ECLI:NL:RBZWB:2017:5858

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
AWB 17_3289
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsings- en aanwijzingsbesluit korpschef Nationale Politie

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van de Nationale Politie, dat betrekking heeft op haar plaatsing in een functie. Eiseres, die sinds september 2012 de functie van Operationeel Specialist A vervult, betwist de beslissing van de korpschef om haar te plaatsen in de functie van Assistent Intake & Service B. De rechtbank heeft op 14 september 2017 uitspraak gedaan na een zitting op 13 juli 2017, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. K. Rijnaard. De korpschef werd vertegenwoordigd door mr. F.A.M. Bot en mr. W.A.N. Woddema-Bot.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld in de Notitie Tijdelijke Tewerkstellingen van 20 september 2016. De rechtbank concludeert dat eiseres gedurende de relevante periode de werkzaamheden van (operationeel) kwaliteitsfunctionaris heeft uitgevoerd en dat zij recht heeft op plaatsing in de functie Operationeel Specialist A. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de korpschef vernietigd en hem opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is de korpschef veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht.

De rechtbank heeft benadrukt dat de korpschef niet de juiste maatstaf heeft gehanteerd bij de beoordeling van de functie-inrichting en dat de functie Operationeel Specialist A wel degelijk is ingericht in de formatie. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 17/3289 AW

uitspraak van 14 september 2017 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. K. Rijnaard,
en

de korpschef van de Nationale Politie, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 maart 2017 (bestreden besluit) van de korpschef inzake een plaatsings- en/of aanwijzingsbesluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 13 juli 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot en door mr. W.A.N. Woddema-Bot.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met drie weken verlengd.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres was voorheen werkzaam bij de regiopolitie Zeeland in de korpsfunctie Politieassistent B primaire politietaken. In het kader van de overgang naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) heeft de korpschef bij besluit van 16 december 2013 aan eiseres over de periode van 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 de LFNP-functie Generalist Tactische Opsporing toegekend. Zij is met ingang van 1 januari 2012 overgegaan naar deze LFNP-functie.
Voorts heeft de korpschef in het besluit van 16 december 2013 vastgesteld dat er na 31 december 2011, namelijk per 1 februari 2012, een formele wijziging is geweest. Eiseres heeft met ingang van 1 februari 2012 de vastgestelde uitgangspositie van Politieassistent B primaire politietaken. De korpschef heeft bepaald dat deze functie conform de transponeringstabel wordt gewijzigd in de LFNP-functie van Assistent Intake & Service B (wijzigingsbesluit). Het besluit van 16 december 2013 is, na bezwaar en beroep, in rechte komen vast te staan.
Eiseres is op enig moment werkzaamheden gaan verrichten die behoren bij de functie kwaliteitsfunctionaris.
Bij besluit van 1 december 2015 heeft de korpschef vastgesteld dat voor eiseres als oorspronkelijke functie geldt de LFNP-functie waarin zij op dat moment is aangesteld, de functie Assistent Intake & Service B. Deze functie is gewaardeerd op schaal 5. Bij brief van eveneens 1 december 2015 heeft de korpschef eiseres het voornemen meegedeeld haar als functievolger te plaatsen in die functie in de formatie van de eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, team Oosterscheldebekken.
Eiseres heeft de korpschef verzocht af te zien van het voorgenomen besluit. Zij wil geplaatst worden in de LFNP-functie Operationeel Specialist A met als werkgebied gebiedsgebonden politie en als aandachtsgebied “kwaliteit dossiers”, die ook voorkomt in de formatie van de eenheid Zeeland-West-Brabant.
Bij besluit van 10 juni 2016 (primair besluit) heeft de korpschef, overeenkomstig zijn voornemen, eiseres met ingang van 1 juli 2016 geplaatst in de functie Assistent Intake & Service B.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij heeft, onder meer, aangevoerd dat zij vanaf medio 2012 feitelijk werkzaam was in de functie van kwaliteitsfunctionaris zoals die in de toenmalige organisatie was beschreven. Per 1 februari 2014 is zij als kwaliteitsfunctionaris aangesteld bij ZSM.
In bewaar heeft eiseres aangevoerd dat zij vanaf (ten minste) januari 2013 de korpsfunctie kwaliteitsfunctionaris vervult. Deze functie, dan wel de door haar verrichte werkzaamheden, is gewaardeerd op schaal 9 en wordt inmiddels vervuld door Operationeel Specialisten A. Eiseres kon in verband met de aankomende reorganisatie niet worden aangesteld in een andere korpsfunctie. Op 13 januari 2014 zijn de afspraken ten aanzien van de personele zorg en planning op ZSM vastgelegd door de districtschef.
