne. De zorgen van de verzoekers, hoewel oprecht, zijn niet voldoende om tegen de wil van betrokkene een mentorschap in te stellen. De kantonrechter concludeert dat de zorgpunten van de verzoekers ook met minder ingrijpende maatregelen kunnen worden opgelost, zoals het inschakelen van hulp bij schoonmaakwerkzaamheden. Het zelfbeschikkingsrecht van betrokkene mag niet verder worden ingeperkt dan noodzakelijk is.
Uiteindelijk wijst de kantonrechter het verzoek tot instelling van een mentorschap af, met de overweging dat de betrokkenheid van de verzoekers weliswaar waardevol is, maar niet voldoende om de autonomie van betrokkene te schenden. De beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en kan door de verzoekers en andere belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.