ECLI:NL:RBZWB:2017:3828

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
02-688057-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van ontucht en seksueel binnendringen met minderjarigen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, stond de verdachte terecht op verdenking van ontucht en seksueel binnendringen van zijn minderjarige kinderen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 juni 2017, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte meerdere ontuchtige handelingen met twee minderjarige dochters, gepleegd in de periode van 2011 tot 2014. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging geacht.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters, die op 30 september en 4 oktober 2014 aangifte deden, zorgvuldig gewogen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was. De rechtbank constateerde dat er aanzienlijke inconsistenties in de verklaringen van de aangeefsters waren, wat de geloofwaardigheid van hun verklaringen ondermijnde. Ondanks dat er aanwijzingen waren voor de mogelijkheid van de gepleegde feiten, was er onvoldoende bewijs om tot een veroordeling te komen.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er te veel twijfel bestond over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak vond plaats op 26 juni 2017.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/688057-15
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 juni 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsvrouw mr. C.E.J.E. Kouijzer, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 juni 2017, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 april 2012
tot en met 31 augustus 2014 te Vlissingen, met zijn kind [benadeelde partij 1] (geboren
[geboortedag benadeelde partij 1] 2000), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, die telkens bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1] , hebbende verdachte zijn
vinger(s) en/of tong in de vagina van die [benadeelde partij 1] geduwd/gebracht en/of zijn
tong in de mond van die [benadeelde partij 1] geduwd/gebracht;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 april 2012
tot en met 31 augustus 2014 te Vlissingen, met zijn kind [benadeelde partij 1] (geboren
[geboortedag benadeelde partij 1] 2000), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, telkens
bestaande uit het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of het
betasten van de vagina en/of borst(en) van die [benadeelde partij 1] en/of het likken van de
vagina en/of clitoris en/of borst(en) van die [benadeelde partij 1] en/of het duwen van zijn
penis tegen de vagina, althans de schaamstreek, van die [benadeelde partij 1] ;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 april 2011
tot en met 31 augustus 2014 te Vlissingen, met zijn kind [benadeelde partij 2] (geboren
[geboortedag benadeelde partij 2] 1998), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, die telkens bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 2] , hebbende verdachte zijn penis
en/of vinger(s) en/of tong in de vagina van die [benadeelde partij 2] geduwd/gebracht en/of
zijn penis en/of tong in de mond van die [benadeelde partij 2] geduwd/gebracht;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 april 2011
tot en met 31 augustus 2014 te Vlissingen, met zijn kind [benadeelde partij 2] (geboren
[geboortedag benadeelde partij 2] 1998), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, telkens
bestaande uit het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [benadeelde partij 2]
en/of het betasten van de vagina van die [benadeelde partij 2] en/of het likken van de vagina
van die [benadeelde partij 2] en/of het houden van zijn penis tegen de vagina, althans de
schaamstreek, van die [benadeelde partij 2] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem tenlastegelegde feiten en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De vele inconsistenties in de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] (hierna aangeefsters) maken dat deze verklaringen niet geloofwaardig zijn en niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. Ook mag vanwege die inconsistenties geen gebruik worden gemaakt van schakelbewijs door de verklaringen van aangeefsters in elkaars zaak te gebruiken. De overige verklaringen in het dossier zijn ‘van horen zeggen’ en alle afkomstig van dezelfde onbetrouwbare bronnen, namelijk van aangeefsters.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde partij 1] heeft op 30 september 2014 aangifte gedaan van seksueel misbruik, gepleegd door haar vader, verdachte, in de periode van 2011 tot 2014. Namens [benadeelde partij 2] is op 4 oktober 2014 aangifte gedaan van seksueel misbruik, gepleegd door haar vader, verdachte. De seksuele handelingen zouden hebben plaatsgevonden in de woning van het gezin, te weten in de slaapkamers van aangeefsters, onder de douche en op de bank, en ook in de vrachtwagen van verdachte.
Door [naam] , de moeder van aangeefsters, is op 4 maart 2015 verklaard dat [benadeelde partij 1] haar heeft verteld over de seksuele handelingen die verdachte bij haar verricht heeft. Zo heeft [benadeelde partij 1] haar verteld dat verdachte met twee vingers in haar vagina was gegaan en vervolgens met zijn vingers in haar vagina draaide. [naam] herkende deze handelingen als handelingen die verdachte ook bij haar deed. Ook verklaarde zij dat verdachte samen met aangeefsters douchte.