Bij het bestreden besluit heeft de korpschef, overeenkomstig het advies van de Bezwaaradviescommissie HRM kamer PREO (Bezwaaradviescommissie), het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
2. Eiseres heeft in beroep gehandhaafd wat zij in bezwaar heeft aangevoerd. Zij ontleent aan de Notitie Tijdelijke Tewerkstellingen in fase 2 van 20 september 2016 (Notitie) dat zij geplaatst dient te worden in de functie van Operationeel Specialist A. In de Notitie wordt een recht op plaatsing toegekend als aan vier voorwaarden is voldaan en dat is volgens eiseres het geval. Zij wijst er onder meer op dat zij vanaf september 2012 de functie van Operationeel Specialist A vervult bij de eenheid Zeeland-West-Brabant. De politiechef heeft immers op 17 november 2015 verklaard dat eiseres ten tijde van het beoordelingstijdvak van 1 september 2012 tot 1 september 2014 geruime tijd volledig en zelfstandig de werkzaamheden van de (operationeel) kwaliteitsfunctionaris heeft uitgevoerd.
3. De rechtbank overweegt, ambtshalve, dat het bestreden besluit namens de korpschef is genomen en ondertekend door de directeur Human Resources Management. Deze functionaris ontleent daartoe bevoegdheid aan de artikelen 5B.1 en 5B.2 van het Mandaatbesluit Politie november 2015 (Stcrt. 2015 nr. 38813).
4. In het kader van de vorming van de Nationale Politie zijn gedurende de personele reorganisatie een bevorderings- en een benoemingsstop van kracht geweest en kon geen functieonderhoud worden aangevraagd. De rechtbank overweegt dat mede door de duur van die reorganisatie dat tot problemen heeft geleid, onder meer doordat politieambtenaren niet langer de werkzaamheden verrichtten die behoorden bij de functie waarin zij waren geplaatst, terwijl zij niet konden worden geplaatst in de functie die zij feitelijk vervulden.
5. Op grond van artikel 55v van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) kan het bevoegd gezag, na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie, van de regels afwijken indien de toepassing van dit hoofdstuk of de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien er sprake is van een bijzondere situatie van een individuele herplaatsingskandidaat.
De korpschef heeft, invulling gevend aan de in artikel 55v van het Barp gegeven bevoegdheid om de hardheidsclausule toe te passen, in overleg met de politievakbonden ten aanzien van enkele groepen ambtenaren regels ontwikkeld waardoor die ambtenaren geplaatst konden worden in de functie die zij feitelijk vervulden. De regels zijn beschreven in de Notitie.
Ambtenaren die tot één van die groepen behoren komen in aanmerking voor plaatsing op basis van de Notitie wanneer zij aan vier voorwaarden voldoen. In het kader van deze procedure zijn de eerste en de derde in de Notitie beschreven voorwaarden van belang, nu tussen partijen niet in geding is dat eiseres voldoet aan de tweede en de vierde voorwaarde.
De eerste voorwaarde luidt: “
De betrokkene dient op het moment van het verzoek of bezwaarschrift gedurende minimaal drie jaar ononderbroken de door hem gevraagde LFNP-functie uit te hebben geoefend. Opgemerkt dient te worden dat bij aanvang van de werkzaamheden niet altijd duidelijk zal zijn geweest welke LFNP-functie werd uitgeoefend c.q. opgedragen. Bij aanvang zal de functie dan ook niet altijd zijn genoemd. Indien in dat geval achteraf bezien sprake is van uitoefening van de gevraagde LFNP-functie, geeft dit recht op plaatsing indien aan de overige voorwaarden is voldaan. De medewerker dient op het moment van het verzoek of indienen bezwaar de functie nog steeds uit te oefenen.”
De derde voorwaarde luidt: “
De functie waarin de medewerker wil worden benoemd is ingericht in de voorgenomen formatie van het organisatieonderdeel. Er moet dus sprake zijn van werkzaamheden die vanuit het bedrijfsvoeringsbelang ook na de reorganisatie worden gecontinueerd. Indien er meerdere medewerkers zijn voor dezelfde functie, volgt benoeming indien aan alle voorwaarden is voldaan. Dit kan leiden tot bovenformatieve plaatsing.
6. Partijen verschillen van mening over de vraag in welke LFNP-functie eiseres geplaatst diende te worden per 1 juli 2016. De korpschef heeft haar geplaatst in de functie Assistent Intake & Service B. Eiseres stelt aanspraak te maken op plaatsing in de functie Operationeel Specialist A.
Partijen zijn het er over eens dat eiseres behoort tot één van de groepen van ambtenaren ten behoeve waarvan de Notitie is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres aan de twee in overweging 5 beschreven voorwaarden voldoet.
