ECLI:NL:RBZWB:2017:3804

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2017
Publicatiedatum
23 juni 2017
Zaaknummer
AWB 17_305
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over geluidsoverlast door ventilatoren van een akkerbouwinrichting

Op 22 juni 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak over geluidsoverlast veroorzaakt door ventilatoren van een akkerbouwinrichting. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A. de Boer, had beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk, dat zijn verzoek om handhavend op te treden tegen de geluidsoverlast had afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college het bestreden besluit had genomen op basis van een advies van de bezwaarschriftencommissie, terwijl de reactietermijn voor partijen nog niet was verstreken. Eiser voerde aan dat het onderzoek van de bezwaarschriftencommissie niet zorgvuldig was en dat het geluidsrapport van de OMWB niet aan het besluit ten grondslag had mogen worden gelegd. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er gebreken waren in het geluidsmeetrapport, het college voldoende zorgvuldig had gehandeld en terecht had geconcludeerd dat er geen overtreding van het Activiteitenbesluit milieubeheer was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat eiser geen kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht had gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 17/305 GEMWT

uitspraak van 22 juni 2017 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. M.A. de Boer,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk, verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[bedrijf naam], [bedrijf plaats],
gemachtigde: [naam gemachtigde].

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 1 december 2016 (bestreden besluit) van het college inzake het afwijzen van zijn verzoek om handhavend op te treden tegen de geluidsoverlast veroorzaakt door de ventilatoren van [bedrijf naam], gevestigd aan de [adres bedrijf] te [bedrijf plaats].
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 18 mei 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger1] en [naam vertegenwoordiger2]. Derde partij heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger derde partij1] en zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Derde partij drijft een akkerbouwinrichting met een bewaarloods aan de [adres bedrijf] [bedrijf plaats]. Eiser is woonachtig op het perceel naast de inrichting.
Bij brief van 13 januari 2016 heeft eiser het college verzocht om akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting van de ventilatoren van de bewaarloods op de gevel van zijn woning en in de geluidsgevoelige vertrekken van zijn woning. Eiser heeft het college verzocht bij overschrijding van de in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidsnormen handhavend op te treden.
Naar aanleiding van dit verzoek zijn in de laatste week van januari 2016 door een toezichthouder van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) namens het college geluidmetingen verricht. Deze toezichthouder heeft, vanwege de wind tijdens de meting, geen lage tonen afkomstig van de ventilatoren kunnen waarnemen. Vandaar dat op
26 februari 2016 een nieuwe geluidsmeting is ingepland. Deze meting heeft eiser afgezegd omdat hij op dat moment al gedurende twee dagen geen geluidsoverlast had ondervonden.
Bij brief van 8 maart 2016 heeft het college eiser medegedeeld voornemens te zijn om zijn handhavingsverzoek af te wijzen omdat geen overtreding geconstateerd kon worden.
Bij brief van 16 maart 2016 heeft eiser zijn zienswijze over het voornemen tot afwijzen van zijn handhavingsverzoek naar voren gebracht.
Op 8 april 2016 heeft een nieuwe geluidmeting door de toezichthouder van de OMWB plaatsgevonden. Deze heeft geconcludeerd dat het geluid veroorzaakt door de ventilatoren van de bewaarloods het omgevingsgeluid niet overstijgt.
Bij besluit van 13 mei 2016 (primair besluit) heeft het college het handhavingsverzoek van eiser afgewezen omdat het geen overtreding van de in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidsnormen heeft kunnen constateren.
Bij brief van 23 juni 2016 heeft eiser hiertegen (pro-forma) bezwaar gemaakt. Bij brief van 14 juli 2016 heeft eiser zijn bezwaarschrift aangevuld.
Op 29 september 2016 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
Op 12 oktober 2016 heeft de bezwaarschriftencommissie advies uitgebracht aan het college. Vervolgens heeft de commissie – conform de tijdens de hoorzitting gemaakte afspraken – op 22 november 2016 een door eiser bijgehouden registratie van geluidsoverlast én een uitdraai van computergegevens over de draaiuren van de ventilatoren aangeleverd door derde partij, aan partijen toegezonden. De commissie heeft partijen in de gelegenheid gesteld op de stukken schriftelijk te reageren voor 8 december 2016, en aangegeven dat zij daarna zal beoordelen of haar advies van 12 oktober 2016 aangepast dient te worden.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaarschrift ongegrond verklaard en het primaire besluit van 13 mei 2016 in stand gelaten.
