2.1.Eisers vorderen, na wijziging van eis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Primair, met betrekking tot de waterloop:
a. voor recht te verklaren dat het Waterschap onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld door
(a.) het opleggen van de bij uitspraak van 24 juli 2013 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State herroepen gedoogplicht van 9 februari 2011 en door
(b.) het perceel [sectienr.] vervolgens in gebruik te nemen overeenkomstig deze gedoogplicht door het dienovereenkomstig aanpassen van de in dit perceel gelegen waterloop en
(c.) door het gebruik van het perceel overeenkomstig deze gedoogplicht vervolgens te handhaven; en
b. het Waterschap te veroordelen om dit onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden, door haar te verplichten om de waterloop binnen drie maanden na het in deze te
wijzen vonnis terug te brengen in de oorspronkelijke staat, althans door de waterloop terug te brengen in de staat die de waterloop had voorafgaand aan het besluit van 9 februari 2011, althans voorafgaand aan de werkzaamheden die het Waterschap ter uitvoering van dit besluit heeft verricht dan wel heeft laten verrichten, zulks op straffe van een dwangsom; en
c. het Waterschap te veroordelen om binnen een termijn van twee weken na het in dezen te wijzen vonnis ten titel van schadevergoeding aan eisers te vergoeden een bedrag van € 46,50 per maand dat dit onrechtmatige handelen heeft voortgeduurd en nog voortduurt, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. Subsidiair, met betrekking tot de waterloop:
als onder I.a., en
a. het Waterschap te veroordelen om uiterlijk binnen vier weken na het in dezen te wijzen vonnis alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een notariële
overdracht van het perceel [sectienr.] van eisers aan het Waterschap, zulks op kosten van het Waterschap en op straffe van een dwangsom;
b. het Waterschap te verplichten om uiterlijk op het moment van de notariële overdracht als
hiervoor onder a., ten titel van volledige schadeloosstelling als bedoeld in de Onteigeningswet, een bedrag van € 17.080,00, aan eisers te voldoen, te vermeerderen met (a.) de wettelijke rente vanaf 9 februari 2011 en (b.) de kosten voor rechtsbijstand en overige bijstand, alsmede de wettelijke rente over deze kosten;
III. Meer subsidiair, met betrekking tot de waterloop:
als onder I.a. en II.a., en
a. de door het Waterschap aan eisers verschuldigde schadeloosstelling vast te stellen
overeenkomstig de Onteigeningswet, nadat (een oneven aantal) deskundigen zijn benoemd
die de rechtbank hebben geadviseerd omtrent de schadeloosstelling overeenkomstig de
procedure van de Onteigeningswet, zoals beknopt in randnummer 66 van de inleidende
dagvaarding is beschreven;
IV. Primair, met betrekking tot de stuw:
a. voor recht te verklaren dat het Waterschap onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld door het op het eigendom van eisers (laten) plaatsen en handhaven van de nader in de inleidende dagvaarding omschreven stuw;
b. het Waterschap te veroordelen om dit onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden, door de stuw binnen drie maanden na het in deze te wijzen vonnis te verwijderen en
verwijderd te houden en de watergang waarin deze stuw is geplaatst terug te brengen in de oorspronkelijke staat, althans deze watergang terug te brengen in de staat die de watergang had voorafgaand aan het moment waarop de stuw werd geplaatst, zulks op straffe van een dwangsom;
c. het Waterschap te veroordelen om binnen een termijn van twee weken na het in dezen te wijzen vonnis en tegen behoorlijk bewijs van kwijting ten titel van schadevergoeding een bedrag van € 1.000,00 aan eisers te vergoeden, te vermeerderen met (a.) de wettelijke rente vanaf het moment dat de stuw in de watergang is geplaatst en (b.) de kosten voor rechtsbijstand en overige bijstand, alsmede de wettelijke rente over deze kosten;
V. Subsidiair, met betrekking tot de stuw:
als onder IV.a., en
het Waterschap te veroordelen om ten behoeve van de stuw binnen vier weken na het in deze te wijzen vonnis alle noodzakelijk medewerking te verlenen aan de notariële vestiging van een opstalrecht op het gedeelte van het perceel [sectienr] waarop de stuw is geplaatst, groot
1.52.40ha, zulks op kosten van het Waterschap en tegen betaling van een bedrag van € 2.500,00 aan eisers te vermeerderen met de kosten van rechtsbijstand en overige
bijstand, alsmede de wettelijke rente over deze kosten, zulks op straffe van een dwangsom;
VI. het Waterschap te veroordelen in de proceskosten inclusief nakosten, vermeerderd met rente.