ECLI:NL:RBZWB:2017:4464

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
5471289
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding huur woonruimte en bijzondere voorwaarden voor gedetineerde huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 april 2017 uitspraak gedaan in een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst tussen de stichting Woongoed Zeeuws-Vlaanderen en een gedetineerde huurder. De eisende partij, Woongoed, vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege meerdere tekortkomingen van de gedaagde partij, waaronder huurachterstand en het niet onderhouden van de tuin. De gedaagde, die gedetineerd was, voerde verweer en stelde dat er geen tekortkomingen waren die ontbinding rechtvaardigden. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde bij herhaling tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, maar hield de zaak aan om de gedaagde de kans te geven aan te tonen dat hij zich als goed huurder gedroeg. De kantonrechter benadrukte het belang van resocialisatie en de maatschappelijke belangen die hiermee gemoeid zijn. De zaak werd aangehouden tot de rolzitting van 12 december 2017, waar Woongoed zich moest uitlaten over het gedrag van de gedaagde als huurder en de actuele huurachterstand. De beslissing om de huurovereenkomst niet onmiddellijk te ontbinden was gebaseerd op de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde en de noodzaak voor hem om over woonruimte te beschikken tijdens zijn resocialisatieproces.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 5471289 / 16-6255

vonnis van de kantonrechter d.d. 5 april 2017

in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONGOED ZEEUWS-VLAANDEREN,
gevestigd te Terneuzen,
eisende partij,
verder te noemen: Woongoed,
gemachtigde: M.T.J.J. van Ravenstein,
t e g e n :

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. N. Wouters.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 21 oktober 2016,
- conclusie van antwoord,
- tussenvonnis van 4 januari 2017,
- brief met bijlagen van de gemachtigde van [gedaagde] , ingekomen op 17 februari 2017,
- brief met bijlagen van de gemachtigde van Woongoed, ingekomen op 27 februari 2017,
- mondelinge behandeling van de zaak.