2. Eiser heeft samengevat in beroep aangevoerd dat het onderzoek van de bezwaarschriftencommissie niet op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De commissie heeft het onderzoek heropend om partijen in de gelegenheid te stellen te reageren op tijdens en na de hoorzitting ingediende stukken. Daarbij heeft de commissie aangegeven dat zij zal bezien of de reacties aanleiding geven om haar advies van 12 oktober 2016 te herzien. In weerwil van de gemaakte afspraken en hangende het onderzoek heeft het college op 1 december 2016, onder verwijzing naar het advies van 12 oktober 2016, het bestreden besluit genomen.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat het college het geluidsrapport van de OMWB niet ten grondslag had mogen leggen aan de weigering handhavend op te treden en aan het bestreden besluit. De rapportage is niet in overeenstemming met de vereisten van de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999’, bevat geen beschrijving van de representatieve bedrijfssituatie en de beoordeling of sprake is van geluid met een tonaal karakter is in strijd met jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Voorts zijn de geluidmetingen op een verkeerd tijdstip uitgevoerd; gemeten had moeten worden in de etmaalperiode waarin de ventilatoren in werking zijn en waarin het omgevingsgeluid voldoende laag is. Anders dan het college is de deskundige van eiser van mening dat een juiste beoordeling van de gemeten geluidsniveaus juist aantoont dat niet voldaan wordt aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
3. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het college het bestreden besluit – gelet op de door de bezwaarschriftencommissie aan partijen gegeven en nog niet verstreken reactietermijn – op het advies van de bezwaarschriftencommissie van 12 oktober 2016 heeft mogen baseren.
Tussen partijen is niet in geschil dat het bestreden besluit door het college is genomen voor het verstrijken van de gegunde reactietermijn en dat partijen op dat moment nog niet gereageerd hadden op de desbetreffende stukken. Het college heeft aangegeven dat uit navraag bij de commissie bleek dat de ingediende stukken geen aanleiding waren om anders te adviseren. Eiser heeft aangevoerd dat door deze gang van zaken zijn reactie op de aangeleverde gegevens van derde partij ten onrechte niet in het advies van de bezwaarschriftencommissie is meegenomen.
De rechtbank overweegt dat eiser in zijn beroepschrift en tijdens de zitting op de rechtbank deze reactie wel heeft kunnen geven en ook heeft gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarom niet benadeeld door het nemen van het bestreden besluit voor het verstrijken van de reactietermijn. De rechtbank zal dit gebrek dan ook passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet bepaalt dat het gemeentebestuur bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang.
Artikel 125, tweede lid, van de Gemeentewet bepaalt dat de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
Ingevolge artikel 5:1, eerste lid, van de Awb wordt in deze wet verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Ingevolge artikel 5:2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb wordt in deze wet verstaan onder herstelsanctie: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.
Ingevolge artikel 2.17, vijfde lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) geldt in afwijking van het eerste, tweede en derde lid voor een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische activiteiten dan wel activiteiten die daarmee verband houden worden verricht, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf dat is gelegen in een glastuinbouwgebied, dat: voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (Lar,lt), veroorzaakt door de vast opgestelde installaties en toestellen, de niveaus op de plaatsen en tijdstippen, genoemd in tabel 2.17e, niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden:
Tabel 2.17e
06.00 – 19.00 uur
19.00 – 22.00 uur
22.00 – 06.00 uur
Lar,lt op de gevel van gevoelige gebouwen
45 dB(A)
40 dB(A)
35 dB(A)
Lar,lt in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
Ingevolge artikel 1.11, negende lid, van het Activiteitenbesluit wordt het akoestisch onderzoek uitgevoerd overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.
5. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het college terecht het verzoek om handhaving van eiser heeft afgewezen wegens het ontbreken van een overtreding van een wettelijk voorschrift.
