ECLI:NL:RBZWB:2017:6470

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
5796279
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Provincie Zeeland voor schade aan een kieljacht door onzorgvuldig handelen van de brugwachter

In deze zaak vorderde eiser, eigenaar van een kieljacht, schadevergoeding van de Provincie Zeeland na een aanvaring met een geleidepaal van de Zeelandbrug. De aanvaring vond plaats op 28 augustus 2015, toen de brug openstond en de verkeersseinen op rood sprongen terwijl eiser met zijn boot naderde. Eiser stelde dat de brugwachter onzorgvuldig had gehandeld door eerst groen licht te geven en vervolgens zonder waarschuwing de brug te sluiten. De Provincie Zeeland betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat eiser zelf ook zorgvuldigheid had moeten betrachten.

De kantonrechter oordeelde dat de brugwachter voldoende zorgvuldigheid had betracht. De verkeersseinen waren op groen gesprongen, maar de brugwachter had de situatie goed in de gaten gehouden en pas na het afbreken van de vaart door eiser het commando tot sluiten van de brug gegeven. De rechter concludeerde dat de schade aan de boot niet het gevolg was van een fout van de brugwachter, en wees de vordering van eiser af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de brugwachter als de schipper bij het naderen van een beweegbare brug, en bevestigt dat de Provincie Zeeland niet aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 5796279 / 17-1340

vonnis van de kantonrechter d.d. 4 oktober 2017

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [plaats] ,
eisende partij,
verder te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. C. de Lange,
t e g e n :
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Provincie Zeeland,
zetelend te Middelburg,
gedaagde partij,
verder te noemen: Provincie Zeeland,
gemachtigde: mr. P.R.A. Katsburg.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 28 februari 2017,
- conclusies van antwoord,
- comparitie van partijen gehouden op 31 augustus 2017.

