ECLI:NL:RBZWB:2017:5075

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
5645495 OV VERZ 17-190 en 5836329 OV VERZ 17-2451
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot instelling mentorschap en verzoek tot ontslag bewindvoerder met benoeming opvolgend bewindvoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter te oordelen over een verzoek tot instelling van een mentorschap en een verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder, waarbij de vader van de betrokkene als nieuwe mentor en bewindvoerder wordt voorgesteld. De betrokkene, die onder beschermingsbewind staat sinds 2006, heeft een verstoorde relatie tussen zijn gescheiden ouders, die elk hun eigen visie hebben op wat het beste is voor hem. De kantonrechter heeft in eerdere beschikkingen al overwogen dat de ouders bij voorkeur tot bewindvoerder of mentor benoemd worden, maar dat de communicatie tussen hen problematisch is. Tijdens de zittingen is gebleken dat de vader al geruime tijd de financiële zaken van de betrokkene regelt, terwijl de moeder de voorkeur geeft aan een onafhankelijke bewindvoerder. De kantonrechter heeft de situatie van de betrokkene en de rol van beide ouders zorgvuldig gewogen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten om de huidige bewindvoerder niet te ontslaan, maar de vader wel tot mentor te benoemen, met de verplichting om jaarlijks verslag uit te brengen aan de rechtbank. Dit besluit is genomen in het belang van de betrokkene, waarbij de kantonrechter de noodzaak van goede communicatie tussen de ouders benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster III Insolventie en kanton beheerszaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 5645495 OV VERZ 17-190 en 5836329 OV VERZ 17-2451
beschikking d.d. 4 augustus 2017 op een verzoek tot instelling van een mentorschap en een verzoek tot ontslag als bewindvoerder en benoeming opvolgend bewindvoerder
van
[vader betrokkene].

1.Het procesverloop

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 11 januari 2017 door de griffie van de rechtbank ontvangen verzoekschrift (met bijlagen);
b. het proces-verbaal van de griffier met betrekking tot het verhandelde op de terechtzitting van 23 maart 2017;
c. de medische verklaring betreffende rechthebbende ontvangen op 31 maart 2017;
d. de op 4 april 2017 door de griffie van de rechtbank ontvangen schriftelijke reactie van de huidige bewindvoerder;
e. het op 5 april 2017 door de griffie van de rechtbank ontvangen verzoek van
[moeder betrokkene] ;
f. het proces-verbaal van de griffier met betrekking tot het verhandelde op de terechtzitting van 8 juni 2017;
g. het op 20 juni 2017 door de griffie van de rechtbank ontvangen schrijven van
[vader betrokkene] ;
h. het proces-verbaal van de griffier met betrekking tot het verhandelde op de terechtzitting van 20 juli 2017.
1.2
De inhoud van deze stukken geldt hier als ingelast.

2.De beoordeling

2.1
Het verzoek strekt tot de instelling van een mentorschap over [naam en gegevens betrokkene]
, onder gelijktijdige benoeming van [vader betrokkene] voornoemd, tot mentor.
Het verzoek strekt tevens tot ontslag van [huidige bewindvoerder] , als bewindvoerder over de goederen van [betrokkene] voornoemd, onder gelijktijdige benoeming van [vader betrokkene] voornoemd, tot opvolgend bewindvoerder.
2.2
Bij beschikking d.d. 28 maart 2006 van de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over alle goederen die betrokkene toebehoren of zullen toebehoren met gelijktijdige benoeming van [huidige bewindvoerder] , tot bewindvoerder.
Het verzoek tot instelling van mentorschap is destijds afgewezen. De kantonrechter heeft hierbij destijds het volgende overwogen:
“Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting is voldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende (in deze procedure: betrokkene) als gevolg van zijn geestelijke toestand niet in staat is ten volle de belangen van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, reden waarom de kantonrechter het verzoek zal inwilligen.
