In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, eigenaar van een woning in Tholen, en twee gedaagden, eigenaren van een naastgelegen pand. De eiser vorderde een verbod voor de gedaagden om een dakterras te realiseren dat binnen twee meter van de erfgrens zou komen, omdat dit uitzicht zou geven op zijn erf en hinder zou veroorzaken. De gedaagden hadden een omgevingsvergunning verkregen voor de verbouwingswerkzaamheden en stelden dat het dakterras niet in strijd was met de wet, omdat er een ondoorzichtig scherm zou worden geplaatst dat het uitzicht op het erf van de eiser zou wegnemen.
De rechtbank oordeelde dat het dakterras, zoals voorgesteld door de gedaagden, inderdaad binnen de twee meter grens van de erfgrens zou komen en dat het uitzicht op het erf van de eiser niet volledig was weggenomen door het ondoorzichtige scherm. De voorzieningenrechter concludeerde dat het dakterras in strijd was met artikel 5:50 lid 1 BW, dat het zonder toestemming van de eigenaar van het naburige erf niet is toegestaan om binnen twee meter van de erfgrens balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op het naburige erf uitzicht geven. De rechtbank wees de vordering van de eiser toe en verbood de gedaagden om het dakterras te realiseren.
Daarnaast werden de gedaagden veroordeeld tot het betalen van een dwangsom voor iedere dag dat zij niet aan de uitspraak voldeden, tot een maximum van € 15.000,00. Ook werden de gedaagden in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van de eiser tot dat moment waren begroot op € 1.204,11. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.