de beoordeling van de zaak

1.1.
[eiser] is eigenaar van [boot X] , een kieljacht van het merk Vindö, type 40, met een lengte van bijna 10 meter. [boot X] is een zogenoemde langkieler met een rechtsdraaiende schroef. Door de lange kiel heeft [boot X] een tragere draai en een grotere draaicirkel dan een zeilboot met een korte kiel.
1.2.
Provincie Zeeland is beheerder van de Zeelandbrug en verantwoordelijke voor de bediening van het beweegbare gedeelte (de basculebrug). De brug wordt bediend vanuit de nautische centrale in Vlissingen. Aan weerszijden van de brugopening bevinden zich geleidepalen.
1.3.
In het provinciale handboek bediening nautische objecten (versie 2015), dat als leidraad geldt voor de nautische centrale, is vastgesteld dat een brugopening maximaal 10 minuten mag duren. Daarnaast zijn bloktijden vastgesteld waarop de brug beschikbaar moet zijn voor het landverkeer. Buiten spitstijden zijn die bloktijden van .20 uur tot .40 uur en van .50 uur tot .10 uur.
1.4.
Op 28 augustus 2015 voer [eiser] met [boot X] op de Oosterschelde komend vanaf Burghsluis richting het Grevelingenmeer oostwaarts naar de Zeelandbrug. Op dat moment stond er een zuidwestelijke wind van circa 3 Bft en een stroming van circa 1,5 knopen (2,5 kilometer per uur). [eiser] voer voor de wind en op de stroom met de hulpmotor stand-by met een snelheid van circa 3 knopen (6 kilometer per uur).
1.5.
Op het moment dat [eiser] omstreeks 10.45 uur in het zicht van het beweegbaar gedeelte van de brug kwam aanvaren stond die open en stonden de seinen van de brug op rood. Vervolgens gingen de seinen om 10.48.30 uur op groen. [eiser] gaf hierop gas bij met de hulpmotor teneinde vaart te maken en de brug zo snel mogelijk te passeren. Hij voer met een snelheid van circa 5 knopen (9 kilometer per uur), met de stroom mee een naderingsnelheid van circa 6,5 knopen (12 kilometer per uur). Om 10.49.11 uur gingen de seinen op rood. [boot X] bevond zich toen op enige afstand van de verste van de brug gelegen geleidepaal. [eiser] brak de doorvaart vervolgens af en heeft getracht om over bakboord voor de geleidepalen langs te draaien. Daarbij is [boot X] in aanraking gekomen met de dichtstbijzijnde geleidepaal en beschadigd geraakt. Om 10.49.22 werd het commando gegeven om de brug te sluiten.
1.6.
Bij brief van 18 februari 2016 heeft [eiser] de Provincie Zeeland (wederom) aansprakelijk gesteld voor de schade aan [boot X] . Provincie Zeeland heeft de aansprakelijkheid voor de door [eiser] geleden schade betwist.
2.1.
[eiser] vordert de veroordeling van Provincie Zeeland tot betaling van een bedrag van € 8.548,50 en een bedrag van € 104,-- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 augustus 2015, althans vanaf 11 december 2016, althans vanaf de dag der dagvaarding, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van primair € 2.404,88, subsidiair € 807,--, en de proceskosten.
2.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiser] dat de brugbediening jegens hem toerekenbaar en ontoelaatbaar onzorgvuldig heeft gehandeld door hem aanvankelijk groen licht te geven en vervolgens zonder enige aankondiging, waarschuwing of noodzaak het licht plotseling op rood te zetten en de brug te sluiten waardoor hij genoodzaakt werd tot een abrupte uitwijkmanoeuvre met schade als gevolg. Provincie Zeeland heeft hiertegen verweer gevoerd.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De kantonrechter overweegt als volgt.
3.1.
[eiser] acht de Provincie Zeeland aansprakelijk voor de schade aan [boot X] omdat de brugwachter onzorgvuldig, en daarmee onrechtmatig jegens hem, zou hebben gehandeld. Op basis van het bepaalde in artikel 6:170 lid 1 BW kan de Provincie, als werkgever waaraan de brugwachter ondergeschikt is, aansprakelijk worden gehouden voor onrechtmatig handelen van de brugwachter bij het uitoefenen van diens werkzaamheden. Beoordeeld dient dan ook te worden of de handelswijze van de brugwachter als onrechtmatig kan worden aangemerkt.
3.2.
Als uitgangspunt geldt dat het sluiten van een brug een handeling is die gevaar kan opleveren. Dit brengt met zich mee dat de brugwachter die de sluitingshandeling uitvoert daarbij de nodige zorgvuldigheid zal moeten betrachten. Dat betekent dat de brugwachter, alvorens hij overgaat tot het sluiten van de brug, zich er van zal moeten vergewissen dat dit zonder gevaar voor schade of letsel mogelijk is. Anderzijds dient ook de schipper de nodige voorzichtigheid te betrachten. Hij dient rekening te houden met de gehanteerde maximale openingstijd en bloktijden van een beweegbare brug en dient bij het naderen en doorvaren van een beweegbare brug zijn snelheid te matigen.
3.3.1.
Provincie Zeeland heeft onweersproken gesteld dat de maximale openingstijd en de bloktijden van de Zeelandbrug op verschillende websites zijn gepubliceerd, zodat [eiser] daarvan op de hoogte kon zijn. Voor zover [eiser] aldus moet worden begrepen dat hij, toen op 28 augustus 2015 bij het naderen de brug om 10.48.30 de verkeersseinen op groen sprongen, er vanuit mocht gaan dat hem doorgang zou worden verleend, kan hij daarin niet worden gevolgd. Provincie Zeeland heeft immers eveneens onweersproken gesteld dat het scheepvaartverkeer uit de tegengestelde richting al doorgang was verleend. [eiser] had er, gelet op de maximale openingstijd en de gehanteerde bloktijdenregeling, dan ook rekening mee moeten houden dat de seinen nog voor hij de brug was gepasseerd alsnog op rood zouden springen. Dat ontslaat de brugwachter evenwel niet van zijn verplichting om voorafgaand en bij het sluiten van de brug de vereiste zorgvuldigheid in acht te nemen.
3.3.2.
Hetgeen door partijen naar voren is gebracht in combinatie met de tijdens de comparitie getoonde camerabeelden rechtvaardigt niet de conclusie van [eiser] dat de brugwachter voor en/of tijdens het sluiten van het beweegbare deel van de brug onzorgvuldig heeft gehandeld. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende. Nadat de verkeersseinen om 10.48.30 uur op groen sprongen, zijn die vervolgens om 10.49.11 weer op rood gesprongen. Op dat moment bevond [boot X] zich op enige afstand van de verste van de brug gelegen geleidepaal. Om 10.49.19 is op de camerabeelden te zien dat D’ Winde een manoeuvre over bakboord maakt. Dat was voor de brugwachter kennelijk het sein dat [boot X] haar vaart richting de brug afbreekt. [boot X] bevindt zich dan op de hoogte van de geleidepalen. Pas nadat de bakboordmanoeuvre voor de brugwachter zichtbaar is, wordt op 10.49.22 het commando brug neer gegeven. De kantonrechter leidt uit deze feitelijke gang van zaken af dat op het moment dat de seinen weer op rood sprongen [boot X] voldoende gelegenheid had de vaart af te breken. Bovendien is pas het commando brug neer gegeven, nadat de brugwachter zich ervan had vergewist dat [boot X] niet doorvoer, maar de manoeuvre over bakboord maakte. Daarmee heeft de brugwachter naar het oordeel van de kantonrechter bij de sluitingsprocedure van de brug voldoende zorgvuldig gehandeld. Daarbij neemt hij in aanmerking dat [eiser] ook niet via radiocontact met de nautische centrale heeft gemeld dat hij niet meer in staat was de doorvaart te onderbreken. Dat [eiser] niet met [boot X] tussen de geleidepalen door is gevaren, maar voor langs is gegaan, waarbij het schip de geleidepalen ongelukkigerwijs heeft geraakt, maakt dat niet anders. De stelling van [eiser] dat hij er rekening mee hield dat zich tussen de geleidepalen obstakels bevinden, hetgeen Provincie Zeeland gemotiveerd heeft betwist, heeft [eiser] bovendien niet onderbouwd.
3.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat, nu de schade aan [boot X] niet het gevolg is van een fout van een ondergeschikte van Provincie Zeeland, zij daarvoor niet aansprakelijk is. De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen. De overige stellingen van partijen kunnen onbesproken blijven, omdat die niet tot en ander oordeel leiden.
4. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De daarover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de 15e dag na de datum van het vonnis tot de dag van betaling. De gevorderde nakosten zullen worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat dergelijke kosten zullen worden gemaakt.

de beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, welke aan de zijde van Provincie Zeeland tot op heden worden begroot op € 600,-- wegens salaris van de gemachtigde van Provincie Zeeland, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2017 tot de dag van betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
idm