Bij beschikking d.d. 28 maart 2006 van de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over alle goederen die betrokkene toebehoren of zullen toebehoren met gelijktijdige benoeming van [huidige bewindvoerder] , tot bewindvoerder.
Het verzoek tot instelling van mentorschap is destijds afgewezen. De kantonrechter heeft hierbij destijds het volgende overwogen:
“Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting is voldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende (in deze procedure: betrokkene) als gevolg van zijn geestelijke toestand niet in staat is ten volle de belangen van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, reden waarom de kantonrechter het verzoek zal inwilligen.
Allereerst is aan de orde de beantwoording van de vragen wie tot bewindvoerder / bewindvoerster van rechthebbende moet worden aangewezen. In artikel 1: 435, lid 4 BW wordt onder meer bepaald, dat bij voorkeur een van de ouders tot bewindvoerder wordt benoemd. Onweersproken staat vast, dat [vader betrokkene] in de afgelopen 10 jaar de financiële zaken voor zijn zoon [betrokkene] (rechthebbende) heeft geregeld. Onlangs is [moeder betrokkene] , de moeder van [betrokkene] , zich met de financiële zaken van rechthebbende gaan bemoeien door een uitkering ten behoeve van rechthebbende te gaan aanvragen. [vader betrokkene] zou graag als vader de financiële zaken voor rechthebbende willen blijven regelen en wil gelet hierop graag benoemd worden tot bewindvoerder. [moeder betrokkene] ziet liever een onafhankelijke/neutrale instantie als bewindvoerder en verzoekt de kantonrechter om [huidige bewindvoerder] als bewindvoerder te benoemen. [vader betrokkene] en [moeder betrokkene] , ouders van rechthebbende, trachten - ieder voor zich - op zo goed mogelijke wijze invulling te geven aan het co-ouderschap over [betrokkene] .
De kantonrechter is ervan overtuigd, dat beide ouders hierbij het beste wensen c.q. voorhebben met [betrokkene] . Zij verschillen echter regelmatig van mening over wat het beste is voor [betrokkene] . Een bestaande slechte communicatie tussen beide ouders maakt genoemd verschil van inzicht nog problematischer. De kantonrechter heeft beide ouders ook afzonderlijk moeten horen in het kader van deze procedure; wat tekenend is voor de bestaande verstandhouding tussen de ouders. Beide ouders dienen in feite
juist in het belang van [betrokkene](en diens broer) te werken aan een verbetering van deze communicatie.
Ook wat betreft mentorschap geldt dat de ouders in beginsel de meest aangewezen personen zijn om een mentorschap uit te oefenen (artikel 1:452, lid 4 BW). De slechte communicatie en een verschil van inzicht maken, dat een gezamenlijk mentorschap op dit moment naar het oordeel van de kantonrechter echter niet tot de mogelijkheden behoort. Het aanwijzen van één van beide ouders zou betekenen, dat de andere ouder min of meer "buitenspel komt te staan". Het aanwijzen van een externe onafhankelijke mentor zou echter betekenen, dat beide ouders geen rol meer kunnen spelen bij het nemen van belangrijke beslissingen van niet-vermogens- rechtelijke aard met betrekking tot [betrokkene] .
Gelet op bovenstaande overwegingen is de kantonrechter van oordeel, dat hij [huidige bewindvoerder] dient te benoemen tot bewindvoerder. [huidige bewindvoerder] heeft zich inmiddels akkoord verklaard om dit bewind op zich te nemen. Het verzoek voor mentorschap zal de kantonrechter hierna afwijzen.
De kantonrechter benadrukt hierbij dat zowel bij bewind als ook bij mentorschap het belang van rechthebbende voorop staat. Beide ouders kunnen in de toekomst bewijzen, dat zij in staat zijn
in goed overleg met elkaardie beslissingen van niet-vermogensrechtelijke aard te nemen, die in het belang zijn van rechthebbende / [betrokkene] . Mocht dit niet mogelijk blijken dan kan de meest gerede partij zich opnieuw tot de kantonrechter wenden met het verzoek een (externe) mentor/mentrix te benoemen.”