de beoordeling van de zaak

1. In het tussenvonnis werd een mondelinge behandeling van de zaak gelast die plaatshad op 6 maart 2017. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
2. [gedaagde] huurt van Woongoed de woning [adres] te [woonplaats] . De maandelijkse huurprijs bedraagt € 516,46.
3.1.
Woongoed vordert, samengevat weergegeven:
- de ontbinding van de huurovereenkomst,
en de veroordeling van [gedaagde] :
- tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis,
- tot betaling van € 1.101,70 aan huurachterstand tot en met oktober 2016, rente daarover en incassokosten met wettelijke rente over € 959,08 vanaf 11 oktober 2016,
- tot betaling van € 516,46 per maand of gedeelte van de maand vanaf 1 november 2016 tot de dag van ontruiming van het gehuurde,
- in de proceskosten.
3.2.
Woongoed baseert de vordering op vier tekortkomingen van [gedaagde] in de nakoming van zijn verbintenissen uit de huurovereenkomst. De eerste tekortkoming ligt in de huurbetaling zodat een huurachterstand bestaat. De tweede tekortkoming is dat [gedaagde] de huur in het verleden niet heeft betaald, dan wel, vanaf 2011, consequent te laat. Al eerder werd tegen hem de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming toegewezen bij vonnis van 3 oktober 2012. De derde grondslag van de vordering is dat [gedaagde] zich niet gedraagt als goed huurder en de toepasselijke algemene huurvoorwaarden niet nakomt doordat hij sinds jaren in gebreke blijft met het onderhouden van zijn tuin. Tot slot voert Woongoed aan dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van de verplichtingen uit huurovereenkomst doordat hij bij vonnis van 11 augustus 2016 is veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf. Direct na het vonnis is hij gedetineerd. Hij zal minimaal 20 maanden vastzitten zodat hij in strijd met de algemene huurvoorwaarden in het gehuurde niet zijn hoofdverblijf heeft.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Het verweer komt erop neer dat er geen sprake is van tekortkomingen die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen.
4.1.
De huurachterstand bedroeg op de dag van dagvaarding € 959,08, gerekend tot en met oktober 2016. Tijdens de mondelinge behandeling beliep de huurachterstand € 855,84, gerekend tot en met maart 2017. De huurovereenkomst is ingegaan op 9 juni 2011. Sindsdien bestond bij herhaling een huurachterstand. Wegens wanbetaling is de huur ontbonden en [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde bij vonnis van de kantonrechter van 3 oktober 2012. Toch is de huurovereenkomst voortgezet.
4.2.
Woongoed heeft vanaf 2012 bij herhaling [gedaagde] aangesproken op zijn onvoldoende onderhoud van de tuin van het gehuurde. Meermalen is het voorgekomen dat [gedaagde] aan de aanmaningen om de tuin te onderhouden geen gevolg gaf zodat Woongoed het nodige tuinonderhoud liet uitvoeren op kosten van [gedaagde] .
4.3.
De toepasselijke algemene huurvoorwaarden bepalen dat de huurder het gehuurde zelf als woonruimte voor hem zal bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben. Bij vonnis van deze rechtbank is [gedaagde] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Naar de kantonrechter begrijpt was [gedaagde] al vanaf eind januari 2016 gedetineerd en was hij vanaf 25 oktober 2016 op grond van artikel 15 lid 5 Penitentiaire beginselenwet opgenomen in de Forensische Psychiatrische Afdeling De Mare. Bij de mondelinge verklaarde [gedaagde] sinds ongeveer twee weken- vanaf eind februari 2017 dus - een programma te volgen waarbij hij op de doordeweekse dagen verblijft in De Mare en in het weekend thuis is. Dit duurt tot september 2017, waarna hij ambulant zal worden begeleid. Aldus staat vast dat [gedaagde] geruime tijd niet zijn hoofdverblijf heeft gehad in het gehuurde.
4.4.
De conclusie is dat [gedaagde] bij herhaling is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen tot tijdige en volledige betaling van de huurprijs, tot behoorlijk onderhoud van de tuin bij het gehuurde en tot het hebben van zijn hoofdverblijf in het gehuurde. De vraag is nu of deze tekortkomingen de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen.
4.5.
De huurachterstand bedroeg bij de mondelinge behandeling - grof gezegd - anderhalf maal de maandelijkse huurprijs. Naar namens Woongoed werd verklaard, verkeerde de tuin van het gehuurde toen in een aanvaardbare toestand. Sinds kort verblijft [gedaagde] in de weekends in het gehuurde. Sinds 3 januari 2017 ontvangt [gedaagde] weer een WIA-uitkering die wegens detentie was beëindigd per 7 februari 2016. Als hij de onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft uitgezeten, zal hij weer volledig zijn intrek in het gehuurde nemen, als de huurovereenkomst dan niet is ontbonden. Hij is dan verplicht de hem bij vonnis van 11 augustus 2016 opgelegde voorwaarden na te leven. Die voorwaarden houden onder meer in dat [gedaagde] :
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht,
- gedurende de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zich zal laten opnemen in FPA De Mare, dan wel een soortgelijke forensische klinische instelling,
- zich na afronding van de klinische behandeling gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een Forensisch Psychiatrische Polikliniek, dan wel een soortgelijke instelling, teneinde zich te laten behandelen voor zijn persoonlijkheidsproblematiek,
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan de richtlijnen van de behandelaars en de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie van het gebruik van alcohol en drugs, en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
4.6.
Aan het strafvonnis ontleent de kantonrechter dat [gedaagde] een ernstig strafbaar feit heeft begaan terwijl hij te maken had met een persisterende depressieve stoornis, een borderline stoornis met antisociale trekken. Hij was afhankelijk van middelen als alcohol, cocaïne en cannabis. Tijdens het plegen van het misdrijf was hij in zeer verhoogde mate onder invloed van alcohol, drugs, valium en een cocktail van psychiatrische medicatie. Om het recidiverisico te verminderen, dient [gedaagde] te worden behandeld voor zijn problematiek en ondersteuning te krijgen op de lange termijn. Daarom zijn de genoemde voorwaarden opgelegd.
4.7.
Op grond van een en ander concludeert de kantonrechter dat zowel de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf als de bijzondere voorwaarden erop zijn gericht dat [gedaagde] een behandeling ondergaat, erop gericht dat recidive van dergelijke ernstige strafbare feiten zoveel mogelijk wordt voorkomen.
4.8.
Nu [gedaagde] in dit kader al in de weekends in het gehuurde verblijft en hij vanaf september 2017 weer volledig zijn intrek kan nemen in het gehuurde als de huurovereenkomst niet is ontbonden, ziet de kantonrechter zwaarwegende persoonlijke belangen die meebrengen dat de huurovereenkomst niet nu al moet worden ontbonden wegens de tekortkomingen van [gedaagde] in de nakoming van zijn verplichtingen uit huurovereenkomst. De ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming doorkruisen zijn resocialisatie en de behandeling omdat het wezenlijk is dat hij over woonruimte beschikt. Door ontbinding en ontruiming wordt niet alleen in ernstige mate afbreuk gedaan aan persoonlijke belangen van [gedaagde] , maar wordt ook schade toegebracht aan het maatschappelijke belang van het welslagen van zijn resocialisatie en behandeling. Woongoed dient als toegelaten instelling krachtens de Woningwet zich binnen redelijke grenzen ook dit maatschappelijke belang aan te trekken. De kantonrechter neemt hierbij nog in aanmerking dat namens Woongoed bij de mondelinge behandeling is verklaard dat zij bereid is hem weer als huurder te accepteren, als is gebleken dat hij een goed huurder kan zijn.
4.9.
De kantonrechter houdt de zaak aan tot de rolzitting van 12 december 2017. In de tussentijd kan [gedaagde] aantonen dat hij zich als goed huurder gedraagt. Daarvoor is in ieder geval nodig tijdige en volledige betaling van de maandelijkse huurprijs en het zorgen voor een voldoende onderhoud van de tuin van het gehuurde en bij voorkeur ook het maken binnen de financiële mogelijkheden van realistische afspraken om de schuld van [gedaagde] aan Woongoed in te lopen en het nakomen van die afspraken.
4.10.
Ter rolzitting van 12 december 2017 dient Woongoed zich erover uit te laten of [gedaagde] - kort gezegd - zich gedraagt als goed huurder en over de actuele huurachterstand. Zij kan vragen dat de zaak eerder op de rol komt, als evident mocht blijken dat [gedaagde] zich niet als goed huurder gedraagt. Als Woongoed een akte neemt, mag [gedaagde] reageren bij antwoordakte.

de beslissing

De kantonrechter:
verwijst deze zaak naar de rolzitting van 12 december 2017 te 09.00 uur opdat Woongoed bij akte inlichtingen zal geven als in dit vonnis onder 4.10 overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.