Allereerst is aan de orde de beantwoording van de vragen wie tot bewindvoerder / bewindvoerster van rechthebbende moet worden aangewezen. In artikel 1: 435, lid 4 BW wordt onder meer bepaald, dat bij voorkeur een van de ouders tot bewindvoerder wordt benoemd. Onweersproken staat vast, dat [vader betrokkene] in de afgelopen 10 jaar de financiële zaken voor zijn zoon [betrokkene] (rechthebbende) heeft geregeld. Onlangs is [moeder betrokkene] , de moeder van [betrokkene] , zich met de financiële zaken van rechthebbende gaan bemoeien door een uitkering ten behoeve van rechthebbende te gaan aanvragen. [vader betrokkene] zou graag als vader de financiële zaken voor rechthebbende willen blijven regelen en wil gelet hierop graag benoemd worden tot bewindvoerder. [moeder betrokkene] ziet liever een onafhankelijke/neutrale instantie als bewindvoerder en verzoekt de kantonrechter om [huidige bewindvoerder] als bewindvoerder te benoemen. [vader betrokkene] en [moeder betrokkene] , ouders van rechthebbende, trachten - ieder voor zich - op zo goed mogelijke wijze invulling te geven aan het co-ouderschap over [betrokkene] .
De kantonrechter is ervan overtuigd, dat beide ouders hierbij het beste wensen c.q. voorhebben met [betrokkene] . Zij verschillen echter regelmatig van mening over wat het beste is voor [betrokkene] . Een bestaande slechte communicatie tussen beide ouders maakt genoemd verschil van inzicht nog problematischer. De kantonrechter heeft beide ouders ook afzonderlijk moeten horen in het kader van deze procedure; wat tekenend is voor de bestaande verstandhouding tussen de ouders. Beide ouders dienen in feite
juist in het belang van [betrokkene](en diens broer) te werken aan een verbetering van deze communicatie.
Ook wat betreft mentorschap geldt dat de ouders in beginsel de meest aangewezen personen zijn om een mentorschap uit te oefenen (artikel 1:452, lid 4 BW). De slechte communicatie en een verschil van inzicht maken, dat een gezamenlijk mentorschap op dit moment naar het oordeel van de kantonrechter echter niet tot de mogelijkheden behoort. Het aanwijzen van één van beide ouders zou betekenen, dat de andere ouder min of meer "buitenspel komt te staan". Het aanwijzen van een externe onafhankelijke mentor zou echter betekenen, dat beide ouders geen rol meer kunnen spelen bij het nemen van belangrijke beslissingen van niet-vermogens- rechtelijke aard met betrekking tot [betrokkene] .
Gelet op bovenstaande overwegingen is de kantonrechter van oordeel, dat hij [huidige bewindvoerder] dient te benoemen tot bewindvoerder. [huidige bewindvoerder] heeft zich inmiddels akkoord verklaard om dit bewind op zich te nemen. Het verzoek voor mentorschap zal de kantonrechter hierna afwijzen.
De kantonrechter benadrukt hierbij dat zowel bij bewind als ook bij mentorschap het belang van rechthebbende voorop staat. Beide ouders kunnen in de toekomst bewijzen, dat zij in staat zijn
in goed overleg met elkaardie beslissingen van niet-vermogensrechtelijke aard te nemen, die in het belang zijn van rechthebbende / [betrokkene] . Mocht dit niet mogelijk blijken dan kan de meest gerede partij zich opnieuw tot de kantonrechter wenden met het verzoek een (externe) mentor/mentrix te benoemen.”
2.3
De kantonrechter, die geoordeeld heeft in voormelde beschikking, is dezelfde kantonrechter die nu heeft te beoordelen over het onderhavige verzoek. De wetswijziging van
1 januari 2014 heeft geen wijziging gebracht in de -hierboven vermelde- wettelijke voorkeur (artikel 1:435, lid 4 BW artikel 1:452, lid 4 BW). Nog steeds zijn de ouders (van betrokkene) in beginsel de meest aangewezen personen om (eventueel gezamenlijk) tot beschermings- bewindvoerder respectievelijk mentor te worden benoemd. De kantonrechter moet echter (helaas) vast stellen dat nog steeds sprake is van een verstoorde relatie tussen beide ouders en dat zij nog steeds van mening verschillen over wat het beste is voor [betrokkene] . De kantonrechter benadrukt dat bij zijn keuze
het belang van een goede (toekomstige) algehele belangenbehartiging ten behoeve van betrokkene voorop dient te staan. De kantonrechter twijfelt er niet aan dat beide ouders -ieder voor zich- nog steeds het beste wensen c.q. voor hebben voor [betrokkene] . Beide ouders zijn er echter in de afgelopen jaren kennelijk niet in geslaagd om -in het belang van [betrokkene] - te komen tot een structureel betere onderlinge communicatie over de belangenbehartiging ten behoeve van [betrokkene] . Dit maakt dat een benoeming van de beide ouders tot gezamenlijke wettelijk vertegenwoordigers van betrokkene niet aan de orde kan zijn.