Verdachte heeft de feiten ontkend maar heeft wel verklaard dat hij in de betreffende periode regelmatig met beide dochters heeft gedoucht.
Op basis van de verklaringen van aangeefsters, de verklaring van de moeder van aangeefsters en de verklaring van verdachte – waaruit blijkt dat er voor hem gelegenheid was om de feiten zoals tenlastegelegd te plegen – is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig bewijs is.
De vraag is vervolgens of de rechtbank op basis van het wettige bewijs ook de overtuiging heeft dat de tenlastegelegde feiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Pas als die overtuiging aanwezig is, mag de rechtbank de tenlastegelegde feiten bewezen verklaren.
De rechtbank stelt vast dat tegenover de verklaringen van aangeefsters de stellige ontkenning van verdachte staat. Verder stelt de rechtbank vast dat er geen getuigenverklaringen zijn die op een rechtstreekse eigen waarneming zijn gebaseerd. Voorts is van betekenis dat deskundige dr. R. Bullens, (NRGD-geregistreerd) klinisch psycholoog, een betrouwbaarheidsonderzoek naar de verklaringen van aangeefsters heeft verricht. De deskundige heeft op 14 november 2016 een rapport uitgebracht over de waarde die aan de verklaringen van aangeefsters gehecht kan worden.
In dit rapport komt de deskundige tot de conclusie dat er aanwijzingen bestaan die zowel voor als tegen de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters pleiten. Zo zou verdachte voldoende gelegenheid hebben gehad om op de eerder genoemde slaapkamers te komen en in de badkamer te komen als er werd gedoucht. Ook zou verdachte vaker met aangeefsters hebben gedoucht, waarbij hij sterk op de hygiëne van hun vagina zou hebben gelet. Tevens verklaren aangeefsters overeenkomstig over het vermeende misbruik op de bank en verklaren ze enigszins consistent over de periode waarin het plaatsvond, waarbij [benadeelde partij 1] de seksuele handelingen niet erger lijkt te maken. Voorts bestaat er een groot aantal inconsistenties in de verklaringen van aangeefsters, waardoor deze als minder betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Ook de onduidelijkheid met betrekking tot de aanleiding voor [benadeelde partij 2] om te onthullen en wat er tijdens deze onthulling(en) precies is besproken doet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. De aanzienlijke mogelijkheid tot het onbewust dan wel bewust laten ontstaan van
collaborative story telling,en het frequent en mogelijk suggestief ondervragen zorgen voor een groot aantal ‘witte vlekken’ in de verklaringen van aangeefsters. Deze betreffen vooral hoe de handelingen zouden zijn ontstaan/uitgevoerd, en wat er wanneer heeft plaatsgevonden. Ook wordt niet duidelijk wat maakte dat verdachte, nadat [benadeelde partij 1] stellig zou hebben aangegeven niet met de seksuele handelingen te willen doorgaan, daarmee akkoord ging. Daarnaast blijft het onduidelijk hoe actief aangeefsters in de betreffende periode al op seksueel gebied zouden zijn geweest. Er bestaat een mogelijkheid dat zij al eerder seksueel contact met jongens hebben gehad waardoor zij ten tijde van de studioverhoren in algemene zin op de hoogte van concrete seksuele handelingen waren. Daarnaast staan de verklaringen over de lichamelijke gesteldheid en de nadrukkelijk aangegeven vermindering van seksuele behoeften van verdachte haaks op de hoeveelheid seksuele handelingen die er volgens aangeefsters ieder weekend, om het weekend of zelfs om het uur zouden hebben plaatsgevonden. De frequentie is opmerkelijk voor een man van 54 jaar, tenzij er sprake is van hyperseksualiteit, wat vanuit de verklaringen van zowel verdachte als de moeder van aangeefsters zeker niet kan worden bevestigd. Verder zou er sprake kunnen zijn van een motief voor een onjuiste beschuldiging. Dit zou dan vooral verdachtes controlerende en bestraffende gedrag richting aangeefsters en het slechte huwelijk tussen de ouders betreffen: aangeefsters wisten dat hun ouders veel ruzie hadden en vonden dit zielig voor hun moeder. Tevens komt er uit het dossier naar voren dat aangeefsters problematisch gedrag op en buiten school vertoonden. Zo zouden er vaker problemen met jongens en het versturen van naaktfoto’s zijn geweest en zouden ze op pornosites kijken. [benadeelde partij 1] zou ook mensen aantrekken en afstoten en dwingend in huis zijn geweest. [benadeelde partij 2] liet tijdens haar tweede verhoor ook enige gedragsproblemen zien. Aangeefsters zouden verder onderling erg jaloers zijn en veel aandacht vragen.
Het is aan de rechtbank om te beoordelen of, mede op basis van het rapport en de conclusies van de deskundige, bij haar de overtuiging bestaat dat de tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden. Gelet op de hiervoor vermelde conclusies van de deskundige over de mogelijke onbetrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters heeft de rechtbank die overtuiging niet. Er is teveel twijfel. De rechtbank acht daarom niet overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en zal hem dan ook vrijspreken.

5.De benadeelde partijen

Aangeefsters vorderen als benadeelde partijen een schadevergoeding van in totaal
€ 45.508,58 voor de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten.
Verdachte zal worden vrijgesproken van deze feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen en bepaalt dat die vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.J.C. van Spronssen, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. Y.E.Y. Vermeulen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 juni 2017.