ECLI:NL:RBZWB:2017:3039

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
C/02/323926 FARK 16-6930
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Huiskamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd voor een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 april 2017 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, [minderjarige 1]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder stop te zetten, omdat er ernstige zorgen waren over de opvoeding en verzorging van [minderjarige 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige 1] sinds 2013 onder toezicht staat en sinds 2015 uit huis geplaatst is. De moeder heeft geprobeerd haar kind te verzorgen, maar door haar eigen problemen is dit niet voldoende gebleken. De rechtbank heeft ook geluisterd naar de William Schrikker Stichting, die heeft aangegeven de voogdij over [minderjarige 1] te willen uitoefenen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige 1] is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd en dat de William Schrikker Stichting de belangrijke beslissingen over hem gaat nemen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens: C/02/323926 / FA RK 16-6930
datum uitspraak: 18 april 2017

beslissing over het stopzetten van het gezag van de moeder

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NL, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Breda,
betreffende
[minderjarige 1]geboren op 22 mei 2001 te Tilburg, hierna te noemen [minderjarige 1] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige 1] , voornoemd,

[belanghebbende] , hierna te noemen de moeder,

wonende te Breda,
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,hierna te noemen de William Schrikker Stichting,
wonende te Amsterdam.
De rechtbank vindt het belangrijk dat de moeder van [minderjarige 1] de beslissing van de rechtbank begrijpt. De rechtbank heeft daarom geprobeerd haar beslissing in begrijpelijke taal uit te leggen.

Welke papieren heeft de rechtbank gekregen?

De rechtbank heeft de volgende papieren gekregen:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 28 november 2016, ingekomen bij de griffie op 30 november 2016;
- de instemmingsverklaring d.d. 24 november 2016 van de William Schrikker Stichting.
Op 21 maart 2017 heeft de rechtbank gepraat met de moeder van [minderjarige 1] en met mensen van de Raad en de WSG. Verder is er niemand bij het gesprek geweest.

Wat is er tot nu toe gebeurd?

De moeder heeft het gezag over [minderjarige 1] .
De kinderrechter heeft op 5 maart 2013 besloten dat [minderjarige 1] onder toezicht moest worden gesteld.
Op 14 november 2013 heeft de kinderrechter besloten dat [minderjarige 1] niet meer bij de moeder kon blijven wonen.
Sinds 3 november 2015 woonde [minderjarige 1] in het gezinshuis. [minderjarige 1] woont sinds 13 januari 2017 op een groep.
Er is nog steeds een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing.
De William Schrikker Stichting heeft de rechtbank laten weten dat zij de voogdij over [minderjarige 1] wil uitoefenen.

Wat vraagt de Raad aan de rechtbank?

De Raad vraagt de rechtbank het gezag van de moeder stop te zetten. Als de rechtbank ook vindt dat dit nodig is, dan vindt de Raad dat de William Schrikker Stichting de voogdes van [minderjarige 1] moet worden. Een voogdes is een man, vrouw of een instelling die belangrijke beslissingen over een kind neemt.

Wat heeft de Raad in het gesprek met de rechter verteld?

De Raad heeft in het gesprek met de rechter verteld dat de Raad lang heeft nagedacht over het stopzetten van het gezag van de moeder. De Raad ziet dat de moeder voor [minderjarige 1] heel belangrijk is. [minderjarige 1] kan geen betere moeder hebben. De Raad vindt dat [minderjarige 1] niet meer terug naar huis kan. Het stopzetten van het gezag zorgt voor duidelijkheid bij [minderjarige 1] en bij de moeder. De William Schrikker Stichting moet de belangrijke beslissingen over [minderjarige 1] gaan nemen. Zo hoeft de moeder alleen een lieve moeder te zijn bij wie [minderjarige 1] zijn verhaal kwijt kan. Er moet worden besproken of de moeder [minderjarige 1] vaker kan zien.

Wat heeft de moeder van [minderjarige 1] in het gesprek met de rechter verteld?

De moeder van [minderjarige 1] heeft in het gesprek met de rechter verteld dat zij het maar niets vindt dat haar gezag misschien wordt stopgezet. Als dit gebeurt, dan gaat de moeder stuiteren en werkt zij nergens meer aan mee. De moeder wil haar gezag houden. Het gaat nu goed. De moeder praat met [minderjarige 1] . [minderjarige 1] komt vaak bij de moeder op bezoek. De moeder zou het fijn vinden als [minderjarige 1] vaker op bezoek zou komen. Zij vindt dit gezellig. De moeder kan sommige beslissingen wel nemen samen met de William Schrikker Stichting en andere beslissingen niet. De moeder wil de beslissingen samen met de William Schrikker Stichting blijven nemen.