2.4
Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting, in het bijzonder de terechtzitting van
23 maart 2017, is voor de kantonrechter (opnieuw) voldoende aannemelijk geworden dat de betrokkene als gevolg van de geestelijke toestand niet in staat is zelf ten volle zijn belangen van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen.
Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat het lopende beschermingsbewind dient te worden gecontinueerd en dat daarnaast thans een mentorschap ten behoeve van betrokkene dient te worden ingesteld.
2.5
Opnieuw is aan de orde, de beantwoording van de vraag: Wie (in de toekomst) de vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen ten behoeve van [betrokkene] moet gaan behartigen? Verzoeker is -samengevat- van mening dat hij als vader de meest geschikte/aangewezen persoon is om beschermingsbewindvoerder en mentor van betrokkene (zijn zoon) te worden. Om die reden heeft verzoeker zich met onderhavig verzoek tot de kantonrechter gewend. Hij heeft zich ook schriftelijk bereid verklaard om deze taken ten behoeve van betrokkene te gaan uitoefenen. Verzoeker wijst in dat verband op het feit, dat hij sinds enkele jaren al beschermingsbewindvoerder tevens mentor over zijn jongere zoon is.
[moeder betrokkene] , zijnde de moeder van betrokkene, voert verweer tegen de toewijzing van het verzoek van verzoeker. Zij deelt de mening dat ten behoeve van haar zoon een beschermingsbewind dient te worden gehandhaafd en dat thans een mentorschap ten behoeve van hem dient te worden ingesteld. Zij geeft echter de voorkeur aan voortzetting van de benoeming van de huidige beschermingsbewindvoerder ( [huidige bewindvoerder] ) en -mocht zij zelf niet tot mentor kunnen worden benoemd- geeft zij de voorkeur aan de benoeming van een onafhankelijke externe mentor.
2.6
Bij brief van 31 maart 2017 is desgevraagd door [ naam ] namens de huidige beschermingsbewindvoerder ( [huidige bewindvoerder] ) het volgende aangevoerd:
“ [huidige bewindvoerder] is al sinds 2006 bewindvoerder over de gelden van [betrokkene] en er zijn eigenlijk nog nooit problemen geweest over de geldzaken. Ik heb net nog even bij de begeleiding van [betrokkene] geïnformeerd, maar ook daar lopen de geldzaken goed. De moeder van [betrokkene] vraagt mij zelden om extra geld. Alleen als iets extra’s gekocht moet worden.
Dus op dit moment lijkt mij wijziging bewindvoerder voor [betrokkene] niet aan te bevelen. Op dit moment is het beter dat een onafhankelijke derde, de financiële belangen van [betrokkene] behartigt.”