7.1
Met betrekking tot de vraag of eiseres voldoet aan de eerste voorwaarde, dus of zij op het moment van het verzoek of bezwaarschrift gedurende minimaal drie jaar ononderbroken de door haar gevraagde LFNP-functie heeft uitgeoefend, overweegt de rechtbank het volgende.
7.2
Op 17 november 2015 heeft de korpschef een beslissing genomen op eiseres haar bezwaar tegen een beoordeling over de periode van 1 september 2012 tot 1 september 2014. Die beslissing berust in belangrijke mate op inlichtingen die werden verstrekt door kwaliteitsfunctionaris [naam kwaliteitsfunctionaris] .
7.3
De korpschef heeft in deze beroepsprocedure het standpunt ingenomen dat eiseres in de periode van 1 september 2012 tot 1 september 2014 niet feitelijk werkzaam was in de functie van operationeel kwaliteitsfunctionaris, maar in een samenstel van werkzaamheden die in de beoordeling zijn samengevat in zeven bulletpoints.
De rechtbank is uit de vergelijking van de bulletpoints met de beschrijving van de functie van operationeel kwaliteitsfunctionaris niet gebleken dat de bulletpoints niet alle werkzaamheden van deze functie omvatten.
7.4
Kwaliteitsfunctionaris [naam kwaliteitsfunctionaris] verklaarde aanvankelijk, op 23 september 2015, over het verschil tussen de door hem als kwaliteitsfunctionaris verrichte werkzaamheden en de door eiseres verrichte werkzaamheden, dat in die werkzaamheden feitelijk geen verschil zat. Weliswaar was [naam kwaliteitsfunctionaris] aangesteld als operationeel kwaliteitsfunctionaris, maar de rechtbank deelt de opvatting van de korpschef dat, omdat niet vaststaat welke werkzaamheden [naam kwaliteitsfunctionaris] daadwerkelijk verrichtte, diens verklaring van 23 september 2015 niet uitsluit dat eiseres niet alle bij die functie behorende werkzaamheden verrichtte.
Maar op 5 oktober 2015 is aan Westveer een aanvullende vraag voorgelegd, die luidde: “(…) wat is het verschil tussen de werkzaamheden van [naam eiseres] (eiseres), toen zij nog onder jouw begeleiding haar werkzaamheden verrichtte, en die van jou of een andere zelfstandig functionerende (operationeel) kwaliteitsfunctionaris? Bijvoorbeeld collega [naam collega1] .” Op die vraag heeft [naam kwaliteitsfunctionaris] op 19 oktober 2015 geantwoord: “In beginsel naar inhoud maakte dat dus geen verschil.”
Naar het oordeel van de rechtbank was daarmee voldoende grondslag verkregen voor de door de korpschef in de beslissing op bezwaar van 17 november 2015 getrokken conclusie dat eiseres gedurende het beoordelingstijdvak de werkzaamheden van de (operationeel) kwaliteitsfunctionaris geruime tijd volledig en zelfstandig heeft uitgevoerd. Die beslissing staat in rechte vast en aan de daarin bereikte conclusie kan niet lichtvaardig worden voorbij gegaan.
7.5
De korpschef heeft in deze beroepsprocedure de betekenis van zijn oordeel van 17 november 2015 gerelativeerd. In navolging van de Bezwaaradviescommissie heeft de korpschef in het bestreden besluit overwogen dat eiseres sinds februari 2014 de werkzaamheden zelfstandig verrichtte maar dat zij niet
allewerkzaamheden van de kwaliteitsfunctionaris heeft verricht. Dat leidde de Bezwaaradviescommissie af uit het beoordelingsformulier dat is opgemaakt op 10 december 2015, waarin samenvattend is geconcludeerd dat eiseres “(…) niet alle werkzaamheden verricht die de politiekundigen cq operationeel specialisten verrichten. Dit betreft dan met name de complexere inhoudelijke, beleidsmatige en besluitvormende inbreng bij de afhandeling van zaken aan de ZSM tafel(s).”
De rechtbank overweegt dat na de beslissing op bezwaar van 17 november 2015 beoordeeld diende te worden hoe, en op welk niveau, eiseres haar werkzaamheden verrichte. De geciteerde samenvattende conclusie valt buiten dat kader, en kon slechts tot stand komen door voorbij te gaan aan de door Westveer na 23 september 2015 verstrekte inlichtingen.
7.6
De rechtbank overweegt nog dat de werkzaamheden, die eiseres volgens de beoordeling van 10 december 2015 niet verrichtte, niet als zodanig verwoord worden in de functiebeschrijving van de LFNP-functie Operationeel Specialist A. Als wel betekenis zou worden toegekend aan de opvatting dat zij niet alle werkzaamheden verrichtte, dan leidt dat daarom nog niet tot de conclusie dat eiseres niet aan de eerste voorwaarde voldoet.