Wat heeft de William Schrikker Stichting in het gesprek met de rechter verteld?

De William Schrikker Stichting heeft in het gesprek met de rechter verteld dat [minderjarige 1] niet bij de moeder kan wonen. [minderjarige 1] woont niet meer in het gezinshuis, omdat de kinderen van de gezinshuismoeder hebben verteld dat [minderjarige 1] te ver is gegaan met zijn gedrag. Dat had met seks te maken. De politie doet hier nu onderzoek naar. [minderjarige 1] woont nu op een groep, maar het is nog niet duidelijk of [minderjarige 1] hier ook zal blijven wonen. [minderjarige 1] kan niet meer in het gezinshuis wonen.

Wat vindt de rechtbank?

In de wet (artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek) staat opgeschreven wanneer de rechtbank het gezag van een moeder en/of een vader kan stopzetten. De rechtbank kan in de situatie van [minderjarige 1] en zijn moeder het gezag alleen stopzetten als er erge zorgen bestaan over [minderjarige 1] en het de moeder niet lukt om [minderjarige 1] (binnenkort) zelf te verzorgen en op te voeden. De rechtbank denkt dat dat zo is.
De rechtbank heeft alle papieren gelezen en heeft op de zitting goed naar de moeder van [minderjarige 1] , naar de Raad en naar de William Schrikker Stichting geluisterd. [minderjarige 1] staat vier jaar onder toezicht en is drie jaar en vijf maanden geleden uit huis geplaatst. [minderjarige 1] heeft de afgelopen jaren in een gezinshuis gewoond. In het gesprek met de rechter heeft de William Schrikker Stichting verteld dat [minderjarige 1] niet meer in het gezinshuis woont. Het is nog onduidelijk waar [minderjarige 1] nu gaat wonen. De rechtbank zal toch een beslissing nemen over het stopzetten van het gezag. De rechtbank heeft gelezen dat een beslissing over het stopzetten van het gezag voor [minderjarige 1] en de moeder belangrijk is. Als de rechtbank geen beslissing neemt, zorgt dit voor onrust en wantrouwen. Dit is niet goed voor [minderjarige 1] .
De rechtbank heeft gelezen dat [minderjarige 1] het liefst zo weinig mogelijk aan zijn zorgen en aan vroeger denkt. [minderjarige 1] is onzeker. [minderjarige 1] vindt het moeilijk om volwassenen te vertrouwen. Ook vindt hij het moeilijk om volwassenen om hulp te vragen. De moeder heeft zelf ook problemen. Zij heeft hierdoor veel hulp nodig. De afgelopen jaren hebben hulpverleners geprobeerd de moeder te helpen bij het opvoeden en verzorgen van [minderjarige 1] . De moeder heeft erg haar best gedaan. De rechtbank ziet dat de moeder [minderjarige 1] zo goed mogelijk heeft geprobeerd te verzorgen en op te voeden. Door de situatie waarin de moeder zit, is de opvoeding en de verzorging die de moeder [minderjarige 1] kan bieden niet voldoende voor [minderjarige 1] . De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat [minderjarige 1] niet meer terug naar huis kan. [minderjarige 1] moet ergens anders volwassen worden. Na het lezen van alle papieren en na het praten met de moeder van [minderjarige 1] , de Raad en de William Schrikker Stichting vindt de rechtbank dat het nu het beste is voor [minderjarige 1] dat het gezag van de moeder wordt stopgezet. Dit betekent dat de moeder altijd de moeder van [minderjarige 1] blijft, maar dat zij geen belangrijke beslissingen meer over [minderjarige 1] hoeft te nemen.
De rechtbank zal beslissen wie dan de belangrijke beslissingen over [minderjarige 1] moet nemen. De man, vrouw of instelling die deze beslissingen neemt, wordt een voogdes genoemd (artikel 1:275, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek). De William Schrikker Stichting heeft aan de rechtbank verteld dat zij wel de belangrijke beslissingen over [minderjarige 1] wil gaan nemen. De rechtbank heeft gelezen dat [minderjarige 1] en de moeder aan de Raad hebben verteld dat de William Schrikker Stichting het beste de belangrijke beslissingen kan nemen. De rechtbank is het met de moeder en [minderjarige 1] eens.
Samengevat betekent dit dat de rechtbank zal beslissen dat het gezag van de moeder wordt stopgezet. De rechtbank beslist ook dat de William Schrikker Stichting de belangrijke beslissingen over [minderjarige 1] gaat nemen.

De beslissing van de rechter

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [belanghebbende] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] over [minderjarige 1] ;
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarige de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. Huiskamp, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Saelman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch