In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 september 2017, werd het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu behandeld. Eiser had verzocht om omzetting van zijn vliegbrevet, maar zijn verzoek was eerder ongegrond verklaard. De rechtbank had eerder een motiveringsgebrek geconstateerd in het besluit van 7 september 2016 en de staatssecretaris de gelegenheid gegeven om dit te herstellen. In reactie daarop had de staatssecretaris een nieuw besluit genomen op 4 mei 2017, maar ook dit werd door de rechtbank als onvoldoende gemotiveerd beschouwd.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de RFI(A)-bevoegdheid van eiser niet als een nationale FI(A)-bevoegdheid kon worden aangemerkt, zoals bedoeld in de Verordening (EU) 1178/2011. De rechtbank concludeerde dat het motiveringsgebrek niet was hersteld en verklaarde het beroep van eiser gegrond. De bestreden besluiten werden vernietigd en de staatssecretaris werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.
De rechtbank benadrukte dat de staatssecretaris bij het nieuwe besluit ook moet onderzoeken of eiser in aanmerking komt voor de conversie met betrekking tot de instructie voor zweefvliegen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.