ECLI:NL:RBZWB:2017:4712
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een bestuurlijke boete wegens het niet tijdig behalen van het inburgeringsexamen met matiging op grond van verminderde verwijtbaarheid
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bestuurlijke boete die was opgelegd aan eiseres wegens het niet tijdig behalen van het inburgeringsexamen. Eiseres, woonachtig in Tilburg, had beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, dat op 29 september 2016 een boete van € 500,00 had opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres inburgeringsplichtig was en dat zij niet tijdig het examen had behaald. Tijdens de zitting op 15 juni 2017 heeft eiseres aangevoerd dat het college onvoldoende rekening had gehouden met haar persoonlijke omstandigheden, waaronder haar analfabetisme en angst voor overheidsinstanties.
De rechtbank heeft overwogen dat het college de juiste wettelijke bepalingen niet had toegepast bij het opleggen van de boete. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de boete terecht was opgelegd, maar dat de hoogte ervan niet in verhouding stond tot de verwijtbaarheid van eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet volledig verantwoordelijk kon worden gehouden voor het niet behalen van het examen, gezien haar lage leerbaarheid en de omstandigheden waaronder zij functioneert. Daarom heeft de rechtbank de boete gematigd tot € 125,00, wat 75% minder is dan het oorspronkelijke bedrag.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens is het college opgedragen het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.