ECLI:NL:RBZWB:2017:6043

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2017
Publicatiedatum
25 september 2017
Zaaknummer
AWB 16_4786
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van persoonsgebonden budget voor begeleiding op grond van de Jeugdwet

Op 25 september 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. S.M. de Waard, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 8 juni 2016 van het college, waarin een persoonsgebonden budget (pgb) voor begeleiding individueel werd afgewezen. De rechtbank constateerde een gebrek in het besluit en heeft het college in de gelegenheid gesteld om dit te herstellen. Na een tussenuitspraak op 13 maart 2017, waarin het college werd aangespoord om een extern deskundige in te schakelen, heeft het college een rapport van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] overgelegd. Deze deskundige concludeerde dat eiseres recht heeft op 585 minuten individuele begeleiding per week en een dagdeel groepsbegeleiding. Eiseres stemde in met deze conclusies, maar het college weigerde het besluit aan te passen. De rechtbank oordeelde dat het college de conclusies van de deskundige had moeten volgen en verklaarde het beroep gegrond. Het bestreden besluit werd vernietigd en het college werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht. De rechtbank besloot zelf in de zaak te voorzien en kende het pgb toe voor de gevraagde begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/4786 WMO

uitspraak van 25 september 2017 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats ] , eiseres,

gemachtigde: mr. S.M. de Waard,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk(het college), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 juni 2016 (bestreden besluit) van het college inzake de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor begeleiding individueel gedurende 10 uur per week op grond van de Jeugdwet ten behoeve van haar neefje [naam neefje] .
Het beroep is op 16 januari 2017 op zitting behandeld.
De rechtbank heeft in het bestreden besluit een gebrek geconstateerd. Bij tussenuitspraak van 13 maart 2017 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om dat gebrek te herstellen.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak een onderzoek laten verrichten door verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] van Stichting SAP en zijn rapport van 10 april 2017 overgelegd.
Eiseres heeft schriftelijk commentaar gegeven op de reactie van het college.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek op
3 juli 2017 gesloten. Op 14 augustus 2017 heeft de rechtbank aan partijen meegedeeld dat de samenstelling van de meervoudige kamer is gewijzigd en is de uitspraaktermijn met 6 weken verlengd.

Overwegingen

1. Voor een weergave van de feiten, de beroepsgronden en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
2. In die tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het onderzoek naar de individuele begeleiding van [naam neefje] onzorgvuldig is geweest en de passendheid van EMDR en groepsbegeleiding onvoldoende gemotiveerd. Om het gebrek te kunnen herstellen heeft de rechtbank het aangewezen geacht dat het college een extern medisch deskundige onderzoek laat verrichten.
3. Het college heeft in reactie daarop een rapport ingebracht van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] van 10 april 2017. [naam verzekeringsarts] heeft dossieronderzoek verricht en [naam neefje] thuis gezien. [naam verzekeringsarts] heeft de aandoeningen en stoornissen van [naam neefje] in kaart gebracht, evenals zijn beperkingen en zorgbehoefte als gevolg daarvan. [naam verzekeringsarts] concludeert dat [naam neefje]
585 minuten per week individuele begeleiding nodig heeft. EMDR en begeleiding in groepsverband worden door [naam verzekeringsarts] op dit moment niet als passend gezien, vanwege de aanwezige verlatings- en sociale angsten. EMDR is voor [naam neefje] emotioneel nog niet haalbaar en kan volgens [naam verzekeringsarts] op een later moment in zijn ontwikkeling worden aangeboden. Met groepsbegeleiding dient wel te worden geoefend (vergroting sociale vaardigheden en inzicht, leren invullen van vrije tijd). [naam verzekeringsarts] stelt dat de begeleiding het beste invulling kan krijgen door individuele begeleiding gedurende 585 minuten per week en een dagdeel begeleiding groep dat door eiseres ingevuld kan worden.
4. Eiseres heeft aangegeven zich in de conclusies van [naam verzekeringsarts] te kunnen vinden en akkoord te gaan met 585 minuten per week individuele begeleiding en een dagdeel (4 uur) begeleiding groep.
5. Het college heeft in het advies van [naam verzekeringsarts] en de reactie van eiseres geen reden gezien voor aanpassing van het bestreden besluit dan wel een nieuw besluit. Het college stelt dat met de inzet van groepsbegeleiding verscheidene doelen werden beoogd, waaronder het bevorderen van de ontwikkeling van [naam neefje] , het vergroten van zijn sociale netwerk en zelfredzaamheid en/of zelfstandigheid en het verkleinen van de afhankelijkheid van zijn tante. Het college geeft voorts aan dat er zorgen zijn over het niet bestaan van een vangnet voor [naam neefje] als eiseres iets overkomt. Het college stelt open te staan voor alternatieven om de beoogde doelen na te streven, nu blijkt dat groepsbegeleiding vooralsnog niet haalbaar is.
6. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
De rechtbank ziet wel aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en overweegt daartoe als volgt. Naar haar oordeel is het onderzoek van [naam verzekeringsarts] - de door het college zelf ingeschakelde deskundige - deugdelijk en zijn zijn conclusies duidelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college [naam verzekeringsarts] had dienen te volgen. De door het college gegeven redenen om dat niet te doen acht de rechtbank onnavolgbaar. Bovendien zijn die redenen ingegeven door een niet-arts. De rechtbank zal bepalen dat aan eiseres over de periode 1 mei 2016 tot 30 september 2017 ten behoeve van [naam neefje] begeleiding individueel naar een omvang van 585 minuten per week wordt toegekend in de vorm van een pgb en begeleiding groep naar een omvang van 4 uur per week in de vorm van een pgb.
7. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
8. De rechtbank zal het college veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.237,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 495, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat aan eiseres over de periode 1 mei 2016 tot 30
september 2017 ten behoeve van [naam neefje] begeleiding individueel naar een omvang van 585
minuten per week wordt toegekend in de vorm van een pgb en begeleiding groep naar
een omvang van 4 uur per week in de vorm van een pgb;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.237,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, voorzitter, en mr. D.H. Hamburger en mr. W. Toekoen, leden, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.