2.7
Tijdens de mondelinge behandeling van 8 juni 2017 heeft de kantonrechter aan beide ouders medegedeeld, dat hij -alvorens een beslissing te nemen op onderhavig verzoek- hij eerst bij de begeleiding van betrokkene bij de zorginstelling wenst te informeren over de ontstane situatie rond betrokkene. De -te nemen- beslissing moet immers in het belang van betrokkene zijn. Op 20 juli 2017 heeft de kantonrechter een bezoek gebracht aan de zorginstelling, waarbij hij gesproken heeft met [naam medewerker] . Zij bleek goed op de hoogte te zijn van de situatie rond betrokkene. Zij gaf desgevraagd aan dat het contact tussen de huidige beschermingsbewindvoerder ( [huidige bewindvoerder] ) en de zorginstelling uitstekend verloopt. Met handhaving van de huidige beschermingsbewindvoerder ( [huidige bewindvoerder] ) zijn de financiële belangen van betrokkene volgens de zorginstelling het beste gediend. Wat betreft de beantwoording van de vraag wie het beste mentor kan worden van betrokkene wordt samengevat medegedeeld, dat vader zeer betrokken is en dat hij betrokkene (zijn zoon) goed aanvoelt. Moeder zou niet zo goed met betrokkene kunnen omgaan als vader. De informatie over betrokkene vanuit de zorginstelling is in het verleden steeds naar moeder gegaan omdat zij formeel bij de zorginstelling staat ingeschreven als 1e contactpersoon. Vader kreeg weinig informatie van moeder wat tot problemen leidde. Moeder had aanvankelijk ook alleen inzage in het digitaal dossier van betrokkene. Zij stond vader (haar ex-man) niet toe om eveneens inzage te krijgen in het digitaal dossier. Op dit moment heeft vader wel dit inzagerecht gekregen van moeder, maar moeder kan dit ieder moment beëindigen. De zorginstelling stelt vast dat dit de nodige problemen rond betrokkene oplevert. Moeder is ook een tijdlang onbereikbaar geweest voor de zorginstelling. Er waren in die periode veel problemen met betrokkene. De onbereik- baarheid van moeder was ook moeilijk aan betrokkene uit te leggen. Nu gaat het goed met hem. De zorginstelling geeft aan zich zeker niet te verzetten tegen een benoeming van de vader tot mentor. In dat geval acht de zorginstelling wel van belang dat moeder van haar kant inzage mag hebben in het digitaal dossier. Ook wordt van belang geacht dat het bestaande co-ouderschap wat betreft de omgang van de ouders met betrokkene ook in de toekomst goed wordt nageleefd. Het “om de week” bezoeken van de ouders is heel belangrijk voor betrokkene. Belangrijk is dat deze bezoekregeling door blijft gaan, aldus de zorginstelling.
2.8
Nu al jarenlang sprake is van een goed lopend beschermingsbewind ten behoeve van betrokkene ziet de kantonrechter geen enkele reden om de huidige beschermings- bewindvoerder ( [huidige bewindvoerder] ) te ontslaan. Het feit, dat verzoeker sinds enkele jaren beschermingsbewindvoerder over zijn jongste zoon is, doet daar niet aan af. De kantonrechter heeft in zijn beschikking d.d. 28 maart 2006 gemotiveerd overwogen waarom hij -in afwijking van de wettelijke voorkeur- een externe onafhankelijke beschermingsbewindvoerder wenste te benoemen. Mede gelet op het feit, dat het onderhavige beschermingsbewind sinds 2006 keurig verloopt, ziet de kantonrechter geen grond om hier enige wijziging in te brengen.
2.9
Tegen de voorgestelde mentor (de vader) zijn -afgezien van de bezwaren van moeder- geen bezwaren gerezen. De kantonrechter is van oordeel dat verzoeker/de vader de meest geschikte persoon is om mentor te worden van betrokkene. Het gaat uiteindelijk om het belang van betrokkene. Dit belang is het meest gediend met een benoeming van verzoeker/vader.
Vader heeft zich ook schriftelijk bereid verklaard om de taak van mentor ten behoeve van betrokkene op zich te nemen.
De kantonrechter legt -in afwijking van het landelijk beleid- wel de verplichting aan deze (familie)mentor op dat hij jaarlijks een schriftelijke rapportage aan de kantonrechter overlegt, waarin verslag wordt gedaan van de door hem verrichte werkzaamheden ten behoeve van betrokkene. De kantonrechter acht het verder van groot belang voor betrokkene, dat beide ouders -ieder voor zich- op zo goed mogelijke wijze invulling geven aan het co-ouderschap over betrokkene. De kantonrechter heeft dit eerder overwogen in zijn beschikking d.d. 28 maart 2006. In dat kader acht de kantonrechter het ook van belang, dat moeder na de benoeming van verzoeker tot mentor een inzagerecht krijgt in het digitale dossier van betrokkene bij de zorginstelling.
De -te benoemen- mentor dient hiervoor zorg te dragen. Discussies op dit punt, zoals in het verleden, dienen volgens de kantonrechter in het belang van betrokkene te worden voorkomen.

3. De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek tot ontslag van de huidige beschermingsbewindvoerder af;
stelt een mentorschap in over: [betrokkene] voornoemd;
benoemt tot mentor: [vader betrokkene] voornoemd;
legt een jaarlijkse verantwoordingsplicht aan de (familie)mentor op.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 augustus 2017.