7.7
Ten aanzien van de beoordeling van 10 december 2015 overweegt de rechtbank voorts dat daarin met betrekking tot ‘Blijk geven van nodige kennis en ervaring’ is overwogen dat eiseres niet in het bezit is van een diploma/opleiding niveau 5 politieonderwijs. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij in het bezit is van het initiële politiediploma en dat zij twaalf jaar hoofdagent is geweest en dat zij wél voldoende praktische politiekennis heeft. Ter zitting is dat van de zijde van de korpschef niet betwist.
Nu de conclusie van de beoordeling van 10 december 2015 haaks staat op de conclusie die de korpschef op 17 november 2015 trok, daarbij gelet ook hetgeen is overwogen in r.o. 7.6 en 7.7, kent de rechtbank verder geen betekenis toe aan de beoordeling van 10 december 2015.
7.8
Ten aanzien van de vraag of eiseres ten tijde van het bezwaar gedurende minimaal drie jaar ononderbroken de door haar gevraagde LFNP-functie heeft uitgeoefend overweegt de rechtbank het volgende.
Door de beslissing op bezwaar van 17 november 2015 staat vast dat eiseres gedurende de periode van 1 september 2012 tot 1 september 2014 minimaal één jaar de werkzaamheden van (operationeel) kwaliteitsfunctionaris volledig en zelfstandig heeft uitgevoerd. Bij het ontbreken van andere betrouwbare aanknopingspunten moet aangenomen worden dat die werkzaamheden in ieder geval op 1 september 2013 aanvingen. Eiseres is die werkzaamheden blijven verrichten tot na de peildatum 1 juli 2016. Dat betekent dat eiseres de werkzaamheden in ieder geval gedurende twee jaar en tien maanden heeft verricht.
Uit de ‘Aanvulling werkinstructie inzake Tijdelijke tewerkstellingen in de periode tot 1 juli 2016’ is de rechtbank gebleken dat niet in alle gevallen strikt de hand moet worden gehouden aan de termijn van drie jaar. Tegen die achtergrond stelt de rechtbank vast dat de beschikbare gegevens niet uitsluiten dat eiseres vóór 1 juli 2016 wél drie jaar de functie heeft uitgeoefend, en dat het mede te wijten is aan onvolledige administratie door de werkgever dat niet nauwkeurig is vast te stellen of aan de driejaren-eis is voldaan. Onder die omstandigheden dient naar het oordeel van de rechtbank bij de toetsing aan de eerste voorwaarde aangenomen te worden dat eiseres wel, of in ieder geval nagenoeg, voldoet aan de driejaren-eis.
7.9
De rechtbank concludeert dat eiseres voldoet aan de eerste in de Notitie gestelde voorwaarde.
8. Met betrekking tot de vraag of is voldaan aan de derde in de Notitie gestelde voorwaarde, dus of de functie waarin eiseres wil worden benoemd is ingericht in de voorgenomen formatie van het organisatieonderdeel, overweegt de rechtbank het volgende.
De korpschef heeft het standpunt ingenomen dat de ZSM-werkzaamheden niet zijn ingericht
in de formatie van de eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Team Oosterscheldebekken. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank niet de juiste maatstaf gehanteerd. De functie waarin eiseres benoemd wil worden is de functie Operationeel specialist A. Die is wel ingericht in de formatie.
De rechtbank concludeert dat eiseres voldoet aan de derde in de Notitie gestelde voorwaarde.
9. De rechtbank concludeert dat eiseres voldoet aan de voorwaarden die in de Notitie worden gesteld om haar in aanmerking te doen komen voor plaatsing op basis van de Notitie. De korpschef heeft dan ook niet mogen weigeren om toepassing te geven aan de in de Notitie gegeven uitwerking van de hardheidsclausule. Het beroep zal gegrond worden verklaard.
10. Het bestreden besluit dient daarom te worden vernietigd.
11. De rechtbank heeft zich beraden of zij zelf in de zaak kan voorzien. Zij ziet daar geen mogelijkheid toe, omdat nadere beoordeling door de korpschef, in overleg met eiseres, van de door deze uitspraak ontstane situatie geboden is. Zeker nu aan eiseres is toegezegd dat bekeken zal worden of er een functie voor haar op ZSM kan worden gerealiseerd. Ook indien eiseres thans haar bachelor Rechtsgeleerdheid heeft gehaald, is dat een omstandigheid die dient te worden meegewogen. Wellicht dat tot een oplossing gekomen kan worden waar alle partijen - zo ver als mogelijk - tevreden mee zijn. De korpschef zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak en de resultaten van voornoemd overleg.
12. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
13. De rechtbank zal de korpschef veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de korpschef op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt de korpschef in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, en mr. W. Toekoen en mr. F.P.J. Schoonen, leden, in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.