5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat de activiteiten van [bedrijf naam] vallen onder de werking van het Activiteitenbesluit. Dit betekent dat de inrichting zich moet houden aan de geluidnormen zoals opgenomen in artikel 2.17, vijfde lid, onder a van het Activiteitenbesluit. Eiser stelt zich op het standpunt dat het college ten onrechte zijn verzoek om handhavend op te treden tegen het geluid van de ventilatoren van de bewaarloods heeft afgewezen. Hij heeft daartoe – onder verwijzing naar het rapport van de door hem ingeschakelde deskundige DPA – aangevoerd dat aan het geluidmeetrapport van de OMWB van 29 april 2016 zodanige gebreken kleven dat het college dit niet aan haar besluitvorming ten grondslag had mogen leggen.
De rechtbank overweegt dat het college naar aanleiding van eisers klachten over geluidsoverlast de OMWB opdracht heeft gegeven voor het verrichten van geluidmetingen. Tussen partijen is niet in geschil dat de OMWB op meerdere momenten heeft geprobeerd geluidmetingen te verrichten om te beoordelen of sprake is van een overtreding van het Activiteitenbesluit.
De resultaten van de meting van eind januari 2016 waren vanwege de wind niet bruikbaar en de meting van 26 februari 2016 heeft eiser afgezegd omdat hij op dat moment al twee dagen geen geluidsoverlast ondervond. Op 8 april 2016 heeft vervolgens een nieuwe meting plaatsgevonden. Deze meting heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een telefonische melding van eiser dat hij op dat moment geluidsoverlast ondervond.
5.2
Ter zitting heeft toezichthouder [naam vertegenwoordiger2] van de OMWB, belast met de metingen bij eiser, verklaard dat hij tijdens de meting van 8 april 2016 de ventilatoren niet kon horen vanwege het omgevingsgeluid. Een representatieve meting was om die reden niet goed mogelijk. Om toch een indicatie te kunnen geven van het aandeel van de ventilatoren in het omgevingsgeluid heeft [naam vertegenwoordiger2] op 8 april 2016 alsnog een meting verricht, die – zoals hij zelf ook aangeeft – niet volgens de methode opgenomen in de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (hierna: Handleiding) heeft plaatsgevonden. Dit is ook de reden dat slechts een beknopt verslag opgesteld, het meetverslag van 29 april 2016. Dit meetverslag bevestigt de door [naam vertegenwoordiger2] geschetste gang van zaken.
De rechtbank overweegt dat het – gelet op deze omstandigheden – op zichzelf niet vreemd is dat het meetrapport volgens de deskundige van eiser niet voldoet aan de eisen van de Handleiding.
De rechtbank is van oordeel dat het college ondanks de gebreken in het rapport onder deze
omstandigheden – toezichthouder is ter plaatse gekomen naar aanleiding van een melding van overlast op dat moment en na een eerder bezoek ter plaatse – voldoende zorgvuldig heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een overtreding. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het college niet opnieuw metingen op een ander tijdstip had hoeven verrichten alvorens op het verzoek van eiser te beslissen. Niet in geschil is dat er een meting heeft plaatsgevonden op het moment dat eiser aangaf het geluid van ventilatoren te horen en daarvan overlast te ondervinden. Uit het meetverslag van de OMWB en de toelichting daarop ter zitting volgt dat, hoewel door eiser overlast werd ondervonden, op dat moment geen sprake was van een overtreding van het Activiteitenbesluit. Gelet hierop ligt het nu op de weg van eiser om – indien zijn klachten aanhouden – zijn verzoek nader te onderbouwen bijvoorbeeld met behulp van een geluidsmeting door een eigen deskundige waaruit blijkt dat wel sprake is van een overtreding van het Activiteitenbesluit. Pas daarna mag van het college worden gevergd nader onderzoek te verrichten.
5.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich, gelet op het bovenstaande, terecht niet bevoegd geacht om handhavend op te treden nu geen sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift.
6. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Het verzoek van derde partij om vergoeding van zijn proceskosten wordt niet ingewilligd, omdat eiser geen kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht heeft gemaakt, als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, voorzitter, en mr. J.J.M. van Lanen en mr. G.M.J. Kok, leden, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.