ECLI:NL:RBZWB:2017:3904

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
4866232 CV EXPL 16-1488
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling en herstel van een eerder vonnis inzake verdeling van een paard met betrekking tot dwaling en oneerlijke handelspraktijken

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot aanvulling en herstel van een eerder vonnis van 10 mei 2017. De eiseres in conventie, vertegenwoordigd door mr. S.A. Wensing, had verzocht om aanvulling van het vonnis, omdat de kantonrechter verzuimd zou zijn om te beslissen op een subsidiaire vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad een verzuim was, maar heeft het eerdere vonnis niet ingetrokken, maar aangevuld. De eiseres vorderde de verdeling van een paard, waarbij zij stelde dat zij gedwaald had bij de aankoop, omdat het paard niet de waarde had die zij had betaald. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. W.G. Reddingius, voerden aan dat de cessie onrechtmatig was en dat er geen overeenstemming was over de verdeling. De kantonrechter oordeelde dat er wel degelijk overeenstemming was over de verdeling van het paard en dat de beroepen op dwaling en oneerlijke handelspraktijken niet slagen. De subsidiaire vordering werd afgewezen, en de kantonrechter volhardde bij de inhoud van het eerdere vonnis, met de aanvulling dat de subsidiaire vordering werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 4866232 CV EXPL 16-1488
vonnis d.d. 14 juni 2016
inzake
[eiseres in conventie in beide zaken, verweerster in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] ,
kantoorhoudende te [adres 1] ),
eiseres in conventie in beide zaken, verweerster in reconventie in de zaak onder zaaknummer 4866232 CV EXPL 16-1488,
gemachtigde: mr. S.A. Wensing, advocaat te Coevorden,
tegen

1.[gedaagden in conventie, eisers in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] ,

2. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie in de zaak onder nummer 4866232],
3. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie in de zaak onder nummer 4866232],
4. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] .,
beiden wonende, dan wel beide gevestigd te, [adres 2]
gedaagden in conventie in beide zaken, eisers in reconventie in de zaak onder zaaknummer 4866232 CV EXPL 16-1488,
gemachtigde: mr. W.G. Reddingius, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres in conventie in beide zaken, verweerster in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] ” en “ [gedaagden in conventie, eisers in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het vonnis in de onderhavige zaak en de zaak onder zaaknummer 4740898 CV EXPL 16-316 van de kantonrechter te Breda van 10 mei 2017, met de daarin genoemde stukken;
b. de brief van 12 mei 2017 van de gemachtigde van [eiseres in conventie in beide zaken, verweerster in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] ;
c. de brieven van de griffier van 18 mei 2017.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
De gemachtigde van [eiseres in conventie in beide zaken, verweerster in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] heeft bij brief van 12 mei 2017 verzocht om aanvulling en intrekking van voormeld vonnis. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de kantonrechter vergeten is op de subsidiaire vordering te beslissen.
2.2
De wederpartij is bij brief van de griffier van 18 mei 2017 in de gelegenheid gesteld zich over het verzoek uit te laten. Van deze mogelijkheid heeft de wederpartij geen gebruik gemaakt.
2.3
De kantonrechter overweegt dat een beroep op artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering enkel kan worden gedaan, indien de rechter heeft verzuimd te beslissen op een onderdeel van het gevorderde. De kantonrechter is van oordeel dat hiervan sprake is, nu inderdaad per abuis niet op de (meer) subsidiaire vordering inzake het paard [naam 1] (verder te noemen: [naam 1] ) is beslist. De kantonrechter zal voornoemd vonnis dan ook aanvullen.
2.4
Het voorgaande leidt er overigens niet toe dat het vonnis van 10 mei 2017 wordt ingetrokken, zoals wel is verzocht door [eiseres in conventie in beide zaken, verweerster in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] . Zoals hiervoor aangegeven wordt het vonnis aangevuld door onderhavig vonnis.
2.5
[eiseres in conventie in beide zaken, verweerster in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] vordert verdeling van [naam 1] , in zoverre dat [naam 1] aan haar wordt toebedeeld. Zij voert daartoe aan dat haar rechtsvoorgangster bij de aankoop heeft gedwaald door een bedrag van € 1.500.000,00 te betalen voor de helft van [naam 1] , terwijl [naam 1] (in zijn geheel) niet meer waard is dan voornoemd bedrag. Daar komt nog bij dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] geen enkele intentie hadden [naam 1] te laten deelnemen aan de Olympische Spelen in 2016. Zij wisten immers dat [naam 1] ongeschikt was als dressuurpaard op het hoogste niveau. [eiseres in conventie in beide zaken, verweerster in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] beroept zich dan ook op dwaling ex artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW), artikel 6:193 j BW en op schadevergoeding ex artikel 6:74 BW. Gelet op het voorgaande ligt het in de rede, aldus [eiseres in conventie in beide zaken, verweerster in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] , verdeling van [naam 1] te vorderen (ex artikel 3:185 BW), waarbij [naam 1] in zijn geheel aan [eiseres in conventie in beide zaken, verweerster in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] wordt toebedeeld.
2.6
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] voert, zoals ook in het voornoemde vonnis is overwogen, als eerste aan dat de cessie onrechtmatig is. De kantonrechter zal op dit punt aansluiten bij de overwegingen van het eerdere vonnis in deze zaak. Niet is immers uitgesloten dat de vordering tot verdeling ook onder de op 21 januari 2016 gecedeerde vorderingen valt. Dat deze voor [eiseres in conventie in beide zaken, verweerster in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] mogelijk geen waarde heeft, nu niet is gesteld of gebleken dat het aandeel in [naam 1] op enige wijze is overgegaan van de familie [naam 2] op [eiseres in conventie in beide zaken, verweerster in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] , doet daar niet aan af. Immers, dat een vordering voor de ontvanger waardeloos is, betekent niet dat deze niet gecedeerd kan worden. Wel is de vraag, of het aandeel in [naam 1] van de familie [naam 2] op enige wijze is overgegaan op [eiseres in conventie in beide zaken, verweerster in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] , van belang voor de vraag of de vordering, zoals deze thans is gevorderd, überhaupt toewijsbaar. Het antwoord op deze vraag kan echter in het midden blijven, gelet op het navolgende.
2.7
De kantonrechter overweegt dat in artikel 3:185 lid 1 BW is opgenomen dat, indien deelgenoten van een gemeenschap, dan wel anderen wiens medewerking vereist is voor de verdeling daarvan, het niet eens worden over de verdeling van een gemeenschap, één van de deelgenoten een vordering tot verdeling van de gemeenschap kan instellen. In de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat Noora [naam 2] en [gedaagden in conventie, eisers in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] elk 50% aandeel in [naam 1] hebben. Vervolgens is op de tweede bladzijde onder 1 sub d opgenomen op welke wijze partijen uit elkaar gaan met betrekking tot [naam 1] , namelijk dat [naam 1] te koop wordt gezet vanaf 1 januari 2016 met de voorwaarde dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] het paard zou kunnen berijden tot en met de Olympische Spelen in Rio de Janeiro. Nu niet is gesteld of gebleken dat de vaststellingsovereenkomst op dit punt niet meer geldt, is vernietigd en/of is ontbonden, dient die bepaling, naar het oordeel van de kantonrechter, te worden gekwalificeerd als een overeenstemming over de verdeling van [naam 1] , in die zin dat bij verkoop ieder de helft van de prijs krijgt. Nu er overeenstemming is over de verdeling van [naam 1] , kan [eiseres in conventie in beide zaken, verweerster in reconventie in de zaak onder nummer 4866232] zich niet beroepen op artikel 3:185 lid 1 BW.
2.8
In het vonnis van 10 mei 2017 is onder de overwegingen 3.16 en 3.17 reeds overwogen dat de beroepen op dwaling, oneerlijke handelspraktijken en non-conformiteit niet slagen. Ook daarom is er geen aanleiding de verzochte verdeling toe te wijzen.
2.9
De subsidiaire vordering is dan ook niet toewijsbaar.

3.De beslissing

De kantonrechter:
volhardt bij de inhoud van het tussen partijen op 10 mei 2017 gewezen vonnis met onder andere bovenvermeld zaaknummer, met dien verstande dat de overwegingen en de beslissing worden aangevuld met de afwijzing van de subsidiaire vordering inzake [naam 1] op bovengenoemde gronden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op
14 juni 2017.