Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 5 september 2017 van de meervoudige kamer in de zaak tussen
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Beroepsgronden
.De andere aanbieders van wetenschappelijk onderwijs, de universiteiten, ontvangen de onderzoeksbekostiging wel. Hierdoor worden hogescholen benadeeld. Dit is volgens de NHTV in strijd met de bekostigingsvoorschriften in de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (hierna: WHW) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (hierna: Uitvoeringsbesluit). De NHTV wijst hierbij op artikel 2.6, eerste lid, van de WHW. Uit deze bepaling volgt dat de bekostigingsmaatstaven betrekking dienen te hebben op de aard en omvang van de werkzaamheden en de uitvoering daarvan. De aard van het onderwijs betreft het verzorgen van opleidingen wo. De universiteiten én de hbo-instellingen, die deze opleidingen wo verzorgen, moeten hiervoor (gelijk) worden bekostigd. Verder wijst de NHTV op artikel 2.6, vijfde lid, van de WHW. Deze bepaling geeft de bevoegdheid om de onderzoeksbekostiging voor de door hbo verzorgde opleidingen wo aan te passen met als doelstelling kwaliteitsverbetering. De minister zou gebruik moeten maken van deze bevoegdheid omdat de door de NHTV verzorgde opleidingen wo bijdragen aan kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs. Tevens wijst de NHTV op artikel 4.2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit waarin staat dat het onderzoeksdeel wo (…) wordt verdeeld over de instellingen die opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs verzorgen. Dat kunnen sedert de wetswijziging van 1 september 2004 ook hbo-instellingen zijn. Op grond van afdeling 3, paragraaf 1, van het Uitvoeringsbesluit wordt een onderzoeksdeel wo weliswaar toegekend aan universiteiten maar er is geen exclusief voorbehoud, zoals de minister stelt.
Wettelijk kader
Wetsgeschiedenis
Artikel III. Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Beoordeling
Ook zal als gevolg van dit wetsvoorstel geen wijziging plaatsvinden ten aanzien van de bestaande onderzoeksfinanciering gerelateerd aan het onderwijs zoals thans plaatsvindt bij de universiteiten.” Dit betekent dat hogescholen die opleidingen wo aanbieden voor de deelnemers onderwijsbekostiging krijgen, maar geen onderzoeksbekostiging. De onderzoeksbekostiging dienen de hogescholen uit hun totale rijksbijdrage te betalen. Voor universiteiten die hbo-opleidingen aanbieden geldt dat zij voor de deelnemers wel onderwijsbekostiging ontvangen, maar geen bekostiging voor ontwerp en ontwikkeling hbo.
voor zover het universiteiten betreft, mede ten behoeve van het verrichten van wetenschappelijk onderzoek”. De NHTV Internationale Hogeschool is in de bijlage behorende bij de WHW onder g aangewezen als bijzondere hogeschool. De NHTV valt derhalve niet onder de instellingen die aanspraak kunnen maken op bekostiging van het onderzoeksdeel wo. Ingevolge artikel 2.5, eerste lid, van de WHW wordt de rijksbijdrage waarop de in artikel 1.9, eerste lid, van de WHW aanspraak betrekking heeft, berekend op grondslag van een algemene berekeningswijze. Deze algemene berekeningswijze wordt ingevolge artikel 2.6, eerste lid, van de WHW bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (het Uitvoeringsbesluit) vastgesteld. De rechtbank overweegt dat artikel 2.6, eerste lid, van de WHW verwijst naar artikel 2.5, eerste lid, van de WHW en dat die bepaling weer uitdrukkelijk verwijst naar artikel 1.9, eerste lid, van de WHW. De daarin neergelegde keuze om de bekostiging van het onderzoeksdeel wo enkel voor te behouden aan universiteiten wordt derhalve als uitgangspunt gehanteerd. Anders dan de NHTV ziet de rechtbank in de tekst van artikel 2.6, eerste lid, van de WHW geen ruimte om van dit uitgangspunt af te wijken.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.