ECLI:NL:RBZWB:2017:4648
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit UWV over arbeidsongeschiktheid en kortingsmethodiek
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 23 november 2016, dat betrekking heeft op zijn aanspraken op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser heeft aangevoerd dat het UWV onvoldoende is ingegaan op zijn argumenten en dat de toegepaste methodiek leidt tot een ongunstig resultaat. Tijdens de zitting op 21 juni 2017 in Middelburg heeft eiser toegelicht dat de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid niet over een periode van vier weken, maar over een langere periode zou moeten plaatsvinden. Eiser heeft een mate van arbeidsongeschiktheid van 49% aangegeven, maar het UWV heeft een kortingsmethodiek toegepast die volgens eiser niet correct is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de regelgeving correct heeft toegepast en dat het bestreden besluit berust op een juiste interpretatie van artikel 44, tweede lid, van de WAO. Dit artikel bepaalt dat het loon geacht wordt te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever opgave heeft gedaan, ongeacht het tijdvak waarin de arbeid is verricht. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV voldoende gemotiveerd is ingegaan op de relevante gegevens en argumenten van eiser en dat er geen sprake is van een motiveringsgebrek.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van het UWV in stand blijft. Eiser ontving een WAO-uitkering die op basis van een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55% was vastgesteld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.