In deze zaak heeft eiseres, een bedrijf gevestigd in Waalwijk, op 6 oktober 2016 beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekend maken van een omgevingsvergunning van rechtswege. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep versneld behandeld en de zitting vond plaats op 20 januari 2017. Eiseres werd vertegenwoordigd door mr. M.J. Tunnissen, terwijl het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk werd vertegenwoordigd door mr. S.H.J. Kuiper. Eiseres betoogde dat zij op 24 juni 2016 een aanvraag voor een omgevingsvergunning had ingediend, waarop niet tijdig was beslist, waardoor een vergunning van rechtswege was ontstaan. Het college betwistte dat er sprake was van een aanvraag en stelde dat de brief van 24 juni 2016 slechts een principeverzoek was.
De rechtbank oordeelde dat de brief van 24 juni 2016 wel degelijk als een aanvraag moest worden aangemerkt. Aangezien het college niet binnen de wettelijke termijn van acht weken had beslist, was de omgevingsvergunning van rechtswege verleend. De rechtbank stelde vast dat het college de beschikking niet tijdig had bekendgemaakt, waardoor het college een dwangsom van € 1.260,- verschuldigd was aan eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg het college op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog bekend te maken dat de omgevingsvergunning van rechtswege was verleend. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.
De uitspraak werd gedaan door mr. V.E.H.G. Visser en is openbaar uitgesproken op 3 februari 2017. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.