ECLI:NL:RBZWB:2017:6694

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
02/705191-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van medeplegen verkrachting met onvoldoende bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 18 oktober 2017 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van verkrachting op 16 april 2013 in Serooskerke, gemeente Veere. De zaak werd behandeld op de zitting van 4 oktober 2017, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsvrouw, mr. N. Wouters, wel. De officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, presenteerde het bewijs, dat voornamelijk bestond uit de aangifte van het slachtoffer en ondersteunende onderzoeksresultaten. De verdediging betwistte de beschuldigingen en pleitte voor vrijspraak, wijzend op inconsistenties in de verklaringen van het slachtoffer en het gebrek aan objectief bewijs.

De rechtbank oordeelde dat zedendelicten vaak moeilijk te bewijzen zijn, vooral wanneer de verdachte ontkent. De rechtbank benadrukte dat de verklaring van het slachtoffer niet voldoende steun vond in ander bewijsmateriaal, zoals het forensisch onderzoek dat geen letsel of sporen van sperma aantoonde. De rechtbank concludeerde dat de twijfels over de verklaringen van het slachtoffer zo groot waren dat de overtuiging ontbrak dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.

Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank bepaalde dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 18 oktober 2017.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/705191-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsvrouw mr. N. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 oktober 2017. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie
mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 april 2013 te Serooskerke, gemeente Veere, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft/hebben
gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) de penis in de vagina van
die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of de penis in de mond van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] in een auto heeft/hebben
meegenomen en/of die [slachtoffer] in die auto heeft/hebben gehouden en/of
fysiek en/of geestelijk overwicht op die [slachtoffer] had/hadden en/of de
kleding van die [slachtoffer] heeft/hebben uitgetrokken en/of die [slachtoffer]
heeft/hebben vastgepakt en/of op die [slachtoffer] zijn gaan liggen en/of
onverhoeds die penis in de vagina en/of de mond heeft/hebben gebracht en/of
niet zijn gestopt toen die [slachtoffer] dit aangaf en/of (aldus) voor die [slachtoffer]
een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 16 april 2013 te Serooskerke, gemeente Veere, in
elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer]
heeft/hebben gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende
voornoemde [verdachte] en/of zijn mededader(s) de penis in de vagina van die [slachtoffer]
heeft/hebben geduwd/gebracht en/of de penis in de mond van die [slachtoffer]
heeft/hebben geduwd/gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat die voornoemde
[verdachte] en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] heeft/hebben meegenomen in
een auto en/of die [slachtoffer] in dat auto gehouden en/of fysiek en/of
geestelijk overwicht op die [slachtoffer] had/hadden en/of de kleding van die
[slachtoffer] heeft/hebben uitgetrokken en/of die [slachtoffer] heeft/hebben
vastgepakt en/of op die [slachtoffer] zijn gaan liggen en/of onverhoeds die
penis in de vagina en/of de mond heeft/hebben gebracht/geduwd en/of niet zijn
gestopt toen die [slachtoffer] dit aangaf en/of (aldus)
voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
waarbij verdachte toen aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
gelegenheid en/of
middelen heeft verschaft door via het internet (facebook) contact te zoeken
met die [slachtoffer] en/of met die [slachtoffer] onder valse voorwendselen een
afspraak te maken en/of die [slachtoffer] van huis op te halen en/of die [slachtoffer]
naar de auto te begeleiden en/of die auto te besturen naar de plek
waar bovengenoemd misdrijf heeft plaatsgevonden en/of niet in te grijpen toen
bovengenoemd misdrijf plaatsvond en/of vervolgens die [slachtoffer] weer naar
