Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo is bepaald voor zover hier relevant dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
In artikel 2.11 van de Wabo is bepaald dat:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien het werk of de werkzaamheid daarmee in strijd is of in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
2. Indien sprake is van strijd met de regels, bedoeld in het eerste lid, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
In artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo is bepaald dat:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
In artikel 5.5.1 van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan1] ” is bepaald dat het verboden op is de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden) de in het schema onder artikel 5 lid 5.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
In artikel 5.5.2 van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan1] ” is bepaald dat
het onder artikel 5 lid 5.1 vervatte verbod niet geldt voor werken en werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is verleend;
b. welke onderdeel uitmaken van de werkzaamheden zoals benoemd in het plan 'cultuurhistorie en natuurontwikkeling de Utrecht' dat als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan is opgenomen;
c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
d. welke plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud en/of bos- en natuurbeheer.
In artikel 5.5.4 van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan1] ” is voor zover hier relevant bepaald dat in geval van het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem een omgevingsvergunning wordt verleend als de werkzaamheden geen onevenredige aantasting van de natuur- en landschapswaarden tot gevolg hebben.
In artikel 20 van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan1] ” is voor zover hier relevant bepaald dat:
20.1.1 Algemeen
De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. het behoud, herstel en duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het landgoed ‘De Utrecht’ als cultuurhistorisch complex, die bestaat uit de samenhang van een economische productie-eenheid in de vorm van een landhuis en boerderijen, omringend parkbos, lanen, paden, watergangen en waterpartijen, agrarische productiegronden en (productie)bos
b. cultuur- en natuureducatie;
c. extensief recreatief medegebruik.
20.1.2 Nadere detaillering
h. Voor de functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde - 10' geldt dat de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemmingen, in het bijzonder bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van historische onverharde weg, die vroeger de grens was tussen de Wellenseindsche Heide en de Teulder Heide.
20.5.1 Vergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:
f. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - 10’:
◦verwijderen of kappen van (laan- en/of) wegbegeleidende boombeplanting;
◦het verharden, verbreden, verwijderen, wijzigen, aanleggen van paden- en wegentrace’s (wijzigingen in combinatie met voorgaande);
◦het verwijderen of wijzigen van perceelsgrenzen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden en landschapselementen.
20.5.3 Criteria
De omgevingsvergunning ten behoeve van de werken genoemd in artikel 20 lid 5.1 wordt alleen verleend indien:
a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van de gronden;
b. eventuele andere op grond van dit plan benodigde omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden eveneens verleend kunnen worden.
In artikel 1 van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan2] ” is bepaald dat de regels van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan1] ”, zoals deze zijn vastgesteld door de gemeenteraad van Hilvarenbeek op 13 maart 2014, onverminderd van toepassing op dit wijzigingsplan zijn tenzij in dit wijzigingsplan een afwijkende regeling is opgenomen over hetzelfde onderwerp.
In artikel 3.1.1 van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan2] ” is voor zover hier relevant bepaald dat de voor Bos aangewezen gronden bestemd zijn voor:
• n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – natuurbegraafplaats crematie as', een natuurbegraafplaats in de vorm van het plaatsen van urnen, het herbegraven van reeds verteerde lichamen en het verstrooien van crematie-as onder de leeflaag (20cm);
• o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – natuurbegraafplaats crematie as en lichamen' een natuurbegraafplaats in de vorm van het plaatsen van urnen en het begraven van lichamen, het herbegraven van reeds verteerde lichamen en het verstrooien van crematie-as onder de leeflaag (20 cm) ;
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals (on)verharde paden en overeenkomstig de in artikel 3 lid 1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In artikel 3.1.2 van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan2] ” is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in artikel 3 lid 1.1. Hieruit volgt voor zover hier relevant dat in geval van een Natuurbegraafplaats de paden (waaronder ook begrepen vlonders) en parkeerplaatsen uitsluitend onverhard of half verhard aangelegd mogen worden;
In artikel 3.5.1 van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan2] ” is bepaald dat het verboden is op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden) de in het schema onder artikel 3 lid 5.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
In artikel 3.5.2 van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan2] ” is bepaald dat het onder artikel 3 lid 5.1 vervatte verbod niet geldt voor werken en werkzaamheden:
• a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is verleend;
• b. welke onderdeel uitmaken van de werkzaamheden zoals benoemd in het plan 'cultuurhistorie en natuurontwikkeling de Utrecht' dat als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan is opgenomen, alsmede welke onderdeel uitmaken ten behoeve van de functie natuurbegraafplaats;
• c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
• d. welke plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud en/of bos- en natuurbeheer.