huis te brengen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte en het studioverhoor. De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door diverse onderzoeksresultaten, zodat sprake is van voldoende wettig bewijs. Vanwege onder meer de leugenachtige verklaringen van verdachte en zijn broer heeft de officier van justitie ook de overtuiging dat zij dit feit hebben gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij met [slachtoffer] een afspraak had gemaakt om elkaar op 16 april 2013 te ontmoeten. Hij heeft haar opgehaald bij de woning van Juvent waar zij destijds verbleef. Zij zijn gaan wandelen en onderweg kwamen ze de broer van verdachte tegen, die in een busje reed. Ze zijn ingestapt, hebben een rondje gereden en hebben [slachtoffer] na een stop bij het Total tankstation in Grijpskerke weer naar haar huis gebracht. Er hebben geen seksuele handelingen plaatsgevonden tussen hem en [slachtoffer] en tussen zijn broer en [slachtoffer] , aldus verdachte.
De verdediging is van mening dat er onvoldoende bewijs is voor zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. De verklaring van [slachtoffer] over de seksuele handelingen is vaag en daarbij op bepaalde punten tegenstrijdig, en wordt niet door objectief bewijs gesteund. De verdediging heeft daarom vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Zedendelicten zijn naar hun aard feiten waarbij vaak alleen de dader en het slachtoffer betrokken zijn. In het geval van een ontkennende verdachte kan dit tot bewijsproblemen leiden. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Niet is vereist dat het misbruik steun vindt in ander bewijsmateriaal, het is afdoende wanneer de verklaring van aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag dan geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
[slachtoffer] heeft op 16 april 2013, na thuiskomst van haar afspraak met verdachte, aan de groepsleiding verteld dat zij tijdens die afspraak in Serooskerke tegen haar wil seks had gehad met twee jongens die bij verdachte in de auto zaten. Zij heeft verder verklaard dat beiden zonder condoom met hun penis haar vagina hebben gepenetreerd en zijn klaargekomen. Na deze verkrachtingen zijn ze naar een tankstation in Grijpskerke gereden waar cola is gekocht. Hierna heeft ze één van de jongens nog moeten pijpen. Als gevolg van de verkrachtingen heeft zij een snee in haar vagina opgelopen en heeft zij daardoor veel gebloed, aldus [slachtoffer] .
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd tegenover de groepsleiding en tijdens het studioverhoor over wat op 16 april 2013 zou zijn voorgevallen een aantal inconsistenties bevat. Gelet op de stukken in het dossier betreffende de persoonlijkheidsproblematiek van [slachtoffer] houdt de rechtbank er rekening mee dat deze inconsistenties kunnen samenhangen met deze problematiek.
De verklaringen van [slachtoffer] worden op bepaalde punten ondersteund door de verklaring van verdachte en onderzoeksresultaten van de politie, zoals ten aanzien van het kopen van cola bij het tankstation in Grijpskerke, het gaan samenwonen van verdachte met één van de twee andere jongens, de bus die ze beschrijft waarin zij heeft gezeten en die te zien is op de camerabeelden van het tankstation, en de waszak die ze omschrijft en die in gebruik is bij de wasserij waar verdachte en zijn broer werken. Gelet op het hierboven geschetste toetsingskader kan derhalve gesproken worden van voldoende wettig bewijs.
Ten aanzien van de tenlastegelegde seksuele handelingen bevat het dossier echter geen steunbewijs. Zo is tijdens het forensisch onderzoek op 17 april 2013 geen letsel aangetroffen bij [slachtoffer] . Dit strookt niet met de verklaring van [slachtoffer] dat zij als gevolg van de verkrachtingen letsel had opgelopen in haar vagina. Voorts komt uit het rapport van het NFI van 7 augustus 2013 betreffende onderzoek naar biologische sporen en DNA in bemonsteringen die zijn genomen tijdens het forensisch onderzoek op 17 april 2013 bij [slachtoffer] naar voren dat in haar mond, de binnenste en buitenste schaamlippen en diep vaginaal geen aanwijzingen zijn gevonden voor sperma(vloeistof), en is in geen van de bemonsteringen een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van een man. Gelet op deze conclusies van het NFI ontstaat bij de rechtbank twijfel over de verklaringen van [slachtoffer] dat zij door twee mannen zonder condoom vaginaal is gepenetreerd en waarbij sprake was van zaadlozingen, nu in ieder geval niet verklaarbaar is dat een dag na de gestelde seksuele handelingen diep vaginaal geen aanwijzingen zijn gevonden voor sperma(vloeistof). Deze twijfel is zodanig dat bij de rechtbank de overtuiging ontbreekt dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat zij hem zal vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, in verband met immateriële schade geleden als gevolg van het tenlastegelegde.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. I.M. Josten en
mr. Y.E.Y. Vermeulen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 oktober 2017.
Mr. Josten en de griffier zijn buiten staat het vonnis te